Rienck Pieters Camstra [f-p]
Rienck Pieters Camstra [f-p]
Rienck Pieters Camstra [f-p], geboren midden 04-1417 vermoedelijk te Firdgum, overleden op woensdag 12-06-1461 te Akmarijp.

Rienck Pieters Camstra [f-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 384).
Beroep.
-->| Grietman van Leeuwarderadeel (1453-1458).
Geboorte.
-->| Hij wordt genoemd op 08-05-1440 in een akte, en ik neem vooralsnog aan dat hij tenminste zestien jaar oud is geweest, en zijn ouders huwen na 18-04-1410, hij is dan geboren tussen 18-04-1410 en 08-05-1424.
Huwelijk.
-->| Hij is geboren in de periode tussen 18-04-1410 en 08-05-1424, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest bij zijn huwelijk dan is hij gehuwd in de periode tussen 18-04-1426 en 18-04-1450 en 08-04-1440 en 08-05-1464. Dat is gemiddeld tussen 18-04-1438 en 08-05-1452.
Overlijden.
-->| De belegering van de Galamastate te Akmarijp is op 12-06-1461.
(bron: P.N. Noomen, De Friese vetemaatschappij, sociale structuur en machtbasis, blz 16).
Gebeurtenissen.
-->| 08-05-1440: Renyck Kampstera zegelt het testament van [zijn stiefvader] Peter Cammengha, die hem bij zijn nabestaanden aanbeveelt als vertrouwensman.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 08-05-1440: Peter Kammengha van Ameland testeerde ziek van lichaam op te Leeuwarden. In dit testament wordt zijn vrouw driemaal vermeld als Zyce of Zyca en ook zijn 4 kinderen worden met namen genoemd. Zijn stiefzoon Rienck Camstra zegelt ook. Camminghaburg liet hij na aan zijn zoon Sicke.
(bron: Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 11).
-->| 08-05-1440: Nr 11, Naam Peter Kammengha, Partner(s) Sicke, Kinderen zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke, Woonplaats Leeuwarden, Commentaar 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Int jeerUsisHerens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up SenteWironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, alsMenno Jayama,GerrardKammengha,Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot oed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy,Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7 Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 15).
-->| 1445: Rienck neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum.
(bron: Dekema State).
-->| 18-08-1450: Renick Kampmestera zegelt de getuigeverklaring die zijn [bastaard] broer Sywrdt Kamstera aflegt als oud-rechter in de Leppa.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 18-04-1451: Renicks moeder Site Kammingha testeert; zij is vermoedelijk identiek aan w. Syttzie Kamstra, van wie in 1484 blijkt dat zij "in foertiden" land heeft verkocht aan de inmiddels eveneens overleden Tiesse en diens vrouw Awck. Uit Sites testament wordt ook duidelijk dat Renick en Eeck niet elkaars volle broer en zuster kunnen zijn geweest.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 18-04-1451: Nr 14, Naam Site Kammingha, Moeder Frouke, Partner Peter (+), Kinderen zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke. Woonplaats Leeuwarden. Commentaar 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Bij het testeren leven nog 3 van de 4 kinderen uit haar tweede huwelijk ; zoon Sjuck wordt niet meer genoemd.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 487).
-->| 30-04-1451: Sirds Gherbada schenkt aan zijn broer Eza Huckens al het goed te Braerd onder Wirdum dat hij in ruil voor Gherbadagoed in Oesterwerum van zijn broer Liwa en Renick Kampstera ontvangen heeft.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 11-08-1451: Renick Kampstera treedt op als zoenman.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 15-09-1453: Genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel. De grietenij (gemeente) Leeuwarderadeel ligt rond de stad Leeuwarden. Er waren vaak twisten tussen de stad Leeuwarden en de grietenij Leeuwarderadeel. De strijd verscherpt tijdens de rivaliteit tussen de Schieringers en de Vetkopers. Rienck Camstra stond aan de kant van de Schieringers. Hij sneuvelde in 1461 in een gevecht tegen Vetkopers bij het dorp Akmarijp, bij een aanval op de stins bij Haring Donia. Rienck zou als eerste persoon de gevolgen van het gebruik van buskruit hebben ondervonden. Hij was de eerste Friese edelman (headeling in het Fries) die is gedood door een kogel, afgeschoten met buskruit.
(bron: Jaep Dykstra).
-->| 15-09-1453: Grietman van Leeuwarderadeel. Rienk van Camstra was de zoon van den Olderman Petrus van Camstra en Sijds of Sitte Kansma, en is tweemaal gehuwd geweest; de naam van zijn eerste vrouw is onbekend, doch de tweede heette Tietke van Unia en was dochter van Kempo van Unnijngha, hiervoor gemeld, bij beide vrouwen had hij kinderen. De onheilen, veroorzaakt door de geweldige oneenigheden tusschen de Schieringers en Vetkoopers, bragten in 1443 te weeg, dat er door eenige bezadigde mannen uitgewerkt werd, dat en van wederzijden bij comprimis zich verbond, alle geschillen, welke gedurende de laatste veertien jaren ontstaan waren, binnenslands te beslechten, doch, zoo zulks niet konde geschieden, aan den Raad van Groningen ter beslissing over te geven. Velen zich hier tegen verzettende, omdat zij bevreesd waren, dat Groningen alsdan te veel magt zoude krijgen, behoorden onze Camstra tot die genen, welke uit vrees voor grooter tweespalt, doordrongen, dat er een vierjarig verbond tussen Oostergoo en Groningen op den 25 april van het volgende jaar gesloten werd. Van zeer weinig uitwerking was evenwel dit verbond; al spoedig rezen nieuwe twisten op, en wij vinden onzen Grietman als mede-aanvoerder der Schieringers bij bovengemeld innemen van het slot te Engelum in 1445. Hij sneuvelde door een schot uit eene bus, welke een soort van oorlogstuig in dit gedeelte van Friesland niet eerder gezien was, in de belegering van het slot van Jouke Galame te Akmarijp in 1461.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz xxx).
-->| 14-06-1458: Op 14 juni 1458 is Renick Kampstera een der zoenlieden in het geschil tussen Doede Kammynga enerzijds en Romka, Kempo en Haya Saskerz Doynga anderzijds.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 1461: De gehele bevolking van Oostergo en Westergo trok naar de stins van Jouke Galama en richtte niets uit, en Rienk Kamstra werd door een schot verwond, en hij stierf, en twee hoofdlieden, een van Harlingen en de ander van Arum, vonden daar de dood, en naar men zegt, ook twaalf of dertien huislieden met hen: doe toech dat mene land toe Acomerijp voer Jouka Ghelama stijns ende en bedreuen nyet ende Renick Kampstra wordt schoten voert stijns, daer hij an starff, ende ij houelingen, die eene van Herlingen, die ander van Arem, die daer doot bleuen ende 12 fte 13 huusluden mit hemmen, als men seyden, of meer. (bron: Wörterbuch der älteren Deutschen (Westgermanischen) Rechtssprache ; Forschungsstelle der Heidelberger Akademie der Wissenschaften).
-->| 1461: Volgens een aantekening van E.M. van Burmania (1700-1789) testeert Renick Camstra in 1461, waaruit zou blijken dat deze bij zijn eerste vrouw Sytze, Feycke, Syts en Saeck heeft verwekt en bij zijn tweede vrouw Wigle, Keympe en Pieter. Dat is niet geheel juist. Zo staat het vast dat de zoons Feycke en Pieter uit Renicks tweede huwelijk met Tietke Unia stammen. De dochter Syts trouwt met Riurd Roorda. Van Riencks zoon Sytse (nr. F-IId) wordt verderop vermeld dat zijn moeder een dochter zou zijn van Scherne Wybe (van Grovestins); zij zou dan Riencks eerste vrouw moeten zijn geweest maar daarvoor is geen bevestiging gevonden. Overigens wordt Renick niet in 1459 maar in 1461 voor de genoemde stins doodgeschoten, met Syuerdt Aylua en nog zeven mannen. Zijn vermoedelijke weduwe Tyethie Kamstera wordt op 21 juli 1463 vermeld als naastligger op Folckmera hemrik.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| CAMSTRA (Rienk), zoon van den Olderman Petrus Camstra en Syds of Sitte Lausma, was een man, die toonde, hoezeer gezind tot den vrede, als het noodig was, met moed en beleid het oorlogzwaard te kunnen voeren. De onheilen, veroorzaakt door de geweldige oneenigheden tusschen de Schieringers en Vetkoopers, bragten in 1443 te weeg, dat er door bezadigde mannen uitgewerkt werd, dat men van wederzijden bij compromis zich verbond, alle geschillen, welke, gedurende de laatste veertien jaren ontstaan waren, binnenslands te beslechten, doch, indien zulks niet kon geschieden, aan den Raad van Groningen ter beslissing over te geven. Terwijl velen zich hier tegen verzetteden, omdat zij vreesden, dat Groningen als dan te veel magt zou krijgen, behoorde Camstra tot die genen, welke, uit vrees voor grooter tweespalt, doordrongen, dat er, den 25sten April van het volgende jaar, een vierjarig verbond tusschen Oostergoo en Groningen gesloten werd, hetwelk evenwel van zeer weinig uitwerking was. Al spoedig rezen nieuwe twisten op, en in 1445 was Camstra een der aanvoerders van de Schieringers, die tegen het slot van Sjoerd Grovestins te Engelum optogen en het stormenderhand innamen. Camstra was in 1453 Grietman van Leeuwarderadeel, en sncuvelde door het schot uit eene bus, in 1461, bij de belegering van het slot van Jouke Galama te Akmarijp. Hij was tweemalen gehuwd geweest; de naam van zijne eerste vrouw is niet bekend, doch de tweede heette Tietke Unia; bij beide vrouwen had hij kinderen, onder die van de laatstgenoemde was Feycke Camstra die volgt.
Zie Sjoerds, Friesche Jaarb. Dl. V bl. 250, 269; Baerdt van Sminia, Nieuwe Nauml. van Grietm, bl. 16.
(bron: Biographisch woordenboek der Nederlanden, AJ van der AA).
-->| Dekema State: De eerste genoemde bewoners zijn Pieter van Camstra en Syts Lousma, met hun zoon Rienk Camstra. Deze Rienk neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum. Hij wordt in 1453 genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel en sneuvelt in 1461 bij een aanval op de stins bij Haring Donia bij Akmarijp.
(bron: Dekema State).
-->| F-IIa. Renick, oudste zoon van Wigle, broer van Eeck Camstra, met zijn vier kinderen. Haar broer Renick Camstra, zoon van Wigle, is bij de belegering van de stins van Joucke Galama in Akmarijp omstreeks het jaar des Heren 1459 {lees: 1461} gesneuveld. Hij liet vier zonen na: Feicke, Peter, Wigle en Sytse Camstra.
(bron: Genealogie Ayttana)
.

trouwt (1) midden 06-1445 vermoedelijk te Wirdum (Fr), (ontbonden door overlijden midden 05-1450 te Wirdum (Fr))
met

- Wijbes Sirtema van Grovestins [e-p], geboren midden 03-1423 te Wirdum (Fr), overleden midden 05-1450 vermoedelijk te Wirdum (Fr).

- Wijbes Sirtema van Grovestins [e-p].
Naam.
-->| Haar naam is een vermoeden vanuit de Genealogie Ayttana.
-->| Zij wordt als N.N. genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79).
Geboorte.
-->| Haar man Rienck overlijdt op 12-06-1461 te Akmarijp, hij is dan hertrouwt en heeft bij zijn tweede vrouw drie kinderen gekregen, en zijn eerste vrouw heeft met hem vier kinderen gekregen, ik neem vooralsnog aan dat zij bij zijn overlijden tenminste tweeëntwintig jaar oud zou zijn geweest, en haar vader overlijdt in 1482, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden en bij de geboorte van haar tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is zij geboren tussen 1408 en 12-06-1439.
Huwelijk.
-->| Haar man Rienck is geboren in de periode tussen 18-04-1410 en 08-05-1424, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest bij zijn huwelijk dan is hij gehuwd in de periode tussen 18-04-1426 en 18-04-1450 en 08-04-1440 en 08-05-1464. Dat is gemiddeld tussen 18-04-1438 en 08-05-1452.
Overlijden.
-->| Zij is op het vroegst gehuwd op de gemiddelde datum van 18-04-1438 en heeft vier kinderen gekregen, en haar man Rienck heeft voor zijn overlijden bij zijn tweede vrouw drie kinderen gekregen, zij is dan overleden tussen 18-04-1441 en 12-06-1459.
Gebeurtenissen.
-->| 1461: Volgens een aantekening van E.M. van Burmania (1700-1789) testeert Renick Camstra in 1461, waaruit zou blijken dat deze bij zijn eerste vrouw Sytze, Feycke, Syts en Saeck heeft verwekt en bij zijn tweede vrouw Wigle, Keympe en Pieter. Dat is niet geheel juist. Zo staat het vast dat de zoons Feycke en Pieter uit Renicks tweede huwelijk met Tietke Unia stammen. De dochter Syts trouwt met Riurd Roorda. Van Riencks zoon Sytse (nr. F-IId) wordt verderop vermeld dat zijn moeder een dochter zou zijn van Scherne Wybe (van Grovestins); zij zou dan Riencks eerste vrouw moeten zijn geweest maar daarvoor is geen bevestiging gevonden. Overigens wordt Renick niet in 1459 maar in 1461 voor de genoemde stins doodgeschoten, met Syuerdt Aylua en nog zeven mannen. Zijn vermoedelijke weduwe Tyethie Kamstera wordt op 21 juli 1463 vermeld als naastligger op Folckmera hemrik.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 1482: Sjoerd Grovestins had één zoon, die wel Scherne Wybe genoemd werd, omdat hij de eerste Fries was, die zich liet scheren. Scherne betekent in het Fries zoveel als geschoren. Daarnaast stond hij ook op slechte voet met de Vetkopers uit Leeuwarden, hoewel hij zelf ook een Vetkoper was. Hierdoor gebeurde het, dat Sikke, de zoon van Douwe Sjaerdama, regent te Franeker, met de hulp van een groot aantal Schieringers, aangevuld met Vetkopers uit Leeuwarden, het slot belegerde. Nog diezelfde dag (Pinksterzondag 1482), wordt de stins bestormt. Toen Wybe Grovestins vanuit een venster de bewegingen van het vijandelijke leger gadeslaat, wordt hij dodelijk getroffen door een kogel.
(bron: stinseninfriesland.nl/GrovestinsEngelum).
-->| F-IId. Sytse Camstra, zoon van oude Renick, de broer van Eeck. Sytse, de vierde zoon van Renick de oude bij een dochter van Scherne Wibe [van Grovestins], liet een zoon na:.
(bron: Genealogie Ayttana)
.

trouwt (2) midden 05-1450 te Wirdum (Fr), (ontbonden door overlijden op woensdag 12-06-1461 te Akmarijp)
met

Tieth Keimpes Unia [e-p], geboren midden 07-1408 vermoedelijk te Wirdum (Fr), overleden midden 03-1474 vermoedelijk te Wirdum (Fr).

Tieth Keimpes Unia [e-p].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 384).
Geboorte.
-->| Haar man overlijdt op 12-06-1461, en zij heeft met hem drie kinderen gehad, en ik neem vooralsnog aan dat zij minstens achttien jaar oud is geweest, en op 21-07-1463 wordt zij genoemd als weduwe, en als ik vooralsnog aanneem dat zij niet ouder dan negentig jaar oud is geweest dan is zij geboren tussen 21-07-1373 en 12-06-1443.
Huwelijk.
-->| De eerste vrouw van haar man Rienck is overleden tussen 18-04-1441 en 12-06-1459.
Overlijden.
-->| Op 21-07-1463 wordt zij genoemd in een acte en in 1486 is zij overleden.
Gebeurtenissen.
-->| 21-07-1463: Volgens een aantekening van E.M. van Burmania (1700-1789) testeert Renick Camstra in 1461, waaruit zou blijken dat deze bij zijn eerste vrouw Sytze, Feycke, Syts en Saeck heeft verwekt en bij zijn tweede vrouw Wigle, Keympe en Pieter. Dat is niet geheel juist. Zo staat het vast dat de zoons Feycke en Pieter uit Renicks tweede huwelijk met Tietke Unia stammen. De dochter Syts trouwt met Riurd Roorda. Van Riencks zoon Sytse (nr. F-IId) wordt verderop vermeld dat zijn moeder een dochter zou zijn van Scherne Wybe (van Grovestins); zij zou dan Riencks eerste vrouw moeten zijn geweest maar daarvoor is geen bevestiging gevonden. Overigens wordt Renick niet in 1459 maar in 1461 voor de genoemde stins doodgeschoten, met Syuerdt Aylua en nog zeven mannen. Zijn vermoedelijke weduwe Tyethie Kamstera wordt op 21 juli 1463 vermeld als naastligger op Folckmera hemrik.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 1486: in Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-352 is sprake van salighe Renick en Thietie.
(bron: Simon Wierstra)
.


Pieter Gerrolts Cammingha [v-p]
Pieter Gerrolts Cammingha [v-p], geboren midden 08-1369 vermoedelijk te Leeuwarden, overleden op vrijdag 08-05-1440 vermoedelijk te Leeuwarden.

Pieter Gerrolts Cammingha [v-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 73, 79).
Beroep.
-->| Heer van Ameland (1405-1440) ; Grietman van Leeuwarderadeel (1437-1438).
Geboorte.
-->| Op 08-05-1440 testeert hij, en ik neem vooralsnog aan dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, en in 1405 is hij heer van Ameland, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 08-05-1350 en 1389.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Sijte is op het vroegst gehuwd met haar eerste man na 18-04-1410, en heeft minstens zes kinderen met hem gehad, en Pieter Gerrolts testeert op 08-05-1440 te Leeuwarden, en met hem heeft zij minstens vier kinderen gehad, zij is dan gehuwd tussen 18-04-1416 en 08-05-1436.
Overlijden.
-->| Zijn overlijdensdatum komt uit zijn testament.
(bron: Friese Zegels).
Gebeurtenissen.
-->| 29-08-1405: Roomskoning Maximiliaan bevestigt Peter het eigen recht op Ameland.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) IV-2).
-->| 1422: Genoemd met zijn zwager Taecke als zij als Vetkopers een verbond sluiten met de Schieringers.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 08-03-1431: Hij maakt een beschikking voor Camminghaburg als hij zonder kinderen/kleinkinderen zou sterven, dan zou zijn zuster Wick erven.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-52).
-->| 08-03-1431: Akte, waarbij Pieter van Cammingha verklaart, dat Cammingha-burcht vererven zal op zijn zuster Wicke en haar nakomelingen, indien hij en zijn kinderen zonder afstammelingen overlijden.
(bron: Tresoar, Frysk Histoarysk Sintrum, 1746 Cammingha I, o.a. te Leeuwarden en Goutum, 1431-1781, 2).
-->| 1435-1437: Grietman van Leeuwarderadeel. PIETER GAMMINGHA , zoon van Gerrolt en diens tweede vrouw Tjemck N, huwde Syds Lousma, wed. Pietcr Gamstra; woonde waarschijnlijk op Camminghaburg te Leeuwarden en testeerde in 1440. Omstreeks dezen tijd (1435) werd het middel-trimdeel bij de stad gevoegd.
(bron: Nalezing op de nieuwe naamlijst van Grietmannen, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia; blz 12).
-->| 1435: Hij was bezitter van de stins Camminghaburg bij Leeuwarden en was daarom in 1435 tegen de vereniging van Hoek met Leeuwarden.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-21).
-->| 21-01-1435: Genoemd in Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland. Accoord tusschem de stad Leeuwarden en Pieter Kamminga, met alle de hofsteden te Kamminga-buur, met die in de Hoek van Oosterterp (Hoogterp); als dat Pieter met de hofsteden voorsz, die in de Hoek en Oosterterp, zullen wezen onder een Stads recht, na inhoud der Stads willekeuren, en dat voor eeuwig. Den 21 Januarij 1435. In den nammea Goedes Amen. In da ierem dae me scriaw, tusend fiouwer hudert ende XXXV, op Sinte Agnieta dey, warden foerenighet ende foergadert dyoe Sted fan Lyowert, en de Peter Kammyngha, mit aldea hofstede toe Kamigha bure ende fyne kynden, ende fyne kyndes kynden, deer op der foersz. hofstede wenheftich synt, mit dae ynra Hoeck ende Aesterpstera, mit al ducka byschede, als hyr ney scrion steet: In dat aerste, dat dy Sted ende Peter mitter hofstede foersz. myter ynra Hoeck ende Aesterpstera, schillit wessa onder een Sted riucht ney inhald der Sted wilkeren, die nu sind, jef dierma hier neymals, om mara netticheit, mettya mey; disschil durya in dat ioeghe: ende weert dat dyoe Sted ende Peter ende fyne kunden, als foerfz. is, enighe twidracht foel, dat schillet kanna dy Persona ty dae Aldahower, ende dy Persona ty dae Nyehouwer, ende dy Alderman der Sted fan Lyowerd. Item jef Peter ende syne kynden, als foersz. is, enigha secka toefoelen fan parye weyna, hyae dat om toe tyaene buta der Sted schaede. In een weerheed dissis breuis soe had ick Peter foersz. foer my, ende myne kynden, dit brieff bisghelet; ende om een mara festicheed soe habbet dy Personna toe dat Aldahouwa, ende dy Persona toe da Nyehouwer, dit brieff mede bysigelet, om mynes bedes willa. In dae jere uses Herens, als foersz. is.
(bron: Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland).
-->| 29-09-1437: Genoemd in Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland. Consent-brief (of Ferdban), gegeven by Pieer Camminga, Grietman over Leeuwarderadeel, op een koop van 24 pondematen lands, leggende in Vierhuister goed, gekigt by het Convent van Klaarkamp. Den 29 September 1437. Wy Peter Kammengha, Gretman in Loiwerdeeradele, Fedeko Emminggha, Alteko Jelliggha, ende Heer Popka Britzim, ende Decko Uffingga, Mederiuchteren aldeer, dwaet kuid ende oppenbere mit dese ienwirdega breue, det Cleerkampera Kelneren habbet brocht to bodim Fyorhustera gued, den stede der Scelta uppa sit, ende fyor ende twintich pundameten landis, myn of meer, hot dyo mete op bringgha meey, ende dese bode gaed Hetta, Sycka zon Hettama; en dese vorsz. Kelneren haben ditt vorsz. land boden an dey, ende den ora, ende den tredda, ende anoghe. Ende nemen kam, der deze vorsz bode wrsette, iefta weerspreke van Hetta wegenen, ende him self nogelik kindighet was, um des willa so hab ik Peter vorsz, by rede mira Syana, Cleercampera Kelneren ferdban deen up dit vorsz land, mit fulla riucht, by fulla degim, en habt bysellen alla handem by achtegha pundem, det nema dese vorsz Kelneren ende Conuent, wald net unriucht dwe in dese vorsz land, ende det by dat da hagesta felingghem, der wy leda moghen, al argelist wtseyfd. In een weerheit desis breuis so habben wy Peter, Fedeko, Alteko ende Popko vorsz, use segelen on dit bref hwinsen: ende ik Henko Thaddingga hab myn segel mede on dyt bref hwinsen, um bede Dekcens vorsz. Int ieer uses Herens dusent, fyorhundert ende faentritich, des Dundersdeis efter Sunte Mychaelis dey.
(bron: Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland).
-->| 1437: Pieter van Cammingha was zeer waarschijnlijk een zoon van Gerraut van Cammingha van het Slot Cammingha te Ferwerd, en Hac van Cammingha, dochter van Sidse van Cammingha van Camminghaburg, en gehuwd met Syts of Sitte Lansma, weduwe van den Olderman Petrus van Camstra. Cammingha wordt beschuldigd zijne zuster Wick, erfgename geworden van zijnen ouderen broeder en zuster, die kinderloos overleden, van de erfenis, waartoe Camminghaburg behoorde, met geweld te hebben ontzet. Hij behoorde tot de partij der Vetkoopers, en teekende in 1422, toen de overheersching van Hertog Jan van Beijeren overal misnoegen verwekte, met eene menigte Oostfriesche en Groningsche Edelen en Friesche Schieringers en Vetkoopers te Groningen een zoenverdrag, ten einde zich gezamenlijk tegen de dwingelandij te kunnen verzetten; welk verdrag, gevolgd door eenige gelukkig uitgevallen krijgsverrigtingen, oorzaak was, dat de Hertog genoodzaakt werd de vrijheden der Friezen op nieuw te bevestigen en zelfs te vermeerderen. Op den 29 September 1437 gaf hij met zijne mederegtsres een consentbrief wegens den koop van een stuk lands, gekocht door het Klaarkamper klooster. Onder de Mederegters, die met Cammingha dit stuk onderteekenden, vindt men Alteko Jeligha, waarvan de overeenkomst van naam met dien van den laatst voorgaanden Grietman, mij doet denken, dat hij dezelfde persoon is, en dus hier bevestigd wordt, hetgeen in de inleiding van dit werk omtrent de toerbeurtenis gezegd.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz xxx).
-->| 1439: Als voogd betrokken bij boedelscheiding.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-214).
-->| 08-05-1440: Peter Kammengha van Ameland testeerde ziek van lichaam op te Leeuwarden. In dit testament wordt zijn vrouw driemaal vermeld als Zyce of Zyca en ook zijn 4 kinderen worden met namen genoemd. Zijn stiefzoon Rienck Camstra zegelt ook. Camminghaburg liet hij na aan zijn zoon Sicke.
(bron: Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 11).
-->| 08-05-1440: Nr 11, Naam Peter Kammengha, Partner(s) Sicke, Kinderen zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke, Woonplaats Leeuwarden, Commentaar 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Int jeerUsisHerens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up SenteWironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, alsMenno Jayama,GerrardKammengha,Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot oed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy,Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7 Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 15).
-->| 18-04-1451: Nr 14, Naam Site Kammingha, Moeder Frouke, Partner Peter (+), Kinderen zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke. Woonplaats Leeuwarden. Commentaar 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Bij het testeren leven nog 3 van de 4 kinderen uit haar tweede huwelijk ; zoon Sjuck wordt niet meer genoemd. In den name Ons Heeren, amen. Int jeer Ons Heeren 1451, op Palma dey, toe fyouwer wren toe middey, soe hath dio erbare frouwe Site Kammingha, wy[s] ende froet van sinne, al was hioe sieck ende kranck van lichame, ma[cket] her testament ende willa, ende wolde dat dit testament fest ende machtic[h] ende onwandelber blyuwe scholde, ende dat in forma hirney sc. Int aerst so had hy her legerstee byerret to dae jacopinen by Peter, her mans, ende hadde hemmen boecket een fatte ku off een oxa, buta dat land der [Peter], dem God nedich sye, jouwen had dan jacopinen foer syn zeel, ende dae sio j[out] om een euige memorie, ney inhalt Peters testament. Item om den pron[da] der Sythe aldmoeder macket toe Leckum, dat schillet her kinden ordine[rie] ende schicke ney uutwysinge Sythi oldmueders testament, in den d[***] dattet byhalden is. Ende is dat neet, soe wil hioet habbe dat den ha[eldeel] schil habbe Sinte Cecilie, den odera haeldeel schillit dele da tweer p[resteren] toe Leckum. Ende hwer dat ment foer aeskia mey dat land deer to da p[ronda] heerd had, dat schillit da kinden toe da pronda weer jaen als vors. is. Ite[m] had hio jouwen der tzerke to Wirdum in dat joewich dae thrie pondameten dee[r] Epe pelser nu had toe heer, ende is een schyeld renthe. Ende weert seck [dat] Leckema of Wirdama, om needsecke off ongefalle deer hemmen mochte onfalla, dat vors. land schulde selle, Sythe nest erffgenamen dat land weer [in] te leghien, off dat nyar deerfan toe habben. Item des hadt hyo macket he[r] boekinghe in een somma soe greet als dyo Peters was, ende dat to jaen helg[um], heren ende in loghen, ney inhalt Peters testament, oers dat men jaen schi[l] sulke somma off buckinge in logen der Sythe land hath lidzen, als Peter [***] deer hy land lidsen heed. Item hath part dar Peter compt deer hio op in [***]mynghe gued hadt toe Rauwert ende mit goed ende mit riucht habbe [***], deer schil dyo tzerke toe Rauwert habbe den haeldeel, ende dae sistere toeNy[e]cloester den haeldeel. Itemdes heed hio leend Eemken toe Wirdom een paer schotte, des schil dio tzerke toe Wirdum habbe da ena oft de bytael, da oera schil habbe Walla, Emke dochter. Item hio had jouwen dae twa presteren te Leck[um] toe hiare leen in dat ewich elck een schild renthe, ende als her kinden dee[let], soe schillet hia elck een pronda also fulle lands uutwyse als een schild renth[e]. Item dae fyouwer pondameten op dae Nyland der Peter ende Sythie toegerre capet [habbet], dir schil de een fan habbe dyo kerke toe Nyenhove, dio oere int gasthuys, die tred Oldenhoeff, die virde toe jacopinen. Ende des had jo joun, ende dit was by consent her kindene, een ku toe Oldehove toe dat Sacrementshuys, o[ff] dio werdye derfan. Item soe hat jo mecket thien jeradeel, toe Oudehouwe [toe] ferweryen. Item uutledinge, trytigha dey ende jeerwondt schillit dae erwen toelicke steen ut dae mene. Item des deys als men her uuttet, soe schill men jaen elck een ald schamel mensche een butken, dae ore elck een hael flaems[c]he. Item soe hat hyo Sicken, her zoon, her ziel befellen toe ferweryen, ende had mecket fyouwer adeel foer haer ende here mueder, dae twae toe jacopine[n] voer her ende Frouke, her moeder, dat thred toe Leckum foer Frouke, ende dat fyerd toe Kambuer foer herselffs. Om dit tho ferweryen soe had joe Sicken weer toeleyd, euelick ende erfflick, thien postulaetg. renthe. Foer dae sex postulaetg. rennthe van disse thien vors. soe schil Sicke habbe dat terp, lidsende op Blitzardera terp, ende da ore fyouwer schilden, hem uutwyse in land dir aldernest. Item dae susteren der sint tho Galilea, ist dat jae dir bliuwet, schillet habbe een kue ende da maeste pot, twa syde speck ende twae heep. Ende wert seck dattet van herre wrste fonden werde dat hya toe Wiswer[t] soude blyuwe, soe schille hyat alder habbe. Item jo hat macket toe erven al her gueden, replick, onreplick, byhala bockinge ende lieffgifte, Rienick, Sicken, Tiemck ende Sacken, ende hattet macket om een scheidenge herrer kinderen als ney folget. Int eerst had jochthondert pondameten, dat laugit hyo ende deelt aldus dat her zynnen, als Rienck ende Sicke, schillit ieder habbe treddeheelhondert pondameten, ende Tiemck ende Sacke schille yder habbe oerheelhondert. Ende in disse 300 pondameten der da dochteren schillit habbe, soe schillit hya habbe dat land to Teghum ende to Meedum, ende het dat land minder is dan da thryahondert pondameten, dat schil men hemmen foert uutwyse to Leckum. Ende dat selwerwerck als Tiemck had ende Sacke habbe schil, deer uut dae reet gaen schil, dat schilet da famna aldeer abuta habbe. Ende wert seck dat disse achthondert pondameten naet ful were, den schade schillit hya toegerra habbe, aeck inschilden ende uutschilden toegarre op to berren, ende van dae renthen uut da mene tghaen to betelien. Endeweer dio sommameer dan 800 pondameten, dae bata schillit da knapen habbe. Item dat land der van Jouke Eekengha comen mocht, ney uutwysenge syn selffs brieff ende segel, dat schillit da knapen te foerdel habbe da schatta deer hya lidzet, oers dat tho Medum ende toe Leckum. Item dat s[tens] Kammengabuer, der fan Sithe renthen mey thimmere is, dat schil Sicke frye ende quit habbe, ende derfoer schil Reenck weer habbe dat hael stens to Camstera ende den steen als dy to Kamstera opt heem is. Item Rienck schil habbe dat litick spaen, ende aldeermey dat graet bitellet. Item Rienc[k] schilma bitallia uut da mena da litike scotta ende den selvere rema en da litike schotte schil Thiemck byhalda. Item die wirdinga fan da rema is toliff schilden, als her Hoite wel weet. Item dae sex pondameten der da susteren toe Galeyen toehereth ende in hyarra land leyd op Kammenghabuerstera hemrick, dae schilme dae susteren weerjaen, ende afterstallige renthen deer hya by wera wirden sidze willeth, schil men hemmen bytelye. Item Sinte Vyt toe Oudeho[ve] silme bitelye uut da mena sex clinckerdan fan een hael pondamete landis der Peter capet fan dae foegeden, lidzen by syn land in dae Keegh. Item weert seck dattet Rienck naet halda wold fan dat spoen als vors. is, soe schillet da famna habba dat litti[ck] spaen, ende dat graet schil men hem bitellia derfoer dattet werdich is uuth da mena, up dat deer hi opberd hath. Ende Renic schil habba den grate bisleyne hoorn, ende dae oer trye kynden schillet dela dae oraschensvet. Item Saeck schil Site huuth toe forndeel habbe, ende dat glas off da schalia, hocra dat hyo lyarra wil, ende fiouwer selvere leppelen, als tweer van da beste ende tweer van da menste. Item Rienck moeder Froucke suarte hoern. Item ist dat Saeck tzeest van dat gles ende schalye, soe schil Thyemck dat oer habbe. Item broer Syuwert ende her Henrick elck een alden schild. Item fyouwer stuk goldis schilme jaen om Godis wille by broeder Syuwerts reed ende heer Henrick. Item dae tzerke toe Roerdahuysum schilme jaen fyff schilden. Item Rienck schil wederkeere vyff rynsckg. toe Dockum. Item Rienck schil weder jaen een paer oxen. Item, deer Sicke by was seyd Sitze dat hyo eta conscientie heed fan Personie gued, ende wold dat ment Nyecloester alheel leet folgie. Dit testament is macket in gueder liodene antwort, der aldeertoe ropen ende baden sint, als her Henrick, personna tho da Aldehove, der Syte bichtfaer ende testamentarius was, her Intha, aec personna tho da Aldahove, broder Gysbert, prior tho Liouwert, broer Tho[mas] Kraen, broer Syurdt, her Symen, decken alhier tho Liuwert tho da Aldehove, Syke Martena, ende oers guede lioede deer aldeermey by ende to baeden waeren, in der tyt ende des deys als vors. is. In een weerheyt dissis brieffs soe habbet wy,Henricus, Intetus, vors. personna, uus sigelen hier op spacium dis brewis tracht. Ende wy, broer Gisbert, habbet voer uus ende voer broer Syurdt, usen lesmaester, dit brieff mit uus ambtissighil bisigelt. Ende wy, broer Thomas vors, Simon, decken ende prester, Sike Martena vors, habbet dit brieff mit use segelen aeck meybesegelt, deer bror Ghysbert, uus prior, my, broer Thomas, orloff tho joun hadt. Int jeer Ons Heren 1451, des wernsdey ney Bartholomeii apostoli. De copie waernae deese ges. is, berust te Kambuer.
Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 16. Zwaar beschadigd; aan het eind van enkele regels vallen woorden of delen van woorden weg door afbrokkeling.Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie copie van Syt Kammingha testament, in date 1451. Testament van Sytia Kamminga, 1451, op Palmdag. Druk: a. OFO IV, nr 12.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 23)
.

trouwt midden 04-1426 vermoedelijk te Leeuwarden, (ontbonden door overlijden op vrijdag 08-05-1440 vermoedelijk te Leeuwarden)
met

Sijte Lousma [v-pp], dochter van Frouke [v-pp], geboren midden 04-1404 te Leeuwarden, overleden op vrijdag 18-04-1451 te Leeuwarden, trouwt (1) midden 04-1417 vermoedelijk te Goutum, (ontbonden door overlijden midden 01-1419 te Goutum) met Pieter Wiggles Camstra [v-p], zoon van Wiggle Pieters Camstra [v-p], geboren midden 07-1382 te Goutum, overleden midden 01-1423 te Goutum.

Sijte Lousma [v-pp].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 73, 79).
Geboorte.
-->| Op 18-04-1451 testeert zij te Leeuwarden, en haar tweede man, waarbij zij minstens vier kinderen heeft gehad, testeert op 08-04-1440, bij haar eerste man heeft zij minstens zes kinderen gehad, en als ik vooralsnog aanneem dat zij minstens zestien jaar oud bij haar eerste huwelijk is geweest, en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest bij de geboorte van haar eerste kind, dan is zij geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414.
Huwelijk.
-->| Zij wordt geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414 te Leeuwarden, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en dus gehuwd is na 18-04-1410, en haar zoon Rienck wordt geboren vóór 08-05-1424.
-->| Haar tweede man Pieter Gerrolts testeert op 08-05-1440 te Leeuwarden. Met hem heeft zij minstens vier kinderen gehad, zij is dan gehuwd vóór 08-05-1436.
Overlijden.
-->| Haar overlijdensdatum komt voort uit het opmaken van haar testament op 18-04-1451 te Leeuwarden.
Gebeurtenissen.
-->| 1437: Pieter van Cammingha was zeer waarschijnlijk een zoon van Gerraut van Cammingha van het Slot Cammingha te Ferwerd, en Hac van Cammingha, dochter van Sidse van Cammingha van Camminghaburg, en gehuwd met Syts of Sitte Lansma, weduwe van den Olderman Petrus van Camstra. Cammingha wordt beschuldigd zijne zuster Wick, erfgename geworden van zijnen ouderen broeder en zuster, die kinderloos overleden, van de erfenis, waartoe Camminghaburg behoorde, met geweld te hebben ontzet. Hij behoorde tot de partij der Vetkoopers, en teekende in 1422, toen de overheersching van Hertog Jan van Beijeren overal misnoegen verwekte, met eene menigte Oostfriesche en Groningsche Edelen en Friesche Schieringers en Vetkoopers te Groningen een zoenverdrag, ten einde zich gezamenlijk tegen de dwingelandij te kunnen verzetten; welk verdrag, gevolgd door eenige gelukkig uitgevallen krijgsverrigtingen, oorzaak was, dat de Hertog genoodzaakt werd de vrijheden der Friezen op nieuw te bevestigen en zelfs te vermeerderen. Op den 29 September 1437 gaf hij met zijne mederegtsres een consentbrief wegens den koop van een stuk lands, gekocht door het Klaarkamper klooster. Onder de Mederegters, die met Cammingha dit stuk onderteekenden, vindt men Alteko Jeligha, waarvan de overeenkomst van naam met dien van den laatst voorgaanden Grietman, mij doet denken, dat hij dezelfde persoon is, en dus hier bevestigd wordt, hetgeen in de inleiding van dit werk omtrent de toerbeurtenis gezegd.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia).
-->| 08-05-1440: Peter Kammengha van Ameland testeerde ziek van lichaam op te Leeuwarden. In dit testament wordt zijn vrouw driemaal vermeld als Zyce of Zyca en ook zijn 4 kinderen worden met namen genoemd. Zijn stiefzoon Rienck Camstra zegelt ook. Camminghaburg liet hij na aan zijn zoon Sicke.
(bron: Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 11 en Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-215).
-->| 08-05-1440: Nr 11, Naam Peter Kammengha, Partner(s) Sicke, Kinderen zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke, Woonplaats Leeuwarden, Commentaar 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Int jeerUsisHerens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up SenteWironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, alsMenno Jayama,GerrardKammengha,Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot oed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy,Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7 Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 15).
-->| 18-04-1451: Nr 14, Naam Site Kammingha, Moeder Frouke, Partner Peter (+), Kinderen zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke. Woonplaats Leeuwarden. Commentaar 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Bij het testeren leven nog 3 van de 4 kinderen uit haar tweede huwelijk ; zoon Sjuck wordt niet meer genoemd. In den name Ons Heeren, amen. Int jeer Ons Heeren 1451, op Palma dey, toe fyouwer wren toe middey, soe hath dio erbare frouwe Site Kammingha, wy[s] ende froet van sinne, al was hioe sieck ende kranck van lichame, ma[cket] her testament ende willa, ende wolde dat dit testament fest ende machtic[h] ende onwandelber blyuwe scholde, ende dat in forma hirney sc. Int aerst so had hy her legerstee byerret to dae jacopinen by Peter, her mans, ende hadde hemmen boecket een fatte ku off een oxa, buta dat land der [Peter], dem God nedich sye, jouwen had dan jacopinen foer syn zeel, ende dae sio j[out] om een euige memorie, ney inhalt Peters testament. Item om den pron[da] der Sythe aldmoeder macket toe Leckum, dat schillet her kinden ordine[rie] ende schicke ney uutwysinge Sythi oldmueders testament, in den d[***] dattet byhalden is. Ende is dat neet, soe wil hioet habbe dat den ha[eldeel] schil habbe Sinte Cecilie, den odera haeldeel schillit dele da tweer p[resteren] toe Leckum. Ende hwer dat ment foer aeskia mey dat land deer to da p[ronda] heerd had, dat schillit da kinden toe da pronda weer jaen als vors. is. Ite[m] had hio jouwen der tzerke to Wirdum in dat joewich dae thrie pondameten dee[r] Epe pelser nu had toe heer, ende is een schyeld renthe. Ende weert seck [dat] Leckema of Wirdama, om needsecke off ongefalle deer hemmen mochte onfalla, dat vors. land schulde selle, Sythe nest erffgenamen dat land weer [in] te leghien, off dat nyar deerfan toe habben. Item des hadt hyo macket he[r] boekinghe in een somma soe greet als dyo Peters was, ende dat to jaen helg[um], heren ende in loghen, ney inhalt Peters testament, oers dat men jaen schi[l] sulke somma off buckinge in logen der Sythe land hath lidzen, als Peter [***] deer hy land lidsen heed. Item hath part dar Peter compt deer hio op in [***]mynghe gued hadt toe Rauwert ende mit goed ende mit riucht habbe [***], deer schil dyo tzerke toe Rauwert habbe den haeldeel, ende dae sistere toeNy[e]cloester den haeldeel. Itemdes heed hio leend Eemken toe Wirdom een paer schotte, des schil dio tzerke toe Wirdum habbe da ena oft de bytael, da oera schil habbe Walla, Emke dochter. Item hio had jouwen dae twa presteren te Leck[um] toe hiare leen in dat ewich elck een schild renthe, ende als her kinden dee[let], soe schillet hia elck een pronda also fulle lands uutwyse als een schild renth[e]. Item dae fyouwer pondameten op dae Nyland der Peter ende Sythie toegerre capet [habbet], dir schil de een fan habbe dyo kerke toe Nyenhove, dio oere int gasthuys, die tred Oldenhoeff, die virde toe jacopinen. Ende des had jo joun, ende dit was by consent her kindene, een ku toe Oldehove toe dat Sacrementshuys, o[ff] dio werdye derfan. Item soe hat jo mecket thien jeradeel, toe Oudehouwe [toe] ferweryen. Item uutledinge, trytigha dey ende jeerwondt schillit dae erwen toelicke steen ut dae mene. Item des deys als men her uuttet, soe schill men jaen elck een ald schamel mensche een butken, dae ore elck een hael flaems[c]he. Item soe hat hyo Sicken, her zoon, her ziel befellen toe ferweryen, ende had mecket fyouwer adeel foer haer ende here mueder, dae twae toe jacopine[n] voer her ende Frouke, her moeder, dat thred toe Leckum foer Frouke, ende dat fyerd toe Kambuer foer herselffs. Om dit tho ferweryen soe had joe Sicken weer toeleyd, euelick ende erfflick, thien postulaetg. renthe. Foer dae sex postulaetg. rennthe van disse thien vors. soe schil Sicke habbe dat terp, lidsende op Blitzardera terp, ende da ore fyouwer schilden, hem uutwyse in land dir aldernest. Item dae susteren der sint tho Galilea, ist dat jae dir bliuwet, schillet habbe een kue ende da maeste pot, twa syde speck ende twae heep. Ende wert seck dattet van herre wrste fonden werde dat hya toe Wiswer[t] soude blyuwe, soe schille hyat alder habbe. Item jo hat macket toe erven al her gueden, replick, onreplick, byhala bockinge ende lieffgifte, Rienick, Sicken, Tiemck ende Sacken, ende hattet macket om een scheidenge herrer kinderen als ney folget. Int eerst had jochthondert pondameten, dat laugit hyo ende deelt aldus dat her zynnen, als Rienck ende Sicke, schillit ieder habbe treddeheelhondert pondameten, ende Tiemck ende Sacke schille yder habbe oerheelhondert. Ende in disse 300 pondameten der da dochteren schillit habbe, soe schillit hya habbe dat land to Teghum ende to Meedum, ende het dat land minder is dan da thryahondert pondameten, dat schil men hemmen foert uutwyse to Leckum. Ende dat selwerwerck als Tiemck had ende Sacke habbe schil, deer uut dae reet gaen schil, dat schilet da famna aldeer abuta habbe. Ende wert seck dat disse achthondert pondameten naet ful were, den schade schillit hya toegerra habbe, aeck inschilden ende uutschilden toegarre op to berren, ende van dae renthen uut da mene tghaen to betelien. Endeweer dio sommameer dan 800 pondameten, dae bata schillit da knapen habbe. Item dat land der van Jouke Eekengha comen mocht, ney uutwysenge syn selffs brieff ende segel, dat schillit da knapen te foerdel habbe da schatta deer hya lidzet, oers dat tho Medum ende toe Leckum. Item dat s[tens] Kammengabuer, der fan Sithe renthen mey thimmere is, dat schil Sicke frye ende quit habbe, ende derfoer schil Reenck weer habbe dat hael stens to Camstera ende den steen als dy to Kamstera opt heem is. Item Rienck schil habbe dat litick spaen, ende aldeermey dat graet bitellet. Item Rienc[k] schilma bitallia uut da mena da litike scotta ende den selvere rema en da litike schotte schil Thiemck byhalda. Item die wirdinga fan da rema is toliff schilden, als her Hoite wel weet. Item dae sex pondameten der da susteren toe Galeyen toehereth ende in hyarra land leyd op Kammenghabuerstera hemrick, dae schilme dae susteren weerjaen, ende afterstallige renthen deer hya by wera wirden sidze willeth, schil men hemmen bytelye. Item Sinte Vyt toe Oudeho[ve] silme bitelye uut da mena sex clinckerdan fan een hael pondamete landis der Peter capet fan dae foegeden, lidzen by syn land in dae Keegh. Item weert seck dattet Rienck naet halda wold fan dat spoen als vors. is, soe schillet da famna habba dat litti[ck] spaen, ende dat graet schil men hem bitellia derfoer dattet werdich is uuth da mena, up dat deer hi opberd hath. Ende Renic schil habba den grate bisleyne hoorn, ende dae oer trye kynden schillet dela dae oraschensvet. Item Saeck schil Site huuth toe forndeel habbe, ende dat glas off da schalia, hocra dat hyo lyarra wil, ende fiouwer selvere leppelen, als tweer van da beste ende tweer van da menste. Item Rienck moeder Froucke suarte hoern. Item ist dat Saeck tzeest van dat gles ende schalye, soe schil Thyemck dat oer habbe. Item broer Syuwert ende her Henrick elck een alden schild. Item fyouwer stuk goldis schilme jaen om Godis wille by broeder Syuwerts reed ende heer Henrick. Item dae tzerke toe Roerdahuysum schilme jaen fyff schilden. Item Rienck schil wederkeere vyff rynsckg. toe Dockum. Item Rienck schil weder jaen een paer oxen. Item, deer Sicke by was seyd Sitze dat hyo eta conscientie heed fan Personie gued, ende wold dat ment Nyecloester alheel leet folgie. Dit testament is macket in gueder liodene antwort, der aldeertoe ropen ende baden sint, als her Henrick, personna tho da Aldehove, der Syte bichtfaer ende testamentarius was, her Intha, aec personna tho da Aldahove, broder Gysbert, prior tho Liouwert, broer Tho[mas] Kraen, broer Syurdt, her Symen, decken alhier tho Liuwert tho da Aldehove, Syke Martena, ende oers guede lioede deer aldeermey by ende to baeden waeren, in der tyt ende des deys als vors. is. In een weerheyt dissis brieffs soe habbet wy,Henricus, Intetus, vors. personna, uus sigelen hier op spacium dis brewis tracht. Ende wy, broer Gisbert, habbet voer uus ende voer broer Syurdt, usen lesmaester, dit brieff mit uus ambtissighil bisigelt. Ende wy, broer Thomas vors, Simon, decken ende prester, Sike Martena vors, habbet dit brieff mit use segelen aeck meybesegelt, deer bror Ghysbert, uus prior, my, broer Thomas, orloff tho joun hadt. Int jeer Ons Heren 1451, des wernsdey ney Bartholomeii apostoli. De copie waernae deese ges. is, berust te Kambuer.
Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 16. Zwaar beschadigd; aan het eind van enkele regels vallen woorden of delen van woorden weg door afbrokkeling.Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie copie van Syt Kammingha testament, in date 1451. Testament van Sytia Kamminga, 1451, op Palmdag. Druk: a. OFO IV, nr 12.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 23).
-->| Daarnaast bestaat er een stamboom, die rond 1670 moet zijn samengesteld. Deze stamboom borduurt voort op voornoemd werk van Burmania, maar kent een oudere stamvader: Pieter Camstra, die rond 1400 geleefd moet hebben. Hij zou drie zoons hebben gehad: Taco, uit wie, behalve twee zoons, een dochter die getrouwd is geweest met een Hermana; Feico, uit wie een zoon Altheke; en Wigle Camstra, uit wie alleen een zoon Pieter Camstra, gehuwd met Sytske Lausma.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| Dekema State: De eerste genoemde bewoners zijn Pieter van Camstra en Syts Lousma, met hun zoon Rienk Camstra. Deze Rienk neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum. Hij wordt in 1453 genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel en sneuvelt in 1461 bij een aanval op de stins bij Haring Donia bij Akmarijp.
(bron: Dekema State)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Sicke Pieters*1428 Leeuwarden †1457 Leeuwarden 28
Tjemck Pieters*1428 Leeuwarden †1479 Goutum 51
Graets Pieters*1428     
Saecke Pieters*1428 Wirdum (Fr) †1472  43
Sjuck Pieters*1428  †1451  22


Geertruijd Berends [f-ss]
Geertruijd Berends [f-ss], gedoopt op donderdag 29-01-1699 te Pieterburen, overleden midden 03-1764 vermoedelijk te Saaxumhuizen.

Geertruijd Berends [f-ss].
Naam.
-->| Haar naam komt uit haar doopacte van 29-01-1699 te Pieterburen.
Geboorte.
-->| 29-01-1699: D: 29 Jan: tot Peterbuir gedoopt Berent Emes en Metjen Jans haer Dochtertjen Geertruid genaemt.
Huwelijk.
-->| 08-03-1731: Den 8 Martij zijn nae drie proclamatien in den Houwelijken Staet tot Saaxumhuisen bevestigt] En Peter Remkes van Saaxumhuisen en Geertruijd Berends van Peterbuiren.
-->| 24-11-1737: Den 24 November zijn nae drie proclamatien in den Houwelijken Staet tot Saaxumhuisen bevetsigt Jan Wessels van Eelde en Geertruijd Berends weduwe van Peter Remkes van Saaxuimhuisen.
Overlijden.
-->| Op 31-05-1739 wordt haar dochter Fenje gedoopt te Westernieland. en als ik vooralsnog aanneem dat zij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is zij overleden vóór 29-01-1789
.

trouwt (1) op donderdag 08-03-1731 te Saaxumhuizen, (ontbonden door overlijden circa 03-1737 te Saaxumhuizen)
met

Peter Remkes [e-ss], geboren -->| Op 08-03-1731 huwt hij te Westernieland, en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 08-03-1691 en 08-03-1715. Hij is afkomstig uit Saaxumhuizen. Er worden in die periode twee kinderen met de naam Peter met als naam van de vader Remke gedoopt te Westernieland en Saaxumhuizen. Op 04-09-1701 en 14-04-1707 de zonen van Remke Tonnis en Geeske Jacobs, gedoopt op donderdag 14-04-1707 te Westernieland, overleden circa 03-1737 -->| Op 19-08-1736 wordt zijn dochter Geeske gedoopt te Westernieland en op 24-11-1737 hertrouwt zijn weduwe Geertruijd te Westernieland te Saaxumhuizen.

Peter Remkes [e-ss].
-->| Zijn naam komt van Frans Krom.
(bron: http://familiewiersema.nl/files/Marcus%20Norman.pdf)
.

trouwt (2) op zondag 24-11-1737 te Saaxumhuizen, (ontbonden door overlijden midden 03-1764 vermoedelijk te Saaxumhuizen)
met

Jan Wessels [e-ss], midden 11-1709 -->| Op 24-11-1737 huwt hij te Westernieland, en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 24-11-1697 en 24-11-1721. Hij is afkomstig uit Eelde. Er wordt in die periode geen kind met de naam Jan met als naam van de vader Wessel gedoopt te Eelde. Het doopboek van Eelde begint op 11-07-1723 afkomstig uit Eelde, overleden midden 09-1772 -->| Op 31-05-1739 wordt zijn dochter Fenje gedoopt te Westernieland, en op 24-11-1737 huwt hij te Westernieland, en als ik vooralsnog aanneem dat hij daarna nog hoogstens zeventig jaar leeft, dan is hij overleden vóór 24-11-1807. Maar aangezien hij in de overlijdensacten en het begraafboek van Westernieland niet voorkomt, neem ik vooralsnog aan dat hij is overleden vóór 1806 te Saaxumhuizen.

Jan Wessels [e-ss].
-->| Zijn naam komt van Frans Krom.
(bron: http://familiewiersema.nl/files/Marcus%20Norman.pdf)
.


Heyo Reynarda [v-p]
Heyo Reynarda [v-p], geboren midden 07-1356 vermoedelijk te Oppenhuizen, overleden midden 07-1446 vermoedelijk te Oppenhuizen.

Heyo Reynarda [v-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
Geboorte.
-->| Zijn zoon wordt geboren in de periode tussen 1333 en 1357 en 1412 en 1436. Dat is gemiddeld tussen 1345 en 1424. Als ik vooralsnog aanneem dat hij bij zijn geboorte tenminste zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 1293 en 1317 en 1317 en 1341 en 1372 en 1396 en 1396 en 1420. Dat is gemiddeld tussen 1305 en 1329 en 1384 en 1408, en dat is weer gemiddeld tussen 1317 en 1396.
Overlijden.
-->| Hij is gemiddeld geboren tussen 1317 en 1396, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is hij overleden vóór de periode tussen 1407 en 1486
.


een zoon:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Oege*1384 Oppenhuizen †1474 Oppenhuizen 90


- Wijbes Sirtema van Grovestins [e-p]
- Wijbes Sirtema van Grovestins [e-p], geboren midden 03-1423 te Wirdum (Fr), overleden midden 05-1450 vermoedelijk te Wirdum (Fr).

- Wijbes Sirtema van Grovestins [e-p].
Naam.
-->| Haar naam is een vermoeden vanuit de Genealogie Ayttana.
-->| Zij wordt als N.N. genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79).
Geboorte.
-->| Haar man Rienck overlijdt op 12-06-1461 te Akmarijp, hij is dan hertrouwt en heeft bij zijn tweede vrouw drie kinderen gekregen, en zijn eerste vrouw heeft met hem vier kinderen gekregen, ik neem vooralsnog aan dat zij bij zijn overlijden tenminste tweeëntwintig jaar oud zou zijn geweest, en haar vader overlijdt in 1482, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden en bij de geboorte van haar tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is zij geboren tussen 1408 en 12-06-1439.
Huwelijk.
-->| Haar man Rienck is geboren in de periode tussen 18-04-1410 en 08-05-1424, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest bij zijn huwelijk dan is hij gehuwd in de periode tussen 18-04-1426 en 18-04-1450 en 08-04-1440 en 08-05-1464. Dat is gemiddeld tussen 18-04-1438 en 08-05-1452.
Overlijden.
-->| Zij is op het vroegst gehuwd op de gemiddelde datum van 18-04-1438 en heeft vier kinderen gekregen, en haar man Rienck heeft voor zijn overlijden bij zijn tweede vrouw drie kinderen gekregen, zij is dan overleden tussen 18-04-1441 en 12-06-1459.
Gebeurtenissen.
-->| 1461: Volgens een aantekening van E.M. van Burmania (1700-1789) testeert Renick Camstra in 1461, waaruit zou blijken dat deze bij zijn eerste vrouw Sytze, Feycke, Syts en Saeck heeft verwekt en bij zijn tweede vrouw Wigle, Keympe en Pieter. Dat is niet geheel juist. Zo staat het vast dat de zoons Feycke en Pieter uit Renicks tweede huwelijk met Tietke Unia stammen. De dochter Syts trouwt met Riurd Roorda. Van Riencks zoon Sytse (nr. F-IId) wordt verderop vermeld dat zijn moeder een dochter zou zijn van Scherne Wybe (van Grovestins); zij zou dan Riencks eerste vrouw moeten zijn geweest maar daarvoor is geen bevestiging gevonden. Overigens wordt Renick niet in 1459 maar in 1461 voor de genoemde stins doodgeschoten, met Syuerdt Aylua en nog zeven mannen. Zijn vermoedelijke weduwe Tyethie Kamstera wordt op 21 juli 1463 vermeld als naastligger op Folckmera hemrik.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 1482: Sjoerd Grovestins had één zoon, die wel Scherne Wybe genoemd werd, omdat hij de eerste Fries was, die zich liet scheren. Scherne betekent in het Fries zoveel als geschoren. Daarnaast stond hij ook op slechte voet met de Vetkopers uit Leeuwarden, hoewel hij zelf ook een Vetkoper was. Hierdoor gebeurde het, dat Sikke, de zoon van Douwe Sjaerdama, regent te Franeker, met de hulp van een groot aantal Schieringers, aangevuld met Vetkopers uit Leeuwarden, het slot belegerde. Nog diezelfde dag (Pinksterzondag 1482), wordt de stins bestormt. Toen Wybe Grovestins vanuit een venster de bewegingen van het vijandelijke leger gadeslaat, wordt hij dodelijk getroffen door een kogel.
(bron: stinseninfriesland.nl/GrovestinsEngelum).
-->| F-IId. Sytse Camstra, zoon van oude Renick, de broer van Eeck. Sytse, de vierde zoon van Renick de oude bij een dochter van Scherne Wibe [van Grovestins], liet een zoon na:.
(bron: Genealogie Ayttana)
.

trouwt midden 06-1445 vermoedelijk te Wirdum (Fr), (ontbonden door overlijden midden 05-1450 te Wirdum (Fr))
met

Rienck Pieters Camstra [f-p], zoon van Pieter Wiggles Camstra [v-p] en Sijte Lousma [v-pp], geboren midden 04-1417 vermoedelijk te Firdgum, overleden op woensdag 12-06-1461 te Akmarijp, trouwt (2) midden 05-1450 te Wirdum (Fr), (ontbonden door overlijden op woensdag 12-06-1461 te Akmarijp) met Tieth Keimpes Unia [e-p], geboren midden 07-1408 vermoedelijk te Wirdum (Fr), overleden midden 03-1474 vermoedelijk te Wirdum (Fr).

Rienck Pieters Camstra [f-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 384).
Beroep.
-->| Grietman van Leeuwarderadeel (1453-1458).
Geboorte.
-->| Hij wordt genoemd op 08-05-1440 in een akte, en ik neem vooralsnog aan dat hij tenminste zestien jaar oud is geweest, en zijn ouders huwen na 18-04-1410, hij is dan geboren tussen 18-04-1410 en 08-05-1424.
Huwelijk.
-->| Hij is geboren in de periode tussen 18-04-1410 en 08-05-1424, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest bij zijn huwelijk dan is hij gehuwd in de periode tussen 18-04-1426 en 18-04-1450 en 08-04-1440 en 08-05-1464. Dat is gemiddeld tussen 18-04-1438 en 08-05-1452.
Overlijden.
-->| De belegering van de Galamastate te Akmarijp is op 12-06-1461.
(bron: P.N. Noomen, De Friese vetemaatschappij, sociale structuur en machtbasis, blz 16).
Gebeurtenissen.
-->| 08-05-1440: Renyck Kampstera zegelt het testament van [zijn stiefvader] Peter Cammengha, die hem bij zijn nabestaanden aanbeveelt als vertrouwensman.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 08-05-1440: Peter Kammengha van Ameland testeerde ziek van lichaam op te Leeuwarden. In dit testament wordt zijn vrouw driemaal vermeld als Zyce of Zyca en ook zijn 4 kinderen worden met namen genoemd. Zijn stiefzoon Rienck Camstra zegelt ook. Camminghaburg liet hij na aan zijn zoon Sicke.
(bron: Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 11).
-->| 08-05-1440: Nr 11, Naam Peter Kammengha, Partner(s) Sicke, Kinderen zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke, Woonplaats Leeuwarden, Commentaar 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Int jeerUsisHerens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up SenteWironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, alsMenno Jayama,GerrardKammengha,Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot oed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy,Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7 Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 15).
-->| 1445: Rienck neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum.
(bron: Dekema State).
-->| 18-08-1450: Renick Kampmestera zegelt de getuigeverklaring die zijn [bastaard] broer Sywrdt Kamstera aflegt als oud-rechter in de Leppa.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 18-04-1451: Renicks moeder Site Kammingha testeert; zij is vermoedelijk identiek aan w. Syttzie Kamstra, van wie in 1484 blijkt dat zij "in foertiden" land heeft verkocht aan de inmiddels eveneens overleden Tiesse en diens vrouw Awck. Uit Sites testament wordt ook duidelijk dat Renick en Eeck niet elkaars volle broer en zuster kunnen zijn geweest.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 18-04-1451: Nr 14, Naam Site Kammingha, Moeder Frouke, Partner Peter (+), Kinderen zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke. Woonplaats Leeuwarden. Commentaar 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Bij het testeren leven nog 3 van de 4 kinderen uit haar tweede huwelijk ; zoon Sjuck wordt niet meer genoemd.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 487).
-->| 30-04-1451: Sirds Gherbada schenkt aan zijn broer Eza Huckens al het goed te Braerd onder Wirdum dat hij in ruil voor Gherbadagoed in Oesterwerum van zijn broer Liwa en Renick Kampstera ontvangen heeft.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 11-08-1451: Renick Kampstera treedt op als zoenman.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 15-09-1453: Genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel. De grietenij (gemeente) Leeuwarderadeel ligt rond de stad Leeuwarden. Er waren vaak twisten tussen de stad Leeuwarden en de grietenij Leeuwarderadeel. De strijd verscherpt tijdens de rivaliteit tussen de Schieringers en de Vetkopers. Rienck Camstra stond aan de kant van de Schieringers. Hij sneuvelde in 1461 in een gevecht tegen Vetkopers bij het dorp Akmarijp, bij een aanval op de stins bij Haring Donia. Rienck zou als eerste persoon de gevolgen van het gebruik van buskruit hebben ondervonden. Hij was de eerste Friese edelman (headeling in het Fries) die is gedood door een kogel, afgeschoten met buskruit.
(bron: Jaep Dykstra).
-->| 15-09-1453: Grietman van Leeuwarderadeel. Rienk van Camstra was de zoon van den Olderman Petrus van Camstra en Sijds of Sitte Kansma, en is tweemaal gehuwd geweest; de naam van zijn eerste vrouw is onbekend, doch de tweede heette Tietke van Unia en was dochter van Kempo van Unnijngha, hiervoor gemeld, bij beide vrouwen had hij kinderen. De onheilen, veroorzaakt door de geweldige oneenigheden tusschen de Schieringers en Vetkoopers, bragten in 1443 te weeg, dat er door eenige bezadigde mannen uitgewerkt werd, dat en van wederzijden bij comprimis zich verbond, alle geschillen, welke gedurende de laatste veertien jaren ontstaan waren, binnenslands te beslechten, doch, zoo zulks niet konde geschieden, aan den Raad van Groningen ter beslissing over te geven. Velen zich hier tegen verzettende, omdat zij bevreesd waren, dat Groningen alsdan te veel magt zoude krijgen, behoorden onze Camstra tot die genen, welke uit vrees voor grooter tweespalt, doordrongen, dat er een vierjarig verbond tussen Oostergoo en Groningen op den 25 april van het volgende jaar gesloten werd. Van zeer weinig uitwerking was evenwel dit verbond; al spoedig rezen nieuwe twisten op, en wij vinden onzen Grietman als mede-aanvoerder der Schieringers bij bovengemeld innemen van het slot te Engelum in 1445. Hij sneuvelde door een schot uit eene bus, welke een soort van oorlogstuig in dit gedeelte van Friesland niet eerder gezien was, in de belegering van het slot van Jouke Galame te Akmarijp in 1461.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz xxx).
-->| 14-06-1458: Op 14 juni 1458 is Renick Kampstera een der zoenlieden in het geschil tussen Doede Kammynga enerzijds en Romka, Kempo en Haya Saskerz Doynga anderzijds.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 1461: De gehele bevolking van Oostergo en Westergo trok naar de stins van Jouke Galama en richtte niets uit, en Rienk Kamstra werd door een schot verwond, en hij stierf, en twee hoofdlieden, een van Harlingen en de ander van Arum, vonden daar de dood, en naar men zegt, ook twaalf of dertien huislieden met hen: doe toech dat mene land toe Acomerijp voer Jouka Ghelama stijns ende en bedreuen nyet ende Renick Kampstra wordt schoten voert stijns, daer hij an starff, ende ij houelingen, die eene van Herlingen, die ander van Arem, die daer doot bleuen ende 12 fte 13 huusluden mit hemmen, als men seyden, of meer. (bron: Wörterbuch der älteren Deutschen (Westgermanischen) Rechtssprache ; Forschungsstelle der Heidelberger Akademie der Wissenschaften).
-->| 1461: Volgens een aantekening van E.M. van Burmania (1700-1789) testeert Renick Camstra in 1461, waaruit zou blijken dat deze bij zijn eerste vrouw Sytze, Feycke, Syts en Saeck heeft verwekt en bij zijn tweede vrouw Wigle, Keympe en Pieter. Dat is niet geheel juist. Zo staat het vast dat de zoons Feycke en Pieter uit Renicks tweede huwelijk met Tietke Unia stammen. De dochter Syts trouwt met Riurd Roorda. Van Riencks zoon Sytse (nr. F-IId) wordt verderop vermeld dat zijn moeder een dochter zou zijn van Scherne Wybe (van Grovestins); zij zou dan Riencks eerste vrouw moeten zijn geweest maar daarvoor is geen bevestiging gevonden. Overigens wordt Renick niet in 1459 maar in 1461 voor de genoemde stins doodgeschoten, met Syuerdt Aylua en nog zeven mannen. Zijn vermoedelijke weduwe Tyethie Kamstera wordt op 21 juli 1463 vermeld als naastligger op Folckmera hemrik.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| CAMSTRA (Rienk), zoon van den Olderman Petrus Camstra en Syds of Sitte Lausma, was een man, die toonde, hoezeer gezind tot den vrede, als het noodig was, met moed en beleid het oorlogzwaard te kunnen voeren. De onheilen, veroorzaakt door de geweldige oneenigheden tusschen de Schieringers en Vetkoopers, bragten in 1443 te weeg, dat er door bezadigde mannen uitgewerkt werd, dat men van wederzijden bij compromis zich verbond, alle geschillen, welke, gedurende de laatste veertien jaren ontstaan waren, binnenslands te beslechten, doch, indien zulks niet kon geschieden, aan den Raad van Groningen ter beslissing over te geven. Terwijl velen zich hier tegen verzetteden, omdat zij vreesden, dat Groningen als dan te veel magt zou krijgen, behoorde Camstra tot die genen, welke, uit vrees voor grooter tweespalt, doordrongen, dat er, den 25sten April van het volgende jaar, een vierjarig verbond tusschen Oostergoo en Groningen gesloten werd, hetwelk evenwel van zeer weinig uitwerking was. Al spoedig rezen nieuwe twisten op, en in 1445 was Camstra een der aanvoerders van de Schieringers, die tegen het slot van Sjoerd Grovestins te Engelum optogen en het stormenderhand innamen. Camstra was in 1453 Grietman van Leeuwarderadeel, en sncuvelde door het schot uit eene bus, in 1461, bij de belegering van het slot van Jouke Galama te Akmarijp. Hij was tweemalen gehuwd geweest; de naam van zijne eerste vrouw is niet bekend, doch de tweede heette Tietke Unia; bij beide vrouwen had hij kinderen, onder die van de laatstgenoemde was Feycke Camstra die volgt.
Zie Sjoerds, Friesche Jaarb. Dl. V bl. 250, 269; Baerdt van Sminia, Nieuwe Nauml. van Grietm, bl. 16.
(bron: Biographisch woordenboek der Nederlanden, AJ van der AA).
-->| Dekema State: De eerste genoemde bewoners zijn Pieter van Camstra en Syts Lousma, met hun zoon Rienk Camstra. Deze Rienk neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum. Hij wordt in 1453 genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel en sneuvelt in 1461 bij een aanval op de stins bij Haring Donia bij Akmarijp.
(bron: Dekema State).
-->| F-IIa. Renick, oudste zoon van Wigle, broer van Eeck Camstra, met zijn vier kinderen. Haar broer Renick Camstra, zoon van Wigle, is bij de belegering van de stins van Joucke Galama in Akmarijp omstreeks het jaar des Heren 1459 {lees: 1461} gesneuveld. Hij liet vier zonen na: Feicke, Peter, Wigle en Sytse Camstra.
(bron: Genealogie Ayttana)
.