Gerhard Peters [e-l]
Gerhard Peters [e-l]
Gerhard Peters [e-l], geboren op donderdag 10-07-1862 te Esens [Deu], boerenknecht (1887), arbeider (1929), overleden op zondag 22-12-1929 te Groningen.

trouwt op zaterdag 21-05-1887 te Uithuizen, (ontbonden door overlijden op zondag 22-12-1929 te Groningen)
met

Trijntje Kremer [f-l], dochter van Henderikus Hendriks Kremer [v-l] en Helena Harms (Hilje) Frans [v-l], geboren op zaterdag 10-11-1860 te Uithuizen, overleden op vrijdag 20-02-1942 te Uithuizermeeden.

Trijntje Kremer [f-l].
Naam.
--» Haar naam komt uit haar geboorteacte van 12-11-1860 te Uithuizen.
Beroep.
--» Dienstmeid (1887), Zonder (1942).
Geboorte.
--» 12-11-1860: No 75: In het jaar duizend achthonderd en zestig, den twaalfden November, voor ons Burgemeester, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente UITHUIZEN, Arrondissement APPINGEDAM, Provincie GRONINGEN, is verschenen Hindericus Kremer, oud zevenenveertig jaren, van beroep daglooner, wonende te Uithuizen, dewelke heeft verklaard, dat op den tienden November dezes jaars des avonds te tien uur, te Uithuizen, een kind is geboren van het vrouwelijk geslacht, aan hetwelk de voornaam Trijntje zal gegeven worden; van welk kind vader is Hindericus Kremer, daglooner te Uithuizen en moeder deszelfs echtgenoote Hilje Frans, van beroep dagloonster mede aldaar wonende. En is deze aangifte en verklaring geschied in tegenwoordigheid van Jacob Zelvius, oud achtenentwintig jaren, van beroep daglooner, wonende te Uithuizen, en van Writtinus Lich, oud tweeendertig jaren, van beroep fungerende secretaris, wonende te Uithuizen. Waarvan deze akte dadelijk is ingeschreven op de beide geboorte registers dezer gemeente, en na gedane voorlezing aan comparant en de getuigen, door dezelve nevens ons Ambtenaar van den Burgerlijken Stand is geteekend; verklarende de comparant niet te kunnen teekenen, als hebbende geen schrijven geleerd.
Huwelijk.
--» 21-05-1887: No 14: In het jaar duizend achthonderd zeven en tachtig, den eenentwintigsten der maand Mei verschenen voor ons Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Uithuizen, arrondissement en provincie Groningen, in het gemeentehuis ten einde een huwelijk aan te gaan: Gerhard Peters oud vier en twintig jaren, van beroep boerenknecht wonende alhier, geboren te Esens Koningrijk Pruissen, meederjarige zoon van Jacob Claassen Peters, metselaar en van Johanna Tholen, zonder beroep, wonende te Esens voormeldt welke bij hierbij overgelegde authenthieke acte hunne toestemming tot het aangaan van dit huwelijk hebben gegeven - en - Trijntje Kremer oud zes en twintig jaren, van beroep dienstmeid wonende alhier en geboren te Uithuizen meerderjarige dochter van Hindericus Kremer, overleden en van Hilje Frans dagloonster, wonende alhier, hierbij verschenen en hare toestemming tot dit huwelijk gevende - en hebben comparanten daarop aan ons onder eede verklaard dat hoewel de voornaam van haar vader in de hierbij voorgelegde stukken verschillend voorkomt hij toch echt een en dezelfde persoon is. Voorts hebben comparanten aan ons overgelegd a. hunne geboorteacte, b. een bewijs dat comparant geener plichten ten aanzien der Militie te volbrengen heeft gehad en c. een overlijdensextract van haar vader. De beide afkondigingen van dit huwelijk hebben zonder stuiting plaats gehad in de gemeente Uithuizen, op den zeventienden en den vierentwintigsten April dezes jaars blijkens hierbij overgelegt bewijs. Waarna wij hun in het openbaar hebben afgevraagd, of zij elkander aannemen tot echtgenooten, en getrouwelijk alle plichten zullen vervullen, welke door de wet aan den huwelijken staat verbonden zijn, hetwelk door hen uitdrukkelijk met Ja beantwoord zijnde, hebben wij in naam der wet uitspraak gedaan, dat zij door den echt aan elkander verbonden zijn. In tegenwoordigheid van Ebel Kremer, oud negenendertig jaren, van beroep daglooner, haar broeder, Roelf Pieters Hoff, oud twee en zeventig jaren, van beroep gemeentebode, Jan Vogel, oud zesendertig jaren, van beroep daglooner, Pieter Huizinga, oud drieentwintig jaren, van beroep zonder, allen wonende alhier en de drie laatsten aan comparanten niet verwant. Van al hetwelk door ons deze akte is opgemaakt en na gedane voorlezing door de comparanten, de getuigen en ons is geteekend verklarende haar moeder geen schrijven te hebben geleerd.
Overlijden.
--» 23-02-1942: No 18. Heden drieentwintig Februari negentienhonderd twee en veertig, verscheen voor mij ambtenaar van den burgerlijken stand der gemeente Uithuizermeeden: Peters, Hendrik, oud achtendertig jaren, electriciën wonende te Uithuizermeeden die verklaarde, daarvan uit eigen wetenschap kennis dragende, dat op twintig Februari deze jaars, des voormidaags te half acht uur, in deze gemeente is overleden Kremer, Trijntje, oud éénentachtig jaren, zonder beroep, geboren te Uithuizen, wonende te Uithuizermeeden, weduwe van: Peters, Gerhard, dochter van: Kremer, Hindericus, en van: Frans, Hilje, beiden overleden. Waarvan akte, welke is voorgelezen
.


Focke Sioerts
Focke Sioerts [e-kk], geboren voor 03-1656 vermoedelijk te Kollumerzwaag, overleden tussen 01-1697 en 02-1697 te Kollumerzwaag.

Focke Sioerts [e-kk].
1672 03 15 Kollumerland weesboek nr. 97 folio 97. Compareerden Focke Rodmers tot Kollumerzwaag voor hemzelf, Else Ballings als vader en wettige voorstander over zijn kinderen bij wijlen Trijntje Rodmers in echte verwekt, Grietje Rodmers huisvrouw van Sierk Harmens, Oetske Rodmers huisvrouw van Focke Sjoerds, dezelve zo veel als nodig geassisteerd met hun mannen, tesamen kinderen, kindskinderen en erfgenamen van wijlen Rodmer Marks en Tieets Jurriaans in tijden echtelieden op Kollumerzwaag om te maken scheiding en deling van de landen waarvan Rodmer Marks cum uxore eigenaar was. Zodoende zijn de landen in vier originele delen gelegd en zijn er lootcedullen van gemaakt. In zulks doende is door Focke Rodmers het eerste lot getrokken waarin de navolgende landen getekend waren: Ten eerste zekere drie mad mieden gelegen in de wester lege Bolten op Swagermieden ; en twee mad mieden mede aldaar gelegen tesamen bezwaard met 1½ roede en 3 voet dijks met nog de oostelijke helft van zes roeden veenbey (wei?) in het westeinde van Kollumerzwaag voornoemd gelegen ; en de helft van tien pondematen fenland mede onder Kollummerzwaag gelegen in de grietenij Dantumadeel, vrij van lasten. Bij Else Ballings zekere twee akkers bouwland strekkende van de Heerweg tot aan de Swedde met bomen en plantages ; nog een stukje veenbey(?) en een akker bouwland aan bovengenoemde akkers gelegen tesamen belast met een floreen rente en acht stuivers 12 penningen in de algemene schattinge ; en drie pondematen zijlschatting samen met bovengenoemde twee akkers met reed en drift. Door Grietje Rodmers, gesterkt met haar man, is getrokken het derde lot bestaande uit de volgende landen: ten eerste zekere dardehalf (is 2½) akker bouwland mede op Kollumerzwaag gelegen strekkende van de Heerweg tot achter aan de Swedde met versloting en drie pondematen zijlschatting (zijl is brug of duiker) ; ten tweede in een stukje hoogveen in het westereinde van Kollummerzwaag gelegen ; ten derde een klein schuurtje (huisje) mede aldaar gelegen staande op de landen de pastorie toebehorende voorheen bij voornoemde Rodmer Marks bewoond doch staande op een erf bruick?, waaraf hij geen acties zal mogen pretenderen. Insgelijks het vierde lot getrokken door Oetske Rodmers geassisteerd met haar man bestaande uit de navolgende landen: ten eerste de westerhelft van de voornoemde veenbeyen en de helft van de tien pondematen fenland beide hiervoor.
in het lot van Focke Rodmers geëxpresseerd, vrij van lasten ; ten tweede in twee pondematen mede in de westeregge op Swagermieden gelegen ; ten derde in twee pondematen mieden mede op Swagermieden op de westerbolten gelegen en nog een mad mieden op de oosterbolten tesamen bezwaard met met een oord floreen en anderhalve roede en drie voet dijksflorenen ; doch in den expresse geconditioneerd so den landen met swoerdere en meerdere lasten mochten zijn beswaert als hierboven bij ieder lot is geexpresseert zulks sal komen tot gemene lasten gelijk ook so bij interest. Volgen handtekeningen van Else Ballings, Focke Rodmers, Grietie Rodmers en Oetske Rodmers.
1697 02 09 KOL weesb. 92 blz. 107 Levende have getaxeerd door Tijs Tijsen, Teecke Lourens en Harmen Wybes. Erfenis van Oedske Rodmers en Focke Sioerdts, el. Jan Sjoerds curator over Trijn Fockes 18 en antie Fockes 15 jaar. Rodmer Fockes voor hemzelf. Jeltie Fockes huisvrouw van Meindert Teeckes. Tietske Fockes huisvrouw van Rodmer Fockes te Veenklooster. enz. enz.x.
bron: Jan Portengen: Focke Sjoerds is overleden en in 1697 wordt een scheiding van goederen opgemaakt in diens boerderij. Aanwezig zijn Harmen Wybes, Tijs Tijsen en Taeke Lourens om de inboedel en de levende have te taxeren. Voorts Oetske Rodmers, de weduwe van Focke Sjoerds en haar kinderen Trijntje en Antje. Die heten nog minderjarig maar kunnen hun mannetje al staan! Tenslotte haar zoon Rodmer en dochter Jeltje. Zij is vergezeld van haar man Meindert Taekes.
1697 02 09 Kollumerland authoristies. Curator Jan Sjoerds te Oudwoude over Trijn 18 en Antje 15 jaar, kinderen van Focke Sjoerds, overleden en Oetske Rodmers
.

trouwt circa 1679 te Kollumerzwaag, (ontbonden door overlijden in 01-1697 te Kollumerzwaag)
met

Oedske Rodmers [f-kk], dochter van Rodmer Marckx [v-kk] en Tieets Jurriens [v-kk], geboren voor 03-1656 vermoedelijk te Kollumerzwaag, overleden na 1697 vermoedelijk te Kollumerzwaag.

Oedske Rodmers [f-kk].
1672 03 15 Kollumerland weesboek nr. 97 folio 97. Compareerden Focke Rodmers tot Kollumerzwaag voor hemzelf, Else Ballings als vader en wettige voorstander over zijn kinderen bij wijlen Trijntje Rodmers in echte verwekt, Grietje Rodmers huisvrouw van Sierk Harmens, Oetske Rodmers huisvrouw van Focke Sjoerds, dezelve zo veel als nodig geassisteerd met hun mannen, tesamen kinderen, kindskinderen en erfgenamen van wijlen Rodmer Marks en Tieets Jurriaans in tijden echtelieden op Kollumerzwaag om te maken scheiding en deling van de landen waarvan Rodmer Marks cum uxore eigenaar was. Zodoende zijn de landen in vier originele delen gelegd en zijn er lootcedullen van gemaakt. In zulks doende is door Focke Rodmers het eerste lot getrokken waarin de navolgende landen getekend waren: Ten eerste zekere drie mad mieden gelegen in de wester lege Bolten op Swagermieden ; en twee mad mieden mede aldaar gelegen tesamen bezwaard met 1½ roede en 3 voet dijks met nog de oostelijke helft van zes roeden veenbey (wei?) in het westeinde van Kollumerzwaag voornoemd gelegen ; en de helft van tien pondematen fenland mede onder Kollummerzwaag gelegen in de grietenij Dantumadeel, vrij van lasten. Bij Else Ballings zekere twee akkers bouwland strekkende van de Heerweg tot aan de Swedde met bomen en plantages ; nog een stukje veenbey(?) en een akker bouwland aan bovengenoemde akkers gelegen tesamen belast met een floreen rente en acht stuivers 12 penningen in de algemene schattinge ; en drie pondematen zijlschatting samen met bovengenoemde twee akkers met reed en drift. Door Grietje Rodmers, gesterkt met haar man, is getrokken het derde lot bestaande uit de volgende landen: ten eerste zekere dardehalf (is 2½) akker bouwland mede op Kollumerzwaag gelegen strekkende van de Heerweg tot achter aan de Swedde met versloting en drie pondematen zijlschatting (zijl is brug of duiker) ; ten tweede in een stukje hoogveen in het westereinde van Kollummerzwaag gelegen ; ten derde een klein schuurtje (huisje) mede aldaar gelegen staande op de landen de pastorie toebehorende voorheen bij voornoemde Rodmer Marks bewoond doch staande op een erf bruick?, waaraf hij geen acties zal mogen pretenderen. Insgelijks het vierde lot getrokken door Oetske Rodmers geassisteerd met haar man bestaande uit de navolgende landen: ten eerste de westerhelft van de voornoemde veenbeyen en de helft van de tien pondematen fenland beide hiervoor.
in het lot van Focke Rodmers geëxpresseerd, vrij van lasten ; ten tweede in twee pondematen mede in de westeregge op Swagermieden gelegen ; ten derde in twee pondematen mieden mede op Swagermieden op de westerbolten gelegen en nog een mad mieden op de oosterbolten tesamen bezwaard met met een oord floreen en anderhalve roede en drie voet dijksflorenen ; doch in den expresse geconditioneerd so den landen met swoerdere en meerdere lasten mochten zijn beswaert als hierboven bij ieder lot is geexpresseert zulks sal komen tot gemene lasten gelijk ook so bij interest. Volgen handtekeningen van Else Ballings, Focke Rodmers, Grietie Rodmers en Oetske Rodmers.
Op 19 mei 1679 leende het echtpaar Sierck Harmens en Grytie Rodmers 150 gg aan Focke Sioerts en Oetske Rodmers (zuster van de vrouw), echtelieden te Kollumerzwaag.
1697 02 09 KOL weesb. 92 blz. 107 Levende have getaxeerd door Tijs Tijsen, Teecke Lourens en Harmen Wybes. Erfenis van Oedske Rodmers en Focke Sioerdts, el. Jan Sjoerds curator over Trijn Fockes 18 en antie Fockes 15 jaar. Rodmer Fockes voor hemzelf. Jeltie Fockes huisvrouw van Meindert Teeckes. Tietske Fockes huisvrouw van Rodmer Fockes te Veenklooster. enz. enz.x
.


Ida Meijnders
Ida Meijnders [v-w], geboren op donderdag 19-11-1693 te Godlinze, Nederlands Hervormd, overleden na 01-1736 vermoedelijk te Godlinze.

Ida Meijnders [v-w].
--» 01-06-1732: Met attestatie van Spijk aangenomen als lidmaat van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het twede avondm. is gehouden d. 1 Junij en is met kerkelijke attestatie van Spijk angekomen en toegelaten Isebrandt Doekes en Idie Meijnders.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm)
.

trouwt voor 1719 vermoedelijk te Spijk
met

Isebrandt Doekes [v-w], geboren voor 1703 vermoedelijk te Spijk, overleden na 06-1740 vermoedelijk te Godlinze.

Isebrandt Doekes [v-w].
--» 01-06-1732: Met attestatie van Spijk aangenomen als lidmaat van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het twede avondm. is gehouden d. 1 Junij en is met kerkelijke attestatie van Spijk angekomen en toegelaten Isebrandt Doekes en Idie Meijnders.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm).
--» 11-03-1735: Genoemd als diaken van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het eerste avondmaal deses jaars is gehouden den 11 Martij omtrent dese tijde is in plaats van Klaas Kornelis tot diaken verkoren Isebrandt Doekes.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm).
--» 05-06-1739: Conflict als diaken met een ouderling in de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het 2de d. 7 Junij dog NB is omtrent dese tijdt een droevig verschil ontstaan blijkbaar in de volgende acten.
Acta van de kerkenraadt van Godlinse d. 5 Junij 1739 en in ‘t vervolg betreffende de twisten tusschen den enen ouderling Jan Berents en de diakonen Isebrant Doekes en Jacobus Niklaas.
Art 1.
De staat des verschils is kortelijk en voornamelijk (sullende het overige in ‘t vervolg wel ingelascht worden) dat op den dag dat volgens het versoek van de gansche Kerken-raadt, een vrouwspersoon onder de Diakonij alhier zijnde van de Ed. Heer Rigter gestraft wordende, Jan Berents eerst tot den enen en in ‘t vervolg tot beijde diakonen gesegt hadde, dat men sien most waar de schult was, dewijle dat mensch so weijnige middelen had om te bestaan, en sij so slegt onderhouden wierde als of hier hare diefstal te soeken was, en dit (so als gesegt wierde dat ook niet tegen gesproken is) ten anhoren van andere, waardoor vrij de diakonen gesegt wierden als oorsaken van dat gebeurde onheijl of immers daar toe gelegentheijdt hebbende gegeven.
Art 2.
De ouderlingh en diakonen na enige woorden wisseling hier over nog op desen eijgen morgen haar vervoegende bij de predikant vielen er vele woorden voor en ging het so ver dat de ouderling Jan Berents tot de diaken Jacobus Niklaas teffens Damvaarder seijde en wel in een sigtbare en hoorbare boosheijdt, dat hij (diaken) in den Dam voor dronken en mal bij de strate liep, waarop Jacobus de overige leden der Kerkenraadt tot getuigen nam, eijsschende dat dat bewesen wierde, dese ouderling onder anderen antwoordende dat dat is genoeg gesegt wierde, de diaken dat hij de getuichenissen eijsschte.
Art 3.
De predikant en de andere ouderling het ene en het andere doe overwegende, oordeelden 1. dat Jan Berents te beschuldigh was in opsigt van de tijdt der beschuldiging (als zijnde op de tijdt der sententie en rigterlijke executie doen vele met eenmalle bermhertigheijdt haar vertoonden) in opsigt van de plaatse en wijse der beschuldiging, als geschiedende buiten de kerkenraadt en vrij driftig gelijk thans de al te grote driftigheijdt in de eerste ‘t samenkomst ook in de regtvaardiging sijner sake sig seer duidelijk vertoonde, ja ook in de beschuldiging selfs, terwijle wij alle wel wisten dat het sober met dat mensch was, maar teffens wisten dat dat haar eijgen schult was als, luij slordig agteloos in opsigt van haar selfs, en haren kinderen opvoeding, sij anders meerder krijgende als andere arme, om welke geseide redenen haar ook wel voor een korte tijdt ijts onthouden was, verder dat het nu ook gansch de tijdt niet was om haar meerder te geven om der menschen boosheijdt, der verder gesegt wordende dat de diakonen in desen na het goedtvinden der Kerkenraadt gedaan hadden en deswegens niet so seer sij als wel de gansche Kerkenraadt te beschuldigen was, en wel in het besonder Jan Berents als die in desen noojt ijts in de Kerkenraadt (so veel belecht was) gesegt had, schoon ook daar de Diakonij- saken in het laaste verhandelt wierden, en er telkens gevraagt wierde of ijmandt nog ijts voor te stellen had, dit nu niet geschieden zijnde, ja, hij (Jan Berents) selfs het mede goetgevonden hebbende om het kennelijke versoek an den Regter te doen, toepast niet dan nu sulcken handeling, mag men vragen? Art 4 De Kerkenraadt wederom vergadert zijnde d. 31 te Maj, op dit laatste stuk van Jan Berents selfs geoppert wordenden 2. Dat in opsigt van de gedane beschuldiging van Jan Berents tegens Jacobus Niklaas dit verschoven wierde tot de naaste vergadering der Kerkenraadt, om dan na bevinding van saken te handelen, na dat de beschuldiging behoorlijk bewesen wierde of niet.
Art 4.
De Kerkenraadt wederom vergadert zijnde den 31 Maj, en dit laatste stuk van Jan Berents selfs eerst geoppert wordenden, eijschte Jacobus Niklaas de getuigen tegens hem ten bewijse van de regtmatigheijdt der beschuldiging tegens hem ingebragt, Jan Berents die niet hebbende en Jacobus Niklaas die eijschende was het besluit der kerkenraadt dat de kerkenraadt wederom den 5 Junij soude vergaderen en dat Jan Berents sijne stukken en blijken als dan soude inbrengen.
Art 5.
De kerkenraadt op den 5 Junij weder vergadert zijnde, seide Jan Berents dat hij geen getuigen gesogt hadde, nog soeken soude, terwijle de sonde al groot genoeg was, en niet meerder behoefde te worden, en dat de sake beter in der minne wierde afgedaan, waar op Jacobus Niklaas gehoort zijnde accordeerde hij dit ook, dog onder dese conditie dat Jan Berents, hem openbaar in de tegenwoordigheijdt der gansche kerkenraadt gesmaat en gehoont hebbende, hem ook aldaar wederom opentlijk eerde, en schultbekentenis dede. De kerkenraadt was mede genegen tot ene minnelijke en teffens betamelijke inschikking, en hoorde Jan Berents hierop, dewelke seijde dat hij, wel schultbekentenis wilde doen, indien de diakonen dat ook deden, en anders niet, dewijle die eijgentlijke oorsaken der quaestie waren, als hebbende hem in ene en andere opsigt niet wel behandelt, te weten Isebrandt Doekes (de ouste diaken) soude gesegt hebben, dat hij (ouderling J. B.) in Jan Harms huis hadde staan te luisteren, dat vrij slegt was, en dat, Jacobus Niklaas sulke gedagten van hem geuitet had, als of hij hem hadde willen slaan, het gene immers seer slegt was. Dese diakonen hierop gehoort zijnde seijde Isebrant Doekes dat hij niet meer wiste wat er in dese gesegt was, en Jacobus Niklaas dat hij (J. B.) bij de eerste ontmoetinge hem bij de borst vattende en schuddende met een scherp gelaat en woorden, hij was bang geworden in dese opsigt, andersints niet bepalende wat hij (J. B.) hadde willen doen. Inmiddels is het in desen dus ook geweest dat bij vele woorden- wisselingh het eerste geval of oorspronk deser elende wederom gerept wierde, de diakonen klagende dat sij in haar ere en ampt wierden angetast.
Art 6.
De predikant en ouderling het ene en het andere horende oordeelden op het laastgemelde dat de klagte der diakonen regtmatig was, en dat haar gevoelen te voren art. 3 gemelt als nog het selve zijn moste om redenen daar gesegt, en verder betreffende de beschuldiging tegens I. D. de wijle hij (I.D.) betuigde niets met sekerheijdt in desen te weten, of te konnen seggen, en Jan Berents geen getuigen had, dat sij bijgevolg in desen geen regters konden zijn, dewijle de nodige stukken en blijken ontbraken, en wat de saak van J.N. betrof, dat sij daar over al so min regters konden zijn, dewijle er nog oor nog ooggetuigen in desen waren behalven dat I.D. bij het begin deser handeling zijnde geweest seijde, dat hij vresende dat het te hoog lopen soude, en sijne nature ook gaande worden sig deswegens ontrokken hadde: wat voor het slot de ouderling J.B. betrof in opsigt van het verwijt an J.N. gedaan en sijne verklaringe als nu oordeelde de pred. en ouderling willende (als een van beijden zijn soude) liever beschuldigt worden van te grote langsaamheijdt als haastigheijdt in sulken droevigh voorval, dat op de naaste vrijdag men hierover wederom vergaderen soude, en dat dan J.B. of schultbekentenis soude doen, of het geseide met suffisante getuigen bewijsen, opdat sij op goede gronden de sake konden afdoen, gevende het verder (terwijle de sake niet afgedaan was) an de conscientie van ider der partie over, hoe van haar in opsigt van het avondm. (overmorgen te houden) sij te handelen.
Art 7.
De Kerkenraadt op haar laatste besluit wederom vergadert zijnde d. 12 Junij, verschenen J.B. ouderling en de genoemde diakonen voor de pred. en de ouderling Balster Gerrijts Elema, de pred. stelde voor het besluit te voren genomen dat of nu met suffisante getuigen de beschuldiging tegens J.N. bewesen moste worden, of een betamelijke schultbekentenis geschieden, hier op antwoorde Jan Berents dat hij de getuigen so seer niet soeken soude, en dat hij sig beriep op de conscientie van J.N. en het getuichenisse van meester Sjabbe Dreeuws, volgens de eijgene belijdenis van J.N. an hem gedaan, en van hem an J.B. bekent gemaakt waarop J.N. antwoorde dat sijne conscientie hem in desen niet beschuldigde, en dat hij meester Sjabbe soude halen, en dat hij wel wiste dat die dat getuichenisse niet geven souden, gelijk ook J.B. selfs beleedt dat meester Sjabbe de geseide beschuldiging niet bevestigen souden, de predikant hier op seggende dat hem (J.B.) een quartier uir tijdts gegeven wierde, de getuigen te brengen, was sijne antwoordt, misschien zijn sij niet te huis en ook kan ik se hier niet dragen dragen, sonder dat hij uitstel van tijde versogte waar op hij verder seijde dat hij de beschuldiging tegens J.N. niet meer wiste (so als wij die alle en elk in ‘t bijsonder wisten en die (soals te voren gesegt is art. 3) seijden) en dat het wel so wesen konden als wij seijden, en ook niet, waar op de andere ouderling vragende of hij meijnde dat wij geen waarheijdt seijden was sijne antwoordt, het gebeurt wel so, seggende verder (om niet alle woorden over en weder te schrijven dog maar alleen het voorname daar het eijgentlijk of voornamentlijk op an koomt, sonder ijts agter te laten so ver ons enigsints bewust is, dat enigsints tot voordeel van J.B. zijn konde) dat hij die beschuldiging niet soude bewijsen, en ook geen schultbekentenis doen die geeischt wierde, of de diakonen souden ook in geseide opsigten het selve doen, in opsigt van welk stuk wederom geantwoordt zijnde als te voren en dat dit onder een confuze der Kerkenraadt niet viel, de sake ook seer ongelijk zijnde, dat so de diakonen in haar ere en ampt wordende angetast, antwoorde J.B. dat men regt moste oordelen en niet op twee schouderen dragen en forte dat men in sijn oordeel niet partijdig niet eensijdig zijn mosten.
Art. 8.
De pred. en ouderling duidelijk vernemende dat J.B. nog het ene nog het andere wilde doen, haar sakelijk in haar regtmatige eijsch bespottede, terwijle hij telkens met veel drift en woorden het selve of ijts dat veel te min was bijbragt, heeft geoordeelt dat in opsigte van het gemelde verschil en de gedragingen van J.B. in desen hij als een lasteraar van sijn mede-mensch, en als een ongehoorsame an de Kerkenraadt mosten angeteikent worden, en gesuspendeert van sijn ampt als ouderling en van het H. Avondmaal tot die tijdt dat hij op een gepaste wijse schultbekentenisse dede welke suspensie en geseide conditie hem dan ook angesegt is, oordelende de Kerkenraadt dat men gene bewijsen wederom moste eijsschen, om dat dan de sake noojt afgedaan wierde, hij vele weken tijdt daar toe gehadt had, ja voorgaf des conscientie werk van te maken om afteswaken[?] te soeken, te meer daar hij gesegt had dat hij se niet soeken soude en te meer daar hij meer dan eens gesegt had, schultbekentenis te willen doen als de andere het ook deden, terwijle hij een regte schultbekentenis verstaande (so als men immers soude moeten oordelen) sig selfs dus schuldig seide of ene valse om der vrede wille of wat het zijn mogte immers dan deswegens censurabel was.
Art. 9.
De vergadering hier op vertrokken zijnde uit de Kerk, ging J.B. na sijn huis en de predikant ouderling en diakonen na de pastorij om verder hier over te spreken, en ging dit teffens so, dat J.B. al vrij, ijts voor uit zijnde, wederom terugge quam in boosheijdt seer scherp en hoorbaar seggende of (mogelijk liever) roepende Domine roep het maar van de predikstoel af op dat elk het wete, welke woorden de Kerkenraadt in anmerking genomen heeft om tegens J.B. gebruikt te worden indien hem in ‘t vervolg nodig geoordeelt wierde, gelijk ook de honende woorden tegens de Kerkenraadt art. 7[?] gemelt hebbende de Kerkenraadt nu maar geoordeelt over het gene sij nodig agte om de gemelde quastie ten einde te brengen.
Dese 9 artikelen zijn van de predikant en ouderling B. G. Elema in waarheijdts teiken nnderteikent.
A. Stegnerus pred. te Godlinse.
Balster Gerrits Elema.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm).
--» 05-06-1740: Genoemd als diaken van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het twede d. 5 Junij 1740 terwijle in de te voren gehoudene Kerkenr. Isebrant Doekes als diaken sijn demissie versogt en bekomen heeft en in die selfe plaats met eenparige stemmen verkoren is P. Emmelcamp.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Meindert*1721 Spijk †1760 Holwierde 39
Jantjen*1723 Spijk †1773 Godlinze 50
Doeke~1725 Godlinze †1768 Godlinze 42
Klaas~1729 Godlinze †1784 Godlinze 55
Jan~1732 Godlinze    
Luitje~1736 Godlinze    
Lijsebeth*1723 Spijk †1763 Oosternieland 40


Antie Jans
Antie Jans [e-kk], geboren voor 1638 vermoedelijk te Kollumerzwaag, overleden in 10-1672 te Kollumerzwaag.

Antie Jans [e-kk].
bron: Jan Portengen: 1667. Mark Rodmers, de man van Antje Jans, was overleden. Er waren twee weeskinderen Hiltje Marks, oud 13 jaar en Jan Marks haar broertje. Taeke neemt de vaderlijke zorg voor de kinderen op zich en trouwt met de weduwe. Een oom van de kinderen, Focke Rodmers, wordt curator. Focke Rodmers doet in 1683 rekeningbewijs als curator over Hiltje en Jan Marks. Aan Taeke Meinderts als vader en voorstander van Meindert en Stijntje Jans bij Antje Jans in echte verwekt. Hetgeen dus wel een verschrijving van de scribent moet zijn. Immers, hoe kan Taeke Meinderts de vader zijn van Meindert en Stijntje Jans? Lees dus Meindert en Stijntje Taekes. In 1694 wordt er inventaris opgemaakt van de goederen van Grietje Rodmers en Sierk Harmens, beiden dan al overleden. Taekes aangetrouwde zwager en schoonzuster. In de rekening staat: Taeke Meinderts komt van winkelwaren 2-12-8. Had hij een winkeltje, was het een marskramer? In 1696 tenslotte blijkt Taeke Meinderts aangesteld te zijn als curator over Tietske, oud 7 jaar, kind van Antje Wiegers en Lammert Annes. Het is het laatste levensteken van Taeke.
1667 03 29 Kollumerland authorisaties. Focke Rodmers op Kollumerzwaag volle oom en Sierk Harmens te Westergeest aangetrouwde oom cur. over de twee weeskinderen van Marck Rodmers bij Antie Jans in echte getogen, nu getrouwd met Teeke Meinderts.
geslacht Brinkman door J.Nieuwenhuis: Bij het huwelijk bracht Antie 376 cg 6 st in en Marck 182 cg 11 st. Zij bewoonden het huis en schuur naast de kerk van Kollumerzwaag en gebruikten de kerkelande. Volgen inventaris liet Marck na: 2 paarden, 2 koeien, 2 zwijnen en 11 korven bijen. In 1673 wordt het vaderlijk erfdeel uitbetaald 790 cg 10 st. In 1667 hertrouwd Antie met Taecke Meinderts. Door toedoen van de soensluiden wordt hun de kerkeplaats toegewezen. De curatoren van Hiltje en Jan, hun ooms Egberts Jans en Focke Rodmers, procederen twee jaar later met hun stiefvader over de dan nog bij hem in gebruik zijnde huizinge en landen
.

trouwt (1) voor 1654 te Kollumerzwaag, (ontbonden door overlijden voor 1667 te Kollumerzwaag)
met

Marck Rodmers [f-kk], zoon van Rodmer Marckx [v-kk] en Tieets Jurriens [v-kk], geboren voor 1638 vermoedelijk te Kollumerzwaag, overleden tussen 1663 en 03-1667 vermoedelijk te Kollumerzwaag.

Marck Rodmers [f-kk].
1667 03 29 Kollumerland authorisaties. Focke Rodmers op Kollumerzwaag volle oom en Sierk Harmens te Westergeest aangetrouwde oom cur. over de twee weeskinderen van Marck Rodmers bij Antie Jans in echte getogen, nu getrouwd met Teeke Meinderts. bron: Jan Portengen: 1667: Mark Rodmers, de man van Antje Jans, was overleden. Er waren twee weeskinderen Hiltje Marks, oud 13 jaar en Jan Marks haar broertje. Taeke neemt de vaderlijke zorg voor de kinderen op zich en trouwt met de weduwe. Een oom van de kinderen, Focke Rodmers, wordt curator. Focke Rodmers doet in 1683 rekeningbewijs als curator over Hiltje en Jan Marks. Aan Taeke Meinderts als vader en voorstander van Meindert en Stijntje Jans bij Antje Jans in echte verwekt. Hetgeen dus wel een verschrijving van de scribent moet zijn. Immers, hoe kan Taeke Meinderts de vader zijn van Meindert en Stijntje Jans? Lees dus Meindert en Stijntje Taekes. In 1694 wordt er inventaris opgemaakt van de goederen van Grietje Rodmers en Sierk Harmens, beiden dan al overleden. Taekes aangetrouwde zwager en schoonzuster. In de rekening staat: Taeke Meinderts komt van winkelwaren 2-12-8. Had hij een winkeltje, was het een marskramer? In 1696 tenslotte blijkt Taeke Meinderts aangesteld te zijn als curator over Tietske, oud 7 jaar, kind van Antje Wiegers en Lammert Annes. Het is het laatste levensteken van Taeke.
geslacht Brinkman door J.Nieuwenhuis: Bij het huwelijk bracht Antie 376 cg 6 st in en Marck 182 cg 11 st. Zij bewoonden het huis en schuur naast de kerk van Kollumerzwaag en gebruikten de kerkelande. Volgen inventaris liet Marck na: 2 paarden, 2 koeien, 2 zwijnen en 11 korven bijen. In 1673 wordt het vaderlijk erfdeel uitbetaald 790 cg 10 st. In 1667 hertrouwd Antie met Taecke Meinderts. Door toedoen van de soensluiden wordt hun de kerkeplaats toegewezen. De curatoren van Hiltje en Jan, hun ooms Egberts Jans en Focke Rodmers, procederen twee jaar later met hun stiefvader over de dan nog bij hem in gebruik zijnde huizinge en landen.
27-10-1672. Kollumerland authorisaties: Egbert Jans, volle oom van moederssijde en Focke Rodmers volle oom van vaderssijde, curatoren over Hiltie Merx 18 jr. en haer broeder Jan Merx, weeskinderen van wijlen Antie Jans en Marck Rodmers, en over haeren mi.ja. half susters bij Taecke Meinerts in echte getogen, om met Taecke Meijnerts te maecken scheijdinge en delinge van de goederen
.

trouwt (2) in 1667 te Kollumerzwaag, (ontbonden door overlijden in 10-1672 te Kollumerzwaag)
met

Taeke Meinderts [g-kk], geboren voor 1651 te Kollumerzwaag, overleden tussen 1696 en 1700 te Kollumerzwaag, trouwt (2) tussen 10-1672 en 1677 te Kollumerzwaag, (ontbonden door overlijden tussen 1696 en 1700 te Kollumerzwaag) met Hiltie Jennes [g-kk], geboren voor 1661 te Kollumerzwaag, overleden na 1708 te Kollumerzwaag.

Taeke Meinderts [g-kk].
bron: Jan Portengen: De oudste tot nu toe gevonden aantekening over het bestaan van Taeke Meinderts is in 1667 opgeschreven. Mark Rodmers, de man van Antje Jans, was overleden. Er waren twee weeskinderen Hiltje Marks, oud 13 jaar en Jan Marks haar broertje. Taeke neemt de vaderlijke zorg voor de kinderen op zich en trouwt met de weduwe. Een oom van de kinderen, Focke Rodmers, wordt curator. Focke Rodmers doet in 1683 rekeningbewijs als curator over Hiltje en Jan Marks. Aan Taeke Meinderts als vader en voorstander van Meindert en Stijntje Jans bij Antje Jans in echte verwekt. Hetgeen dus wel een verschrijving van de scribent moet zijn. Immers, hoe kan Taeke Meinderts de vader zijn van Meindert en Stijntje Jans? Lees dus Meindert en Stijntje Taekes. In 1694 wordt er inventaris opgemaakt van de goederen van Grietje Rodmers en Sierk Harmens, beiden dan al overleden. Taekes aangetrouwde zwager en schoonzuster. In de rekening staat: Taeke Meinderts komt van winkelwaren 2-12-8. Had hij een winkeltje, was het een marskramer? In 1696 tenslotte blijkt Taeke Meinderts aangesteld te zijn als curator over Tietske, oud 7 jaar, kind van Antje Wiegers en Lammert Annes. Het is het laatste levensteken van Taeke.
1667 03 29 Kollumerland authorisaties. Focke Rodmers op Kollumerzwaag volle oom en Sierk Harmens te Westergeest aangetrouwde oom cur. over de twee weeskinderen van Marck Rodmers bij Antie Jans in echte getogen, nu getrouwd met Teeke Meinderts.
geslacht Brinkman door J.Nieuwenhuis: Bij het huwelijk bracht Antie 376 cg 6 st in en Marck 182 cg 11 st. Zij bewoonden het huis en schuur naast de kerk van Kollumerzwaag en gebruikten de kerkelande. Volgen inventaris liet Marck na: 2 paarden, 2 koeien, 2 zwijnen en 11 korven bijen. In 1673 wordt het vaderlijk erfdeel uitbetaald 790 cg 10 st. In 1667 hertrouwd Antie met Taecke Meinderts. Door toedoen van de soensluiden wordt hun de kerkeplaats toegewezen. De curatoren van Hiltje en Jan, hun ooms Egberts Jans en Focke Rodmers, procederen twee jaar later met hun stiefvader over de dan nog bij hem in gebruik zijnde huizinge en landen.
1672 02 04 Kollumerzwaag kerkvoogdijboek. Jelle Reins en Tecke Meinderts kerkvoogden gesterkt met de pastor Michael van der Doom verhuren aan Douwe Meinderts en Antje Tjebbes e.l. te Kollumerzwaag het huis dat zij reeds bewonen. Volgt handmerk van Tecke Meinderts (een kruis met haken boven en onder).
27-10-1672. Kollumerland authorisaties: Egbert Jans, volle oom van moederssijde en Focke Rodmers volle oom van vaderssijde, curatoren over Hiltie Merx 18 jr. en haer broeder Jan Merx, weeskinderen van wijlen Antie Jans en Marck Rodmers, en over haeren mi.ja. half susters bij Taecke Meinerts in echte getogen, om met Taecke Meijnerts te maecken scheijdinge en delinge van de goederen.
1690 03 14 Kollumerland proclamatieboek 111, folio 47. Taecke Meinderts en Hiltje Jennes onder Collumerswaag procl. een hiemstede gelegen op 't Veen. In koop bekomen van Geele Freercks te Oostermeer. Broer is Freerk Freerks. Broerszoon Jochem Cornelis.
Floreenregister Kollumerzwaag 1700:.
Folio 6 nr. 41. Eigenaar is Teecke Meinderts wed. Bruiker: zelf. Omschrijving: een plaatske en landen. Naastgelegen ten oosten Egbert Clases erven, ten westen Rein Teeckes. Bedrag: 1-.
Folio 6 nr. 42. Eigenaar is de kerk van Collumerswaag. Omschrijving: 1½ akker land gelegen in Teecke Meinderts weduwe landen. Bedrag: -21-.
Folio 6 nr. 43. Eigenaar is Rein Teeckes. Bruik: Teecke Meinderts wed. Omschrijving: een akker land. Naastgelegen ten o. Teecke Meinderts weduwe, ten w. Lou Tammes wed. en Sape Feddes. Bedrag: -14-
.


Albertje Kremer
Albertje Kremer [f-l], geboren op dinsdag 30-01-1844 te Uithuizen, boerenmeid (1875), overleden op vrijdag 19-05-1922 te Uithuizen.

trouwt op woensdag 15-09-1875 te Uithuizen, (ontbonden door overlijden op zondag 23-04-1922 te Uithuizen)
met

Harm Werkman [e-l], geboren op dinsdag 09-04-1844 te Uithuizen, dagloner (1875), overleden op zondag 23-04-1922 te Uithuizen.