Lammert Hendriks Broeils [e-l]
Lammert Hendriks Broeils [e-l]
Lammert Hendriks Broeils [e-l], gedoopt op zondag 01-12-1782 te Uithuizermeeden, landbouwer (1822-1857), overleden op maandag 23-11-1857 te Tinallinge.

trouwt (1) op zondag 25-05-1806 te Warffum, (ontbonden door overlijden op woensdag 20-03-1822 te Tinallinge)
met

Bouke Edzes Broeils [g-l], gedoopt op zondag 16-04-1786 te Warffum, landbouwster (1822), overleden op woensdag 20-03-1822 te Tinallinge.

trouwt (2) op vrijdag 18-10-1822 te Baflo, (ontbonden door overlijden op maandag 23-11-1857 te Tinallinge)
met

Derkje Jans van Land [f-l], dochter van Jan Cornelis van Land [v-l] en Enje Derks [v-l], geboren op woensdag 25-05-1796 te Tinallinge, overleden op vrijdag 28-01-1859 te Tinallinge.

Derkje Jans van Land [f-l].
Naam.
--» Haar naam komt uit haar doopacte van 12-06-1796 te Tinallinge.
Beroep.
--» Dienstmeid (1822), Landbouwster (1848-1859).
Geboorte.
--» 12-06-1796: Den 12 Junij is gedoopt Dirkje dochter van Jan Cornelis en Enje Dirks, geboren den 25 Maij.
Huwelijk.
--» 18-10-1822: Acte 11: In den Jare een duizend achthonderd twee en twintig op vrijdag den achttienden October des avonds om zes uren zijn voor mij Jan C Doornbosch, Schout en officier van den burgerlijken staat den gemeente Baflo, Kwartier Appingadam, Provincie Groningen gecompareerd: Lammert Hendriks Broeils, weduwnaar van wijlen Bauke Edzes Broeils overleden te Tinallinge blijkens geexhibeerde acte van overlijden afgegeven door mij Schout voornoemd, van beroep Landbouwer woonachtig te Tinallinge, en geboren te Uithuistermeeden, oud negenendertig jaren blijkens geexhibeerde doopcedulle afgegeven door den Schout van Uithuistermeeden, meerderjarig zoon van wijlen Hindrik Klaassen en wijlen Sibrich Lammerts, in leven van beroep dagloners te Uithuistermeeden en aldaar beide overleden blijkens acten van begraving, daarvan afgegeven door de Schout van die Gemeente, Hebbende den Comparant voldaan aan de verpligting die ten aanzien der Landmilitie op denzelven heeft bestaan blijkens certificaat afgegeven door Zijne Exc. den Gouverneur der Provincie ter eenre, en ter andere zijde Dirkje Jans van Land, Jongedochter, van beroep dienstmeid woonachtig te Tinallinge en aldaar geboren, oud zes en twintig jaren blijkens geexhibeerde doopcedulle afgegeven door den Schout dezer Gemeente, meerderjarige dochter van Jan Cornelis van Land en van Enje Dirks, van beroep landbouwers wonende te Tinallinge. Welke van mij verzocht hebben te procederen tot de voltrekking dezes Huwelijks tusschen hunlieden voorgenomen en waarvan de publicatien zijn gedaan voor den Hoofdingang van het huis der gemeente alhier, te weten: de eerste op zondag den zesden en de twede op des daarop volgende zondag den dertienden October achttienhonderd twee en twintig telkens des middags om twaalf uren. Daar nu gene oppositie tegens gezegd Huwelijk aan mij Schout voornoemd is bekend gemaakt, Zoo heb ik ter voldoening aan hun verzoek, na voorlezing van alle stukken ten dezen betrekkelijk, en van het Zesde Hoofddeel van den Titel des burgerlijken Wetboeks getiteld over het Huwelijk gevraagd, zoo aan den toekomende Echtgenoot als Echtgenote, of zij zich wederkerig wilden aan..aannemen als man en als vrouw, waarop na dat elk hunner afzonderlijk een bevestigend antwoord gegeven heeft, door ons verklaard is gelijk geschiedt bij dezen uit naam der Wet, dat de Comparanten Lammert Hendriks Broeils en Derkje Jans van Land door het huwelijk vereenigd zijn, na dat vooraf de vader en moeder van de Bruid hier tegenwoordig hunne volle toestemming gaven tot de voltrekking dezes Huwelijks, en presentie van natenoemene bij de wet bevoegde en ten dezen door comparanten verzochte getuigen, dewelke onder prestatie van Eede verklaarden, niet te weten dat de grootouders van den Bruidegom voor den Jare achttienhonderd en zes waren overleden, Roelf Johannes Eertman, oud vier en zestig Jaren van beroep Wagenmaker, Jan Pieters Dam, oud zestig jaren, van beroep IJzersmid, Freerk Pieters Huizinga, oud drie en vijftig Jaren, van beroep Landbouwer, en Eede Abels Vos, oud twee en vijftig Jaren van beroep IJzersmid, de drie eerstgenoemde woonachtig te Baflo en laatstgenoemde wonende te Rasquert, allen buiten graad van verwantschap aan Bruidegom of Bruid. Waarvan en van alhetwelk wij deze acte hebben opgemaakt, die door hen, met de Comparanten na duidelijke prelectie met mij Schout hebben verteekend ten dage maand en Jaar voorschreven, uitgenomen de moeder van de Bruid, dewelke verklaarde niet te kennen schrijven.
Overlijden.
--» 29-01-1859: No 8: In het jaar duizend achthonderd negen en vijftig, den negenentwintigsten der maand januarij, zijn voor ons Burgemeester, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Baflo, Arrondissement Appingedam, Provincie Groningen, verschenen Gerrit Kamphuis, oud achtendertig jaren, van beroep landbouwer, wonende te Tinallinge, bekende van de overledene, en Klaas Reitzema, oud achtentwintig jaren, van beroep landbouwer, wonende te Tinallinge, bekende van de overledene, welke ons hebben verklaard, dat op den achtentwintigsten der maand januarij, des jaars duizend achthonderd negen en vijftig, des middags te een uur, binnen deze gemeente, en wel te Tinallinge, is overleden Derkje Jans van Land, oud drieenzestig jaren, van beroep landbouwersche, laatst gewoond hebben te Tinallinge, aldaar geboren, weduwe van wijlen Lammert Hendriks Broeils, overleden, dochter van wijlen Jan van Land en Enje Derks, beide overleden. Van welke aangifte en verklaring deze akte dadelijk is opgemaakt, die na voorlezing door de aangevers en ons is geteekend
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Grietje Lammerts*1826 Tinallinge †1914 Baflo 88


Jan Niedes Musch [e-l]
Jan Niedes Musch [e-l], geboren op zondag 05-08-1787 te Warffum, dagloner (1832-1838), overleden op zaterdag 24-02-1838 te Warffum.

trouwt (1) op donderdag 05-11-1812 te Warffum, (ontbonden door overlijden op zaterdag 26-06-1830 te Warffum)
met

Jantje Alberts Hollander [g-l], geboren op zondag 23-12-1792 te Warffum, dagloonster (1830), overleden op zaterdag 26-06-1830 te Warffum.

trouwt (2) op donderdag 29-03-1832 te Warffum, (ontbonden door overlijden op zaterdag 24-02-1838 te Warffum)
met

Cornelia Jans van Land [f-l], dochter van Jan Cornelis van Land [v-l] en Enje Derks [v-l], geboren op zondag 11-11-1798 te Tinallinge, overleden op zaterdag 13-08-1864 te Warffum.

Cornelia Jans van Land [f-l].
Naam.
--» Haar naam komt uit haar doopacte van 09-12-1798 te Tinallinge.
Beroep.
--» Dienstmeid (1832), Dagloonster (1864).
Geboorte.
--» 09-12-1798: Den 9 December is gedoopt Cornelia dochter van Jan Cornelis en Enje Derks, geboren den 11 November.
Huwelijk.
--» 29-03-1832: 2. In het jaar een duizend achthonderd tweeëndertig op donderdag den negenentwintigsten Maart des voormiddags te tien uren, zijn voor mij Krijn Jakobs Ritzema, Ambtenaar van den burgerlijken stand in gemeente Warffum, kwartier Appingedam, provincie Groningen, gecompareerd Jan Niedes Musch, weduwnaar, oud vierenveertig jaren van beroep dagloner, wonende en geboren te Warffum, den vijfden Augustus des jaars zeventienhonderd zevenentachtig, blijkens hierbij overgelegd extract, meerderjarige zoon van wijlen Niede Jans Musch en Anje Abels, in leven Ehelieden, van beroep dagloonsters gewoond en overleden in Warffum, blijkens de hierbij overgelegde extracten, uit welke extracten tevens blijkt dat de grootouders der bruidegom van vaders en moederszijde, alle overleden en weduwnaar van Jantje Alberts Hollander, in leven Dagloonster gewoond en overleden te Warffum blijkens hierbij overgelegd extract ter eenre en Cornelia Jans van Land, jongedochter oud drieëndertig jaren van beroep Dienstmeid wonende te Warffum, en geboren te Tinallinge, gemeente Baflo elfden November des jaars zeventienhonderd achtennegentig blijkens hierbij overgelegd extract, meerderjarige dochter van wijlen Jan Cornelis van Land en wijlen Enje Derks, in leven Ehelieden, van beroep landbouwers, gewoond en overleden te Tinallinge, blijkens de hierbij overgelegde extracten, verklarende de bruid benevens de vier getuigen onder eede aan ons, dat niet weten waar de grootouders der bruid van vaders en moederzijde gewoond hebben, of waar zij overleden zijn, ter andere zijde, welke van mij verzocht hebben te procederen ten voltrekking van het huwelijk tusschen hunlieden voorgenomen, en waarvan de publicatien zijn gedaan voor den hoofingang van het huis der gemeente alhier, te weten de eerste op zondag den achttienden en de tweede op zondag den vijfentwintigsten Februarij daaraanvolgende dezes jaars achttienhonderd tweeëndertig, telkens des middags te twaalf uren, en daar er geene oppositie tegen gedacht huwelijk aan mij Krijn Jakob Ritzema als Ambtenaar is bekend gemaakt, zoo heb ik ter voldoening aan hun verzoek, en na voorlezing van al de stukken daartoe betrekkelijk en van het zesde hoofdstuk van het burgerlijk wetboek getiteld over het huwelijk, gevraagd zoo aan den toekomstige echtgenoot als aan de Egade of zij zich wederkerig wilden aannemen als man en vrouw, waarop ieder hunner een afzonderlijk bevestigend antwoord heeft gegeven, door mij verklaard gelijk geschiedt bij dezen uit naam van de wet, dat de Comparanten Jan Niedes Musch en Cornelia Jans van Land door het huwelijk vereenigd zijn, waarvan wij deze acte hebben opgemaakt in tegenwoordigheid van Evert Pieters Bakker, oud veertig jaren, van beroep Bakker, Kornelis Jans Dwarshuis, oud zesendertig jaren, van beroep Bakker, Pieter Davids Vos oud vierendertig jaren, van beroep Landbouwer, en Derk Rijpkes Bouwman oud drieentwintig jaren van beroep Landbouwer, alle vier woonachtig te Warffum, welke als getuigen deze acte nevens ons en de Comparanten verteekend hebben als hiertoe verzochte gevrienden, nadat hun dezelve was voorgelezen op dag maand en jaar voorschreven.
Overlijden.
--» 15-08-1864: No 29: In het jaar duizend achthonderd vier en zestig, den vijftienden der maand Augustus, zijn voor ons Burgemeester, Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Warffum, Arrondissement Appingedam, Provincie Groningen, verschenen Harm Werkman, oud vierenzestig jaren, van beroep daglooner, wonende te Warffum, nabuur van de overledene, en Jakob Sissing, oud zestig jaren, van beroep voerman, wonende te Warffum, nabuur van de overledene, welke ons hebben verklaard, dat op den dertienden der maand Augustus des jaars duizend achthonderd vier en zestig, des avonds te zes uur, binnen deze gemeente, en wel te Warffum, is overleden Kornelia van Land, oud vijfenzestig jaren, van beroep dagloonster, laatst gewoond hebben te Warffum, en geboren te Tinallinge gemeente Baflo, weduwe van Jan Niedes Musch overleden te Warffum, dochter van wijlen Jan Cornelis van Land en Enje Derks in leven Ehelieden beide overleden te Tinallinge voornoemd. Van welke aangifte en verklaring deze akte dadelijk is opgemaakt, die na voorlezing door de aangevers en ons is geteekend, met uitzondering van de aangevers welke verklaarden niet te kunnen schrijven of hunne namen te zetten, als hebbende geen schrijven geleerd
.


Isebrandt Doekes
Isebrandt Doekes [v-w], geboren voor 1703 vermoedelijk te Spijk, overleden na 06-1740 vermoedelijk te Godlinze.

Isebrandt Doekes [v-w].
--» 01-06-1732: Met attestatie van Spijk aangenomen als lidmaat van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het twede avondm. is gehouden d. 1 Junij en is met kerkelijke attestatie van Spijk angekomen en toegelaten Isebrandt Doekes en Idie Meijnders.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm).
--» 11-03-1735: Genoemd als diaken van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het eerste avondmaal deses jaars is gehouden den 11 Martij omtrent dese tijde is in plaats van Klaas Kornelis tot diaken verkoren Isebrandt Doekes.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm).
--» 05-06-1739: Conflict als diaken met een ouderling in de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het 2de d. 7 Junij dog NB is omtrent dese tijdt een droevig verschil ontstaan blijkbaar in de volgende acten.
Acta van de kerkenraadt van Godlinse d. 5 Junij 1739 en in ‘t vervolg betreffende de twisten tusschen den enen ouderling Jan Berents en de diakonen Isebrant Doekes en Jacobus Niklaas.
Art 1.
De staat des verschils is kortelijk en voornamelijk (sullende het overige in ‘t vervolg wel ingelascht worden) dat op den dag dat volgens het versoek van de gansche Kerken-raadt, een vrouwspersoon onder de Diakonij alhier zijnde van de Ed. Heer Rigter gestraft wordende, Jan Berents eerst tot den enen en in ‘t vervolg tot beijde diakonen gesegt hadde, dat men sien most waar de schult was, dewijle dat mensch so weijnige middelen had om te bestaan, en sij so slegt onderhouden wierde als of hier hare diefstal te soeken was, en dit (so als gesegt wierde dat ook niet tegen gesproken is) ten anhoren van andere, waardoor vrij de diakonen gesegt wierden als oorsaken van dat gebeurde onheijl of immers daar toe gelegentheijdt hebbende gegeven.
Art 2.
De ouderlingh en diakonen na enige woorden wisseling hier over nog op desen eijgen morgen haar vervoegende bij de predikant vielen er vele woorden voor en ging het so ver dat de ouderling Jan Berents tot de diaken Jacobus Niklaas teffens Damvaarder seijde en wel in een sigtbare en hoorbare boosheijdt, dat hij (diaken) in den Dam voor dronken en mal bij de strate liep, waarop Jacobus de overige leden der Kerkenraadt tot getuigen nam, eijsschende dat dat bewesen wierde, dese ouderling onder anderen antwoordende dat dat is genoeg gesegt wierde, de diaken dat hij de getuichenissen eijsschte.
Art 3.
De predikant en de andere ouderling het ene en het andere doe overwegende, oordeelden 1. dat Jan Berents te beschuldigh was in opsigt van de tijdt der beschuldiging (als zijnde op de tijdt der sententie en rigterlijke executie doen vele met eenmalle bermhertigheijdt haar vertoonden) in opsigt van de plaatse en wijse der beschuldiging, als geschiedende buiten de kerkenraadt en vrij driftig gelijk thans de al te grote driftigheijdt in de eerste ‘t samenkomst ook in de regtvaardiging sijner sake sig seer duidelijk vertoonde, ja ook in de beschuldiging selfs, terwijle wij alle wel wisten dat het sober met dat mensch was, maar teffens wisten dat dat haar eijgen schult was als, luij slordig agteloos in opsigt van haar selfs, en haren kinderen opvoeding, sij anders meerder krijgende als andere arme, om welke geseide redenen haar ook wel voor een korte tijdt ijts onthouden was, verder dat het nu ook gansch de tijdt niet was om haar meerder te geven om der menschen boosheijdt, der verder gesegt wordende dat de diakonen in desen na het goedtvinden der Kerkenraadt gedaan hadden en deswegens niet so seer sij als wel de gansche Kerkenraadt te beschuldigen was, en wel in het besonder Jan Berents als die in desen noojt ijts in de Kerkenraadt (so veel belecht was) gesegt had, schoon ook daar de Diakonij- saken in het laaste verhandelt wierden, en er telkens gevraagt wierde of ijmandt nog ijts voor te stellen had, dit nu niet geschieden zijnde, ja, hij (Jan Berents) selfs het mede goetgevonden hebbende om het kennelijke versoek an den Regter te doen, toepast niet dan nu sulcken handeling, mag men vragen? Art 4 De Kerkenraadt wederom vergadert zijnde d. 31 te Maj, op dit laatste stuk van Jan Berents selfs geoppert wordenden 2. Dat in opsigt van de gedane beschuldiging van Jan Berents tegens Jacobus Niklaas dit verschoven wierde tot de naaste vergadering der Kerkenraadt, om dan na bevinding van saken te handelen, na dat de beschuldiging behoorlijk bewesen wierde of niet.
Art 4.
De Kerkenraadt wederom vergadert zijnde den 31 Maj, en dit laatste stuk van Jan Berents selfs eerst geoppert wordenden, eijschte Jacobus Niklaas de getuigen tegens hem ten bewijse van de regtmatigheijdt der beschuldiging tegens hem ingebragt, Jan Berents die niet hebbende en Jacobus Niklaas die eijschende was het besluit der kerkenraadt dat de kerkenraadt wederom den 5 Junij soude vergaderen en dat Jan Berents sijne stukken en blijken als dan soude inbrengen.
Art 5.
De kerkenraadt op den 5 Junij weder vergadert zijnde, seide Jan Berents dat hij geen getuigen gesogt hadde, nog soeken soude, terwijle de sonde al groot genoeg was, en niet meerder behoefde te worden, en dat de sake beter in der minne wierde afgedaan, waar op Jacobus Niklaas gehoort zijnde accordeerde hij dit ook, dog onder dese conditie dat Jan Berents, hem openbaar in de tegenwoordigheijdt der gansche kerkenraadt gesmaat en gehoont hebbende, hem ook aldaar wederom opentlijk eerde, en schultbekentenis dede. De kerkenraadt was mede genegen tot ene minnelijke en teffens betamelijke inschikking, en hoorde Jan Berents hierop, dewelke seijde dat hij, wel schultbekentenis wilde doen, indien de diakonen dat ook deden, en anders niet, dewijle die eijgentlijke oorsaken der quaestie waren, als hebbende hem in ene en andere opsigt niet wel behandelt, te weten Isebrandt Doekes (de ouste diaken) soude gesegt hebben, dat hij (ouderling J. B.) in Jan Harms huis hadde staan te luisteren, dat vrij slegt was, en dat, Jacobus Niklaas sulke gedagten van hem geuitet had, als of hij hem hadde willen slaan, het gene immers seer slegt was. Dese diakonen hierop gehoort zijnde seijde Isebrant Doekes dat hij niet meer wiste wat er in dese gesegt was, en Jacobus Niklaas dat hij (J. B.) bij de eerste ontmoetinge hem bij de borst vattende en schuddende met een scherp gelaat en woorden, hij was bang geworden in dese opsigt, andersints niet bepalende wat hij (J. B.) hadde willen doen. Inmiddels is het in desen dus ook geweest dat bij vele woorden- wisselingh het eerste geval of oorspronk deser elende wederom gerept wierde, de diakonen klagende dat sij in haar ere en ampt wierden angetast.
Art 6.
De predikant en ouderling het ene en het andere horende oordeelden op het laastgemelde dat de klagte der diakonen regtmatig was, en dat haar gevoelen te voren art. 3 gemelt als nog het selve zijn moste om redenen daar gesegt, en verder betreffende de beschuldiging tegens I. D. de wijle hij (I.D.) betuigde niets met sekerheijdt in desen te weten, of te konnen seggen, en Jan Berents geen getuigen had, dat sij bijgevolg in desen geen regters konden zijn, dewijle de nodige stukken en blijken ontbraken, en wat de saak van J.N. betrof, dat sij daar over al so min regters konden zijn, dewijle er nog oor nog ooggetuigen in desen waren behalven dat I.D. bij het begin deser handeling zijnde geweest seijde, dat hij vresende dat het te hoog lopen soude, en sijne nature ook gaande worden sig deswegens ontrokken hadde: wat voor het slot de ouderling J.B. betrof in opsigt van het verwijt an J.N. gedaan en sijne verklaringe als nu oordeelde de pred. en ouderling willende (als een van beijden zijn soude) liever beschuldigt worden van te grote langsaamheijdt als haastigheijdt in sulken droevigh voorval, dat op de naaste vrijdag men hierover wederom vergaderen soude, en dat dan J.B. of schultbekentenis soude doen, of het geseide met suffisante getuigen bewijsen, opdat sij op goede gronden de sake konden afdoen, gevende het verder (terwijle de sake niet afgedaan was) an de conscientie van ider der partie over, hoe van haar in opsigt van het avondm. (overmorgen te houden) sij te handelen.
Art 7.
De Kerkenraadt op haar laatste besluit wederom vergadert zijnde d. 12 Junij, verschenen J.B. ouderling en de genoemde diakonen voor de pred. en de ouderling Balster Gerrijts Elema, de pred. stelde voor het besluit te voren genomen dat of nu met suffisante getuigen de beschuldiging tegens J.N. bewesen moste worden, of een betamelijke schultbekentenis geschieden, hier op antwoorde Jan Berents dat hij de getuigen so seer niet soeken soude, en dat hij sig beriep op de conscientie van J.N. en het getuichenisse van meester Sjabbe Dreeuws, volgens de eijgene belijdenis van J.N. an hem gedaan, en van hem an J.B. bekent gemaakt waarop J.N. antwoorde dat sijne conscientie hem in desen niet beschuldigde, en dat hij meester Sjabbe soude halen, en dat hij wel wiste dat die dat getuichenisse niet geven souden, gelijk ook J.B. selfs beleedt dat meester Sjabbe de geseide beschuldiging niet bevestigen souden, de predikant hier op seggende dat hem (J.B.) een quartier uir tijdts gegeven wierde, de getuigen te brengen, was sijne antwoordt, misschien zijn sij niet te huis en ook kan ik se hier niet dragen dragen, sonder dat hij uitstel van tijde versogte waar op hij verder seijde dat hij de beschuldiging tegens J.N. niet meer wiste (so als wij die alle en elk in ‘t bijsonder wisten en die (soals te voren gesegt is art. 3) seijden) en dat het wel so wesen konden als wij seijden, en ook niet, waar op de andere ouderling vragende of hij meijnde dat wij geen waarheijdt seijden was sijne antwoordt, het gebeurt wel so, seggende verder (om niet alle woorden over en weder te schrijven dog maar alleen het voorname daar het eijgentlijk of voornamentlijk op an koomt, sonder ijts agter te laten so ver ons enigsints bewust is, dat enigsints tot voordeel van J.B. zijn konde) dat hij die beschuldiging niet soude bewijsen, en ook geen schultbekentenis doen die geeischt wierde, of de diakonen souden ook in geseide opsigten het selve doen, in opsigt van welk stuk wederom geantwoordt zijnde als te voren en dat dit onder een confuze der Kerkenraadt niet viel, de sake ook seer ongelijk zijnde, dat so de diakonen in haar ere en ampt wordende angetast, antwoorde J.B. dat men regt moste oordelen en niet op twee schouderen dragen en forte dat men in sijn oordeel niet partijdig niet eensijdig zijn mosten.
Art. 8.
De pred. en ouderling duidelijk vernemende dat J.B. nog het ene nog het andere wilde doen, haar sakelijk in haar regtmatige eijsch bespottede, terwijle hij telkens met veel drift en woorden het selve of ijts dat veel te min was bijbragt, heeft geoordeelt dat in opsigte van het gemelde verschil en de gedragingen van J.B. in desen hij als een lasteraar van sijn mede-mensch, en als een ongehoorsame an de Kerkenraadt mosten angeteikent worden, en gesuspendeert van sijn ampt als ouderling en van het H. Avondmaal tot die tijdt dat hij op een gepaste wijse schultbekentenisse dede welke suspensie en geseide conditie hem dan ook angesegt is, oordelende de Kerkenraadt dat men gene bewijsen wederom moste eijsschen, om dat dan de sake noojt afgedaan wierde, hij vele weken tijdt daar toe gehadt had, ja voorgaf des conscientie werk van te maken om afteswaken[?] te soeken, te meer daar hij gesegt had dat hij se niet soeken soude en te meer daar hij meer dan eens gesegt had, schultbekentenis te willen doen als de andere het ook deden, terwijle hij een regte schultbekentenis verstaande (so als men immers soude moeten oordelen) sig selfs dus schuldig seide of ene valse om der vrede wille of wat het zijn mogte immers dan deswegens censurabel was.
Art. 9.
De vergadering hier op vertrokken zijnde uit de Kerk, ging J.B. na sijn huis en de predikant ouderling en diakonen na de pastorij om verder hier over te spreken, en ging dit teffens so, dat J.B. al vrij, ijts voor uit zijnde, wederom terugge quam in boosheijdt seer scherp en hoorbaar seggende of (mogelijk liever) roepende Domine roep het maar van de predikstoel af op dat elk het wete, welke woorden de Kerkenraadt in anmerking genomen heeft om tegens J.B. gebruikt te worden indien hem in ‘t vervolg nodig geoordeelt wierde, gelijk ook de honende woorden tegens de Kerkenraadt art. 7[?] gemelt hebbende de Kerkenraadt nu maar geoordeelt over het gene sij nodig agte om de gemelde quastie ten einde te brengen.
Dese 9 artikelen zijn van de predikant en ouderling B. G. Elema in waarheijdts teiken nnderteikent.
A. Stegnerus pred. te Godlinse.
Balster Gerrits Elema.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm).
--» 05-06-1740: Genoemd als diaken van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het twede d. 5 Junij 1740 terwijle in de te voren gehoudene Kerkenr. Isebrant Doekes als diaken sijn demissie versogt en bekomen heeft en in die selfe plaats met eenparige stemmen verkoren is P. Emmelcamp.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm)
.

trouwt voor 1719 vermoedelijk te Spijk
met

Ida Meijnders [v-w], dochter van Meijndert Clasen [v-w] (kuiper (1686)) en Jantien Luijtjens [v-w], geboren op donderdag 19-11-1693 te Godlinze, Nederlands Hervormd, overleden na 01-1736 vermoedelijk te Godlinze.

Ida Meijnders [v-w].
--» 01-06-1732: Met attestatie van Spijk aangenomen als lidmaat van de Nederlands Hervormde Kerk van Godlinze: Het twede avondm. is gehouden d. 1 Junij en is met kerkelijke attestatie van Spijk angekomen en toegelaten Isebrandt Doekes en Idie Meijnders.
(bron: http://www.lidmatengroningen.nl/Godlinze.htm)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Meindert*1721 Spijk †1760 Holwierde 39
Jantjen*1723 Spijk †1773 Godlinze 50
Doeke~1725 Godlinze †1768 Godlinze 42
Klaas~1729 Godlinze †1784 Godlinze 55
Jan~1732 Godlinze    
Luitje~1736 Godlinze    
Lijsebeth*1723 Spijk †1763 Oosternieland 40


Stijntje Berents
Stijntje Berents [g-w], midden 02-1755 --» Op 26-01-1783 huwt zij te Holwierde en ik neem vooralsnog aan dat zij minstens zestien jaar oud is geweest, en op 27-04-1788 wordt haar dochter Trientje gedoopt te Spijk, en als ik vooralsnog aanneem dat zij niet ouder dan vijfenveertig jaar oud is geweest dan is zij geboren tussen 27-04-1743 en 26-01-1767. Zij is afkomstig uit Lillo (Bel) afkomstig uit Lillo [Bel], overleden midden 05-1789 --» Op 27-04-1788 wordt haar dochter Trientje gedoopt te Holwierde en op 05-06-1790 wordt een boedelscheiding opgemaakt. Aangezien ik geen datum van hertrouwen kan vinden voor zowel Pieter als Stientje neem ik aan dat zij beide vóór deze datum zijn overleden te Holwierde.

Stijntje Berents [g-w].
--» 05-06-1790: Pieter Jacobs en zijn vrouw Stijntje Beerents.
(bron: Groninger Archieven, 733 Gerechten in Fivelingo, 1560 - 1811, Inventaris, 10. Archief van het gerecht van Holwierde en Marsum 1682 - 1803, 10.1. Rechtspraak, 482-493 Inventarissen van boedels, 1729 - 1803, 493 ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=733&minr=1103829&miview=inv2)
.

trouwt op zondag 26-01-1783 te Holwierde, (ontbonden door overlijden na 04-1788 vermoedelijk te Holwierde)
met

Pieter Jacobs [e-w], gedoopt op zondag 04-10-1744 te Bierum, overleden midden 05-1789 --» Op 27-04-1788 wordt zijn dochter Trientje gedoopt te Holwierde en op 05-06-1790 is een boedelscheiding. Aangezien ik geen datum van hertrouwen kan vinden voor zowel Pieter als Stientje neem ik aan dat zij beide vóór deze datum zijn overleden te Holwierde, trouwt (1) met Jantjen Doekes [g-w], trouwt (2) met Anje Jans [f-w].

Pieter Jacobs [e-w].
--» Ik neem aan dat hij eerder gehuwd is geweest met Jantjen Doekes.
--» 02-01-1783: Anje Jans en haar man Pieter Jacobs.
(bron: Groninger Archieven, 733 Gerechten in Fivelingo, 1560 - 1811, Inventaris, 10. Archief van het gerecht van Holwierde en Marsum 1682 - 1803, 10.1. Rechtspraak, 482-493 Inventarissen van boedels, 1729 - 1803, 493 1762 okt 11 - 1803 feb 17, 493 ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=733&minr=1103817&miview=inv2).
--» 05-06-1790: Pieter Jacobs en zijn vrouw Stijntje Beerents.
(bron: Groninger Archieven, 733 Gerechten in Fivelingo, 1560 - 1811, Inventaris, 10. Archief van het gerecht van Holwierde en Marsum 1682 - 1803, 10.1. Rechtspraak, 482-493 Inventarissen van boedels, 1729 - 1803, 493 ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=5&miaet=1&micode=733&minr=1103829&miview=inv2)
.


Bouke Edzes Broeils
Bouke Edzes Broeils [g-l], gedoopt op zondag 16-04-1786 te Warffum, landbouwster (1822), overleden op woensdag 20-03-1822 te Tinallinge.

trouwt op zondag 25-05-1806 te Warffum, (ontbonden door overlijden op woensdag 20-03-1822 te Tinallinge)
met

Lammert Hendriks Broeils [e-l], gedoopt op zondag 01-12-1782 te Uithuizermeeden, landbouwer (1822-1857), overleden op maandag 23-11-1857 te Tinallinge, trouwt (2) met Derkje Jans van Land [f-l].