Pieter Wiggles Camstra [v-p]
Pieter Wiggles Camstra [v-p]
Pieter Wiggles Camstra [v-p], geboren midden 07-1382 te Goutum, overleden midden 01-1423 te Goutum.

Pieter Wiggles Camstra [v-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 73, 79).
Geboorte.
-->| De tweede man van zijn weduwe Syte testeerde op 08-05-1440. Syte had minstens vier kinderen met hem, en zal dus gehuwd zijn vóór 1436 met haar tweede man. Pieter overlijdt vóór 1436, en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud en niet ouder dan negentig jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 1345 en 1420.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Syte wordt geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414 te Leeuwarden, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en dus gehuwd is na 18-04-1410, en haar zoon Rienck wordt geboren vóór 08-05-1424.
Overlijden.
-->| Hij is gehuwd na 18-04-1410 en zijn weduwe Syte hertrouwt vóór 08-05-1436.
-->| H[ier leyt begraven??] Peter Kam[stra?] S[m?] [e?]s[ir?]o[r?].
(bron: Hessel de Walle, Friezen uit vroeger eeuwen, blz 506).
Gebeurtenissen.
-->| F-I. Wigle Camstra en zijn drie kinderen.
Hij was het, die, toen de Friezen bij Bolswerd een landdag hielden, in conflict kwam met Edo Albada, die destijds het ambt van potestaat uitoefende. En toen er onder de knechten een vechtpartij was ontstaan werd Wigle daar gedood. Nadat Bolsward om hem te wreken door de Schieringers was bezet zijn daar velen van de tegenpartij gedood en Edo kon later nooit zijn voormalige waardigheid herkrijgen. Genoemde Wigle Camstra liet twee zonen en een dochter na, namelijk Renick en Abbe {?} Camstra en een dochter Eeck Camstra, wier nageslacht bij Seerp Hanya hierboven beschreven is.
De Vita Viglii verduidelijkt "conventum" met "in publico statuum conventu". Edo heet daar Leo Albada. Vergelijk voor de fictie over de Albada's vooral de genealogie over dat geslacht door Noomen en Walsweer. Een potestaat heeft Friesland alleen in 1494 gekend in de persoon van Juw Dekama. Volgens Upcke van Burmania heeft Wigle Camstra slechts twee kinderen: naast de dochter Id (!), gehuwd met Seerp Hanya, een zoon Pieter, die op zijn beurt de vader zou zijn van de hier genoemde Renick Camstra. Burmania kent Abbe Camstra niet en diens bestaan verdient inderdaad weinig geloof. Weliswaar kennen wij rond 1500 een Abbe (Camstra alias) Heringa, die volgens de Genealogia Ayttana een kleinzoon van deze Abbe Camstra zou zijn geweest, maar dat is aantoonbaar onjuist. Bovendien zal deze Abbe Heringa zijn voornaam aan zijn moeders familie hebben ontleend (maar dat laatste was de schrijver van de Genealogia Ayttana niet bekend).
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| Dekema State: De eerste genoemde bewoners zijn Pieter van Camstra en Syts Lousma, met hun zoon Rienk Camstra. Deze Rienk neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum. Hij wordt in 1453 genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel en sneuvelt in 1461 bij een aanval op de stins bij Haring Donia bij Akmarijp.
(bron: Dekema State).
-->| Daarnaast bestaat er een stamboom, die rond 1670 moet zijn samengesteld. Deze stamboom borduurt voort op voornoemd werk van Burmania, maar kent een oudere stamvader: Pieter Camstra, die rond 1400 geleefd moet hebben. Hij zou drie zoons hebben gehad: Taco, uit wie, behalve twee zoons, een dochter die getrouwd is geweest met een Hermana; Feico, uit wie een zoon Altheke; en Wigle Camstra, uit wie alleen een zoon Pieter Camstra, gehuwd met Sytske Lausma.
(bron: Genealogie Ayttana)
.

trouwt midden 04-1417 vermoedelijk te Goutum, (ontbonden door overlijden midden 01-1419 te Goutum)
met

Sijte Lousma [v-pp], dochter van Frouke [v-pp], geboren midden 04-1404 te Leeuwarden, overleden op vrijdag 18-04-1451 te Leeuwarden, trouwt (2) midden 04-1426 vermoedelijk te Leeuwarden, (ontbonden door overlijden op vrijdag 08-05-1440 vermoedelijk te Leeuwarden) met Pieter Gerrolts Cammingha [v-p], zoon van Gerrolt Taeckes Cammingha [v-p] en Tjemck Bottes van Helbada [v-p], geboren midden 08-1369 vermoedelijk te Leeuwarden, overleden op vrijdag 08-05-1440 vermoedelijk te Leeuwarden.

Sijte Lousma [v-pp].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 73, 79).
Geboorte.
-->| Op 18-04-1451 testeert zij te Leeuwarden, en haar tweede man, waarbij zij minstens vier kinderen heeft gehad, testeert op 08-04-1440, bij haar eerste man heeft zij minstens zes kinderen gehad, en als ik vooralsnog aanneem dat zij minstens zestien jaar oud bij haar eerste huwelijk is geweest, en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest bij de geboorte van haar eerste kind, dan is zij geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414.
Huwelijk.
-->| Zij wordt geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414 te Leeuwarden, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en dus gehuwd is na 18-04-1410, en haar zoon Rienck wordt geboren vóór 08-05-1424.
-->| Haar tweede man Pieter Gerrolts testeert op 08-05-1440 te Leeuwarden. Met hem heeft zij minstens vier kinderen gehad, zij is dan gehuwd vóór 08-05-1436.
Overlijden.
-->| Haar overlijdensdatum komt voort uit het opmaken van haar testament op 18-04-1451 te Leeuwarden.
Gebeurtenissen.
-->| 1437: Pieter van Cammingha was zeer waarschijnlijk een zoon van Gerraut van Cammingha van het Slot Cammingha te Ferwerd, en Hac van Cammingha, dochter van Sidse van Cammingha van Camminghaburg, en gehuwd met Syts of Sitte Lansma, weduwe van den Olderman Petrus van Camstra. Cammingha wordt beschuldigd zijne zuster Wick, erfgename geworden van zijnen ouderen broeder en zuster, die kinderloos overleden, van de erfenis, waartoe Camminghaburg behoorde, met geweld te hebben ontzet. Hij behoorde tot de partij der Vetkoopers, en teekende in 1422, toen de overheersching van Hertog Jan van Beijeren overal misnoegen verwekte, met eene menigte Oostfriesche en Groningsche Edelen en Friesche Schieringers en Vetkoopers te Groningen een zoenverdrag, ten einde zich gezamenlijk tegen de dwingelandij te kunnen verzetten; welk verdrag, gevolgd door eenige gelukkig uitgevallen krijgsverrigtingen, oorzaak was, dat de Hertog genoodzaakt werd de vrijheden der Friezen op nieuw te bevestigen en zelfs te vermeerderen. Op den 29 September 1437 gaf hij met zijne mederegtsres een consentbrief wegens den koop van een stuk lands, gekocht door het Klaarkamper klooster. Onder de Mederegters, die met Cammingha dit stuk onderteekenden, vindt men Alteko Jeligha, waarvan de overeenkomst van naam met dien van den laatst voorgaanden Grietman, mij doet denken, dat hij dezelfde persoon is, en dus hier bevestigd wordt, hetgeen in de inleiding van dit werk omtrent de toerbeurtenis gezegd.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia).
-->| 08-05-1440: Peter Kammengha van Ameland testeerde ziek van lichaam op te Leeuwarden. In dit testament wordt zijn vrouw driemaal vermeld als Zyce of Zyca en ook zijn 4 kinderen worden met namen genoemd. Zijn stiefzoon Rienck Camstra zegelt ook. Camminghaburg liet hij na aan zijn zoon Sicke.
(bron: Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 11 en Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-215).
-->| 08-05-1440: Nr 11, Naam Peter Kammengha, Partner(s) Sicke, Kinderen zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke, Woonplaats Leeuwarden, Commentaar 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Int jeerUsisHerens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up SenteWironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, alsMenno Jayama,GerrardKammengha,Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot oed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy,Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7 Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 15).
-->| 18-04-1451: Nr 14, Naam Site Kammingha, Moeder Frouke, Partner Peter (+), Kinderen zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke. Woonplaats Leeuwarden. Commentaar 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Bij het testeren leven nog 3 van de 4 kinderen uit haar tweede huwelijk ; zoon Sjuck wordt niet meer genoemd. In den name Ons Heeren, amen. Int jeer Ons Heeren 1451, op Palma dey, toe fyouwer wren toe middey, soe hath dio erbare frouwe Site Kammingha, wy[s] ende froet van sinne, al was hioe sieck ende kranck van lichame, ma[cket] her testament ende willa, ende wolde dat dit testament fest ende machtic[h] ende onwandelber blyuwe scholde, ende dat in forma hirney sc. Int aerst so had hy her legerstee byerret to dae jacopinen by Peter, her mans, ende hadde hemmen boecket een fatte ku off een oxa, buta dat land der [Peter], dem God nedich sye, jouwen had dan jacopinen foer syn zeel, ende dae sio j[out] om een euige memorie, ney inhalt Peters testament. Item om den pron[da] der Sythe aldmoeder macket toe Leckum, dat schillet her kinden ordine[rie] ende schicke ney uutwysinge Sythi oldmueders testament, in den d[***] dattet byhalden is. Ende is dat neet, soe wil hioet habbe dat den ha[eldeel] schil habbe Sinte Cecilie, den odera haeldeel schillit dele da tweer p[resteren] toe Leckum. Ende hwer dat ment foer aeskia mey dat land deer to da p[ronda] heerd had, dat schillit da kinden toe da pronda weer jaen als vors. is. Ite[m] had hio jouwen der tzerke to Wirdum in dat joewich dae thrie pondameten dee[r] Epe pelser nu had toe heer, ende is een schyeld renthe. Ende weert seck [dat] Leckema of Wirdama, om needsecke off ongefalle deer hemmen mochte onfalla, dat vors. land schulde selle, Sythe nest erffgenamen dat land weer [in] te leghien, off dat nyar deerfan toe habben. Item des hadt hyo macket he[r] boekinghe in een somma soe greet als dyo Peters was, ende dat to jaen helg[um], heren ende in loghen, ney inhalt Peters testament, oers dat men jaen schi[l] sulke somma off buckinge in logen der Sythe land hath lidzen, als Peter [***] deer hy land lidsen heed. Item hath part dar Peter compt deer hio op in [***]mynghe gued hadt toe Rauwert ende mit goed ende mit riucht habbe [***], deer schil dyo tzerke toe Rauwert habbe den haeldeel, ende dae sistere toeNy[e]cloester den haeldeel. Itemdes heed hio leend Eemken toe Wirdom een paer schotte, des schil dio tzerke toe Wirdum habbe da ena oft de bytael, da oera schil habbe Walla, Emke dochter. Item hio had jouwen dae twa presteren te Leck[um] toe hiare leen in dat ewich elck een schild renthe, ende als her kinden dee[let], soe schillet hia elck een pronda also fulle lands uutwyse als een schild renth[e]. Item dae fyouwer pondameten op dae Nyland der Peter ende Sythie toegerre capet [habbet], dir schil de een fan habbe dyo kerke toe Nyenhove, dio oere int gasthuys, die tred Oldenhoeff, die virde toe jacopinen. Ende des had jo joun, ende dit was by consent her kindene, een ku toe Oldehove toe dat Sacrementshuys, o[ff] dio werdye derfan. Item soe hat jo mecket thien jeradeel, toe Oudehouwe [toe] ferweryen. Item uutledinge, trytigha dey ende jeerwondt schillit dae erwen toelicke steen ut dae mene. Item des deys als men her uuttet, soe schill men jaen elck een ald schamel mensche een butken, dae ore elck een hael flaems[c]he. Item soe hat hyo Sicken, her zoon, her ziel befellen toe ferweryen, ende had mecket fyouwer adeel foer haer ende here mueder, dae twae toe jacopine[n] voer her ende Frouke, her moeder, dat thred toe Leckum foer Frouke, ende dat fyerd toe Kambuer foer herselffs. Om dit tho ferweryen soe had joe Sicken weer toeleyd, euelick ende erfflick, thien postulaetg. renthe. Foer dae sex postulaetg. rennthe van disse thien vors. soe schil Sicke habbe dat terp, lidsende op Blitzardera terp, ende da ore fyouwer schilden, hem uutwyse in land dir aldernest. Item dae susteren der sint tho Galilea, ist dat jae dir bliuwet, schillet habbe een kue ende da maeste pot, twa syde speck ende twae heep. Ende wert seck dattet van herre wrste fonden werde dat hya toe Wiswer[t] soude blyuwe, soe schille hyat alder habbe. Item jo hat macket toe erven al her gueden, replick, onreplick, byhala bockinge ende lieffgifte, Rienick, Sicken, Tiemck ende Sacken, ende hattet macket om een scheidenge herrer kinderen als ney folget. Int eerst had jochthondert pondameten, dat laugit hyo ende deelt aldus dat her zynnen, als Rienck ende Sicke, schillit ieder habbe treddeheelhondert pondameten, ende Tiemck ende Sacke schille yder habbe oerheelhondert. Ende in disse 300 pondameten der da dochteren schillit habbe, soe schillit hya habbe dat land to Teghum ende to Meedum, ende het dat land minder is dan da thryahondert pondameten, dat schil men hemmen foert uutwyse to Leckum. Ende dat selwerwerck als Tiemck had ende Sacke habbe schil, deer uut dae reet gaen schil, dat schilet da famna aldeer abuta habbe. Ende wert seck dat disse achthondert pondameten naet ful were, den schade schillit hya toegerra habbe, aeck inschilden ende uutschilden toegarre op to berren, ende van dae renthen uut da mene tghaen to betelien. Endeweer dio sommameer dan 800 pondameten, dae bata schillit da knapen habbe. Item dat land der van Jouke Eekengha comen mocht, ney uutwysenge syn selffs brieff ende segel, dat schillit da knapen te foerdel habbe da schatta deer hya lidzet, oers dat tho Medum ende toe Leckum. Item dat s[tens] Kammengabuer, der fan Sithe renthen mey thimmere is, dat schil Sicke frye ende quit habbe, ende derfoer schil Reenck weer habbe dat hael stens to Camstera ende den steen als dy to Kamstera opt heem is. Item Rienck schil habbe dat litick spaen, ende aldeermey dat graet bitellet. Item Rienc[k] schilma bitallia uut da mena da litike scotta ende den selvere rema en da litike schotte schil Thiemck byhalda. Item die wirdinga fan da rema is toliff schilden, als her Hoite wel weet. Item dae sex pondameten der da susteren toe Galeyen toehereth ende in hyarra land leyd op Kammenghabuerstera hemrick, dae schilme dae susteren weerjaen, ende afterstallige renthen deer hya by wera wirden sidze willeth, schil men hemmen bytelye. Item Sinte Vyt toe Oudeho[ve] silme bitelye uut da mena sex clinckerdan fan een hael pondamete landis der Peter capet fan dae foegeden, lidzen by syn land in dae Keegh. Item weert seck dattet Rienck naet halda wold fan dat spoen als vors. is, soe schillet da famna habba dat litti[ck] spaen, ende dat graet schil men hem bitellia derfoer dattet werdich is uuth da mena, up dat deer hi opberd hath. Ende Renic schil habba den grate bisleyne hoorn, ende dae oer trye kynden schillet dela dae oraschensvet. Item Saeck schil Site huuth toe forndeel habbe, ende dat glas off da schalia, hocra dat hyo lyarra wil, ende fiouwer selvere leppelen, als tweer van da beste ende tweer van da menste. Item Rienck moeder Froucke suarte hoern. Item ist dat Saeck tzeest van dat gles ende schalye, soe schil Thyemck dat oer habbe. Item broer Syuwert ende her Henrick elck een alden schild. Item fyouwer stuk goldis schilme jaen om Godis wille by broeder Syuwerts reed ende heer Henrick. Item dae tzerke toe Roerdahuysum schilme jaen fyff schilden. Item Rienck schil wederkeere vyff rynsckg. toe Dockum. Item Rienck schil weder jaen een paer oxen. Item, deer Sicke by was seyd Sitze dat hyo eta conscientie heed fan Personie gued, ende wold dat ment Nyecloester alheel leet folgie. Dit testament is macket in gueder liodene antwort, der aldeertoe ropen ende baden sint, als her Henrick, personna tho da Aldehove, der Syte bichtfaer ende testamentarius was, her Intha, aec personna tho da Aldahove, broder Gysbert, prior tho Liouwert, broer Tho[mas] Kraen, broer Syurdt, her Symen, decken alhier tho Liuwert tho da Aldehove, Syke Martena, ende oers guede lioede deer aldeermey by ende to baeden waeren, in der tyt ende des deys als vors. is. In een weerheyt dissis brieffs soe habbet wy,Henricus, Intetus, vors. personna, uus sigelen hier op spacium dis brewis tracht. Ende wy, broer Gisbert, habbet voer uus ende voer broer Syurdt, usen lesmaester, dit brieff mit uus ambtissighil bisigelt. Ende wy, broer Thomas vors, Simon, decken ende prester, Sike Martena vors, habbet dit brieff mit use segelen aeck meybesegelt, deer bror Ghysbert, uus prior, my, broer Thomas, orloff tho joun hadt. Int jeer Ons Heren 1451, des wernsdey ney Bartholomeii apostoli. De copie waernae deese ges. is, berust te Kambuer.
Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 16. Zwaar beschadigd; aan het eind van enkele regels vallen woorden of delen van woorden weg door afbrokkeling.Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie copie van Syt Kammingha testament, in date 1451. Testament van Sytia Kamminga, 1451, op Palmdag. Druk: a. OFO IV, nr 12.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 23).
-->| Daarnaast bestaat er een stamboom, die rond 1670 moet zijn samengesteld. Deze stamboom borduurt voort op voornoemd werk van Burmania, maar kent een oudere stamvader: Pieter Camstra, die rond 1400 geleefd moet hebben. Hij zou drie zoons hebben gehad: Taco, uit wie, behalve twee zoons, een dochter die getrouwd is geweest met een Hermana; Feico, uit wie een zoon Altheke; en Wigle Camstra, uit wie alleen een zoon Pieter Camstra, gehuwd met Sytske Lausma.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| Dekema State: De eerste genoemde bewoners zijn Pieter van Camstra en Syts Lousma, met hun zoon Rienk Camstra. Deze Rienk neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum. Hij wordt in 1453 genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel en sneuvelt in 1461 bij een aanval op de stins bij Haring Donia bij Akmarijp.
(bron: Dekema State)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Rienck Pieters*1417 Firdgum †1461 Akmarijp 44
Wigle Pieters*1423 Wirdum (Fr)    
Eeck Pieters*1423 Wirdum (Fr) †1509 Weidum 86
Taecke Pieters*1423 Wirdum (Fr)    
Sjuck Pieters*1423 Wirdum (Fr)    
Hijlck Pieters*1428 Wirdum (Fr) †1457 Cornjum 29
Sijts Pieters*1431 Hennaard †1517 Hennaard 85


Sijte Lousma [v-pp]
Sijte Lousma [v-pp], geboren midden 04-1404 te Leeuwarden, overleden op vrijdag 18-04-1451 te Leeuwarden.

Sijte Lousma [v-pp].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 73, 79).
Geboorte.
-->| Op 18-04-1451 testeert zij te Leeuwarden, en haar tweede man, waarbij zij minstens vier kinderen heeft gehad, testeert op 08-04-1440, bij haar eerste man heeft zij minstens zes kinderen gehad, en als ik vooralsnog aanneem dat zij minstens zestien jaar oud bij haar eerste huwelijk is geweest, en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest bij de geboorte van haar eerste kind, dan is zij geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414.
Huwelijk.
-->| Zij wordt geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414 te Leeuwarden, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en dus gehuwd is na 18-04-1410, en haar zoon Rienck wordt geboren vóór 08-05-1424.
-->| Haar tweede man Pieter Gerrolts testeert op 08-05-1440 te Leeuwarden. Met hem heeft zij minstens vier kinderen gehad, zij is dan gehuwd vóór 08-05-1436.
Overlijden.
-->| Haar overlijdensdatum komt voort uit het opmaken van haar testament op 18-04-1451 te Leeuwarden.
Gebeurtenissen.
-->| 1437: Pieter van Cammingha was zeer waarschijnlijk een zoon van Gerraut van Cammingha van het Slot Cammingha te Ferwerd, en Hac van Cammingha, dochter van Sidse van Cammingha van Camminghaburg, en gehuwd met Syts of Sitte Lansma, weduwe van den Olderman Petrus van Camstra. Cammingha wordt beschuldigd zijne zuster Wick, erfgename geworden van zijnen ouderen broeder en zuster, die kinderloos overleden, van de erfenis, waartoe Camminghaburg behoorde, met geweld te hebben ontzet. Hij behoorde tot de partij der Vetkoopers, en teekende in 1422, toen de overheersching van Hertog Jan van Beijeren overal misnoegen verwekte, met eene menigte Oostfriesche en Groningsche Edelen en Friesche Schieringers en Vetkoopers te Groningen een zoenverdrag, ten einde zich gezamenlijk tegen de dwingelandij te kunnen verzetten; welk verdrag, gevolgd door eenige gelukkig uitgevallen krijgsverrigtingen, oorzaak was, dat de Hertog genoodzaakt werd de vrijheden der Friezen op nieuw te bevestigen en zelfs te vermeerderen. Op den 29 September 1437 gaf hij met zijne mederegtsres een consentbrief wegens den koop van een stuk lands, gekocht door het Klaarkamper klooster. Onder de Mederegters, die met Cammingha dit stuk onderteekenden, vindt men Alteko Jeligha, waarvan de overeenkomst van naam met dien van den laatst voorgaanden Grietman, mij doet denken, dat hij dezelfde persoon is, en dus hier bevestigd wordt, hetgeen in de inleiding van dit werk omtrent de toerbeurtenis gezegd.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia).
-->| 08-05-1440: Peter Kammengha van Ameland testeerde ziek van lichaam op te Leeuwarden. In dit testament wordt zijn vrouw driemaal vermeld als Zyce of Zyca en ook zijn 4 kinderen worden met namen genoemd. Zijn stiefzoon Rienck Camstra zegelt ook. Camminghaburg liet hij na aan zijn zoon Sicke.
(bron: Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 11 en Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-215).
-->| 08-05-1440: Nr 11, Naam Peter Kammengha, Partner(s) Sicke, Kinderen zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke, Woonplaats Leeuwarden, Commentaar 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Int jeerUsisHerens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up SenteWironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, alsMenno Jayama,GerrardKammengha,Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot oed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy,Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7 Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 15).
-->| 18-04-1451: Nr 14, Naam Site Kammingha, Moeder Frouke, Partner Peter (+), Kinderen zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke. Woonplaats Leeuwarden. Commentaar 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Bij het testeren leven nog 3 van de 4 kinderen uit haar tweede huwelijk ; zoon Sjuck wordt niet meer genoemd. In den name Ons Heeren, amen. Int jeer Ons Heeren 1451, op Palma dey, toe fyouwer wren toe middey, soe hath dio erbare frouwe Site Kammingha, wy[s] ende froet van sinne, al was hioe sieck ende kranck van lichame, ma[cket] her testament ende willa, ende wolde dat dit testament fest ende machtic[h] ende onwandelber blyuwe scholde, ende dat in forma hirney sc. Int aerst so had hy her legerstee byerret to dae jacopinen by Peter, her mans, ende hadde hemmen boecket een fatte ku off een oxa, buta dat land der [Peter], dem God nedich sye, jouwen had dan jacopinen foer syn zeel, ende dae sio j[out] om een euige memorie, ney inhalt Peters testament. Item om den pron[da] der Sythe aldmoeder macket toe Leckum, dat schillet her kinden ordine[rie] ende schicke ney uutwysinge Sythi oldmueders testament, in den d[***] dattet byhalden is. Ende is dat neet, soe wil hioet habbe dat den ha[eldeel] schil habbe Sinte Cecilie, den odera haeldeel schillit dele da tweer p[resteren] toe Leckum. Ende hwer dat ment foer aeskia mey dat land deer to da p[ronda] heerd had, dat schillit da kinden toe da pronda weer jaen als vors. is. Ite[m] had hio jouwen der tzerke to Wirdum in dat joewich dae thrie pondameten dee[r] Epe pelser nu had toe heer, ende is een schyeld renthe. Ende weert seck [dat] Leckema of Wirdama, om needsecke off ongefalle deer hemmen mochte onfalla, dat vors. land schulde selle, Sythe nest erffgenamen dat land weer [in] te leghien, off dat nyar deerfan toe habben. Item des hadt hyo macket he[r] boekinghe in een somma soe greet als dyo Peters was, ende dat to jaen helg[um], heren ende in loghen, ney inhalt Peters testament, oers dat men jaen schi[l] sulke somma off buckinge in logen der Sythe land hath lidzen, als Peter [***] deer hy land lidsen heed. Item hath part dar Peter compt deer hio op in [***]mynghe gued hadt toe Rauwert ende mit goed ende mit riucht habbe [***], deer schil dyo tzerke toe Rauwert habbe den haeldeel, ende dae sistere toeNy[e]cloester den haeldeel. Itemdes heed hio leend Eemken toe Wirdom een paer schotte, des schil dio tzerke toe Wirdum habbe da ena oft de bytael, da oera schil habbe Walla, Emke dochter. Item hio had jouwen dae twa presteren te Leck[um] toe hiare leen in dat ewich elck een schild renthe, ende als her kinden dee[let], soe schillet hia elck een pronda also fulle lands uutwyse als een schild renth[e]. Item dae fyouwer pondameten op dae Nyland der Peter ende Sythie toegerre capet [habbet], dir schil de een fan habbe dyo kerke toe Nyenhove, dio oere int gasthuys, die tred Oldenhoeff, die virde toe jacopinen. Ende des had jo joun, ende dit was by consent her kindene, een ku toe Oldehove toe dat Sacrementshuys, o[ff] dio werdye derfan. Item soe hat jo mecket thien jeradeel, toe Oudehouwe [toe] ferweryen. Item uutledinge, trytigha dey ende jeerwondt schillit dae erwen toelicke steen ut dae mene. Item des deys als men her uuttet, soe schill men jaen elck een ald schamel mensche een butken, dae ore elck een hael flaems[c]he. Item soe hat hyo Sicken, her zoon, her ziel befellen toe ferweryen, ende had mecket fyouwer adeel foer haer ende here mueder, dae twae toe jacopine[n] voer her ende Frouke, her moeder, dat thred toe Leckum foer Frouke, ende dat fyerd toe Kambuer foer herselffs. Om dit tho ferweryen soe had joe Sicken weer toeleyd, euelick ende erfflick, thien postulaetg. renthe. Foer dae sex postulaetg. rennthe van disse thien vors. soe schil Sicke habbe dat terp, lidsende op Blitzardera terp, ende da ore fyouwer schilden, hem uutwyse in land dir aldernest. Item dae susteren der sint tho Galilea, ist dat jae dir bliuwet, schillet habbe een kue ende da maeste pot, twa syde speck ende twae heep. Ende wert seck dattet van herre wrste fonden werde dat hya toe Wiswer[t] soude blyuwe, soe schille hyat alder habbe. Item jo hat macket toe erven al her gueden, replick, onreplick, byhala bockinge ende lieffgifte, Rienick, Sicken, Tiemck ende Sacken, ende hattet macket om een scheidenge herrer kinderen als ney folget. Int eerst had jochthondert pondameten, dat laugit hyo ende deelt aldus dat her zynnen, als Rienck ende Sicke, schillit ieder habbe treddeheelhondert pondameten, ende Tiemck ende Sacke schille yder habbe oerheelhondert. Ende in disse 300 pondameten der da dochteren schillit habbe, soe schillit hya habbe dat land to Teghum ende to Meedum, ende het dat land minder is dan da thryahondert pondameten, dat schil men hemmen foert uutwyse to Leckum. Ende dat selwerwerck als Tiemck had ende Sacke habbe schil, deer uut dae reet gaen schil, dat schilet da famna aldeer abuta habbe. Ende wert seck dat disse achthondert pondameten naet ful were, den schade schillit hya toegerra habbe, aeck inschilden ende uutschilden toegarre op to berren, ende van dae renthen uut da mene tghaen to betelien. Endeweer dio sommameer dan 800 pondameten, dae bata schillit da knapen habbe. Item dat land der van Jouke Eekengha comen mocht, ney uutwysenge syn selffs brieff ende segel, dat schillit da knapen te foerdel habbe da schatta deer hya lidzet, oers dat tho Medum ende toe Leckum. Item dat s[tens] Kammengabuer, der fan Sithe renthen mey thimmere is, dat schil Sicke frye ende quit habbe, ende derfoer schil Reenck weer habbe dat hael stens to Camstera ende den steen als dy to Kamstera opt heem is. Item Rienck schil habbe dat litick spaen, ende aldeermey dat graet bitellet. Item Rienc[k] schilma bitallia uut da mena da litike scotta ende den selvere rema en da litike schotte schil Thiemck byhalda. Item die wirdinga fan da rema is toliff schilden, als her Hoite wel weet. Item dae sex pondameten der da susteren toe Galeyen toehereth ende in hyarra land leyd op Kammenghabuerstera hemrick, dae schilme dae susteren weerjaen, ende afterstallige renthen deer hya by wera wirden sidze willeth, schil men hemmen bytelye. Item Sinte Vyt toe Oudeho[ve] silme bitelye uut da mena sex clinckerdan fan een hael pondamete landis der Peter capet fan dae foegeden, lidzen by syn land in dae Keegh. Item weert seck dattet Rienck naet halda wold fan dat spoen als vors. is, soe schillet da famna habba dat litti[ck] spaen, ende dat graet schil men hem bitellia derfoer dattet werdich is uuth da mena, up dat deer hi opberd hath. Ende Renic schil habba den grate bisleyne hoorn, ende dae oer trye kynden schillet dela dae oraschensvet. Item Saeck schil Site huuth toe forndeel habbe, ende dat glas off da schalia, hocra dat hyo lyarra wil, ende fiouwer selvere leppelen, als tweer van da beste ende tweer van da menste. Item Rienck moeder Froucke suarte hoern. Item ist dat Saeck tzeest van dat gles ende schalye, soe schil Thyemck dat oer habbe. Item broer Syuwert ende her Henrick elck een alden schild. Item fyouwer stuk goldis schilme jaen om Godis wille by broeder Syuwerts reed ende heer Henrick. Item dae tzerke toe Roerdahuysum schilme jaen fyff schilden. Item Rienck schil wederkeere vyff rynsckg. toe Dockum. Item Rienck schil weder jaen een paer oxen. Item, deer Sicke by was seyd Sitze dat hyo eta conscientie heed fan Personie gued, ende wold dat ment Nyecloester alheel leet folgie. Dit testament is macket in gueder liodene antwort, der aldeertoe ropen ende baden sint, als her Henrick, personna tho da Aldehove, der Syte bichtfaer ende testamentarius was, her Intha, aec personna tho da Aldahove, broder Gysbert, prior tho Liouwert, broer Tho[mas] Kraen, broer Syurdt, her Symen, decken alhier tho Liuwert tho da Aldehove, Syke Martena, ende oers guede lioede deer aldeermey by ende to baeden waeren, in der tyt ende des deys als vors. is. In een weerheyt dissis brieffs soe habbet wy,Henricus, Intetus, vors. personna, uus sigelen hier op spacium dis brewis tracht. Ende wy, broer Gisbert, habbet voer uus ende voer broer Syurdt, usen lesmaester, dit brieff mit uus ambtissighil bisigelt. Ende wy, broer Thomas vors, Simon, decken ende prester, Sike Martena vors, habbet dit brieff mit use segelen aeck meybesegelt, deer bror Ghysbert, uus prior, my, broer Thomas, orloff tho joun hadt. Int jeer Ons Heren 1451, des wernsdey ney Bartholomeii apostoli. De copie waernae deese ges. is, berust te Kambuer.
Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 16. Zwaar beschadigd; aan het eind van enkele regels vallen woorden of delen van woorden weg door afbrokkeling.Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie copie van Syt Kammingha testament, in date 1451. Testament van Sytia Kamminga, 1451, op Palmdag. Druk: a. OFO IV, nr 12.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 23).
-->| Daarnaast bestaat er een stamboom, die rond 1670 moet zijn samengesteld. Deze stamboom borduurt voort op voornoemd werk van Burmania, maar kent een oudere stamvader: Pieter Camstra, die rond 1400 geleefd moet hebben. Hij zou drie zoons hebben gehad: Taco, uit wie, behalve twee zoons, een dochter die getrouwd is geweest met een Hermana; Feico, uit wie een zoon Altheke; en Wigle Camstra, uit wie alleen een zoon Pieter Camstra, gehuwd met Sytske Lausma.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| Dekema State: De eerste genoemde bewoners zijn Pieter van Camstra en Syts Lousma, met hun zoon Rienk Camstra. Deze Rienk neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum. Hij wordt in 1453 genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel en sneuvelt in 1461 bij een aanval op de stins bij Haring Donia bij Akmarijp.
(bron: Dekema State)
.

trouwt (1) midden 04-1417 vermoedelijk te Goutum, (ontbonden door overlijden midden 01-1419 te Goutum)
met

Pieter Wiggles Camstra [v-p], zoon van Wiggle Pieters Camstra [v-p], geboren midden 07-1382 te Goutum, overleden midden 01-1423 te Goutum.

Pieter Wiggles Camstra [v-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 73, 79).
Geboorte.
-->| De tweede man van zijn weduwe Syte testeerde op 08-05-1440. Syte had minstens vier kinderen met hem, en zal dus gehuwd zijn vóór 1436 met haar tweede man. Pieter overlijdt vóór 1436, en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud en niet ouder dan negentig jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 1345 en 1420.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Syte wordt geboren in de periode 18-04-1394 en 08-04-1414 te Leeuwarden, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en dus gehuwd is na 18-04-1410, en haar zoon Rienck wordt geboren vóór 08-05-1424.
Overlijden.
-->| Hij is gehuwd na 18-04-1410 en zijn weduwe Syte hertrouwt vóór 08-05-1436.
-->| H[ier leyt begraven??] Peter Kam[stra?] S[m?] [e?]s[ir?]o[r?].
(bron: Hessel de Walle, Friezen uit vroeger eeuwen, blz 506).
Gebeurtenissen.
-->| F-I. Wigle Camstra en zijn drie kinderen.
Hij was het, die, toen de Friezen bij Bolswerd een landdag hielden, in conflict kwam met Edo Albada, die destijds het ambt van potestaat uitoefende. En toen er onder de knechten een vechtpartij was ontstaan werd Wigle daar gedood. Nadat Bolsward om hem te wreken door de Schieringers was bezet zijn daar velen van de tegenpartij gedood en Edo kon later nooit zijn voormalige waardigheid herkrijgen. Genoemde Wigle Camstra liet twee zonen en een dochter na, namelijk Renick en Abbe {?} Camstra en een dochter Eeck Camstra, wier nageslacht bij Seerp Hanya hierboven beschreven is.
De Vita Viglii verduidelijkt "conventum" met "in publico statuum conventu". Edo heet daar Leo Albada. Vergelijk voor de fictie over de Albada's vooral de genealogie over dat geslacht door Noomen en Walsweer. Een potestaat heeft Friesland alleen in 1494 gekend in de persoon van Juw Dekama. Volgens Upcke van Burmania heeft Wigle Camstra slechts twee kinderen: naast de dochter Id (!), gehuwd met Seerp Hanya, een zoon Pieter, die op zijn beurt de vader zou zijn van de hier genoemde Renick Camstra. Burmania kent Abbe Camstra niet en diens bestaan verdient inderdaad weinig geloof. Weliswaar kennen wij rond 1500 een Abbe (Camstra alias) Heringa, die volgens de Genealogia Ayttana een kleinzoon van deze Abbe Camstra zou zijn geweest, maar dat is aantoonbaar onjuist. Bovendien zal deze Abbe Heringa zijn voornaam aan zijn moeders familie hebben ontleend (maar dat laatste was de schrijver van de Genealogia Ayttana niet bekend).
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| Dekema State: De eerste genoemde bewoners zijn Pieter van Camstra en Syts Lousma, met hun zoon Rienk Camstra. Deze Rienk neemt in 1445 deel aan de belegering van de Grovestins bij Engelum. Hij wordt in 1453 genoemd als Grietman van Leeuwarderadeel en sneuvelt in 1461 bij een aanval op de stins bij Haring Donia bij Akmarijp.
(bron: Dekemastate).
-->| Daarnaast bestaat er een stamboom, die rond 1670 moet zijn samengesteld. Deze stamboom borduurt voort op voornoemd werk van Burmania, maar kent een oudere stamvader: Pieter Camstra, die rond 1400 geleefd moet hebben. Hij zou drie zoons hebben gehad: Taco, uit wie, behalve twee zoons, een dochter die getrouwd is geweest met een Hermana; Feico, uit wie een zoon Altheke; en Wigle Camstra, uit wie alleen een zoon Pieter Camstra, gehuwd met Sytske Lausma.
(bron: Genealogie Ayttana)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Rienck Pieters*1417 Firdgum †1461 Akmarijp 44
Wigle Pieters*1423 Wirdum (Fr)    
Eeck Pieters*1423 Wirdum (Fr) †1509 Weidum 86
Taecke Pieters*1423 Wirdum (Fr)    
Sjuck Pieters*1423 Wirdum (Fr)    
Hijlck Pieters*1428 Wirdum (Fr) †1457 Cornjum 29
Sijts Pieters*1431 Hennaard †1517 Hennaard 85

trouwt (2) midden 04-1426 vermoedelijk te Leeuwarden, (ontbonden door overlijden op vrijdag 08-05-1440 vermoedelijk te Leeuwarden)
met

Pieter Gerrolts Cammingha [v-p], zoon van Gerrolt Taeckes Cammingha [v-p] en Tjemck Bottes van Helbada [v-p], geboren midden 08-1369 vermoedelijk te Leeuwarden, overleden op vrijdag 08-05-1440 vermoedelijk te Leeuwarden.

Pieter Gerrolts Cammingha [v-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 73, 79).
Beroep.
-->| Heer van Ameland (1405-1440) ; Grietman van Leeuwarderadeel (1437-1438).
Geboorte.
-->| Op 08-05-1440 testeert hij, en ik neem vooralsnog aan dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, en in 1405 is hij heer van Ameland, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 08-05-1350 en 1389.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Sijte is op het vroegst gehuwd met haar eerste man na 18-04-1410, en heeft minstens zes kinderen met hem gehad, en Pieter Gerrolts testeert op 08-05-1440 te Leeuwarden, en met hem heeft zij minstens vier kinderen gehad, zij is dan gehuwd tussen 18-04-1416 en 08-05-1436.
Overlijden.
-->| Zijn overlijdensdatum komt uit zijn testament.
(bron: Friese Zegels).
Gebeurtenissen.
-->| 29-08-1405: Roomskoning Maximiliaan bevestigt Peter het eigen recht op Ameland.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) IV-2).
-->| 1422: Genoemd met zijn zwager Taecke als zij als Vetkopers een verbond sluiten met de Schieringers.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 08-03-1431: Hij maakt een beschikking voor Camminghaburg als hij zonder kinderen/kleinkinderen zou sterven, dan zou zijn zuster Wick erven.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-52).
-->| 08-03-1431: Akte, waarbij Pieter van Cammingha verklaart, dat Cammingha-burcht vererven zal op zijn zuster Wicke en haar nakomelingen, indien hij en zijn kinderen zonder afstammelingen overlijden.
(bron: Tresoar, Frysk Histoarysk Sintrum, 1746 Cammingha I, o.a. te Leeuwarden en Goutum, 1431-1781, 2).
-->| 1435-1437: Grietman van Leeuwarderadeel. PIETER GAMMINGHA , zoon van Gerrolt en diens tweede vrouw Tjemck N, huwde Syds Lousma, wed. Pietcr Gamstra; woonde waarschijnlijk op Camminghaburg te Leeuwarden en testeerde in 1440. Omstreeks dezen tijd (1435) werd het middel-trimdeel bij de stad gevoegd.
(bron: Nalezing op de nieuwe naamlijst van Grietmannen, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia; blz 12).
-->| 1435: Hij was bezitter van de stins Camminghaburg bij Leeuwarden en was daarom in 1435 tegen de vereniging van Hoek met Leeuwarden.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-21).
-->| 21-01-1435: Genoemd in Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland. Accoord tusschem de stad Leeuwarden en Pieter Kamminga, met alle de hofsteden te Kamminga-buur, met die in de Hoek van Oosterterp (Hoogterp); als dat Pieter met de hofsteden voorsz, die in de Hoek en Oosterterp, zullen wezen onder een Stads recht, na inhoud der Stads willekeuren, en dat voor eeuwig. Den 21 Januarij 1435. In den nammea Goedes Amen. In da ierem dae me scriaw, tusend fiouwer hudert ende XXXV, op Sinte Agnieta dey, warden foerenighet ende foergadert dyoe Sted fan Lyowert, en de Peter Kammyngha, mit aldea hofstede toe Kamigha bure ende fyne kynden, ende fyne kyndes kynden, deer op der foersz. hofstede wenheftich synt, mit dae ynra Hoeck ende Aesterpstera, mit al ducka byschede, als hyr ney scrion steet: In dat aerste, dat dy Sted ende Peter mitter hofstede foersz. myter ynra Hoeck ende Aesterpstera, schillit wessa onder een Sted riucht ney inhald der Sted wilkeren, die nu sind, jef dierma hier neymals, om mara netticheit, mettya mey; disschil durya in dat ioeghe: ende weert dat dyoe Sted ende Peter ende fyne kunden, als foerfz. is, enighe twidracht foel, dat schillet kanna dy Persona ty dae Aldahower, ende dy Persona ty dae Nyehouwer, ende dy Alderman der Sted fan Lyowerd. Item jef Peter ende syne kynden, als foersz. is, enigha secka toefoelen fan parye weyna, hyae dat om toe tyaene buta der Sted schaede. In een weerheed dissis breuis soe had ick Peter foersz. foer my, ende myne kynden, dit brieff bisghelet; ende om een mara festicheed soe habbet dy Personna toe dat Aldahouwa, ende dy Persona toe da Nyehouwer, dit brieff mede bysigelet, om mynes bedes willa. In dae jere uses Herens, als foersz. is.
(bron: Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland).
-->| 29-09-1437: Genoemd in Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland. Consent-brief (of Ferdban), gegeven by Pieer Camminga, Grietman over Leeuwarderadeel, op een koop van 24 pondematen lands, leggende in Vierhuister goed, gekigt by het Convent van Klaarkamp. Den 29 September 1437. Wy Peter Kammengha, Gretman in Loiwerdeeradele, Fedeko Emminggha, Alteko Jelliggha, ende Heer Popka Britzim, ende Decko Uffingga, Mederiuchteren aldeer, dwaet kuid ende oppenbere mit dese ienwirdega breue, det Cleerkampera Kelneren habbet brocht to bodim Fyorhustera gued, den stede der Scelta uppa sit, ende fyor ende twintich pundameten landis, myn of meer, hot dyo mete op bringgha meey, ende dese bode gaed Hetta, Sycka zon Hettama; en dese vorsz. Kelneren haben ditt vorsz. land boden an dey, ende den ora, ende den tredda, ende anoghe. Ende nemen kam, der deze vorsz bode wrsette, iefta weerspreke van Hetta wegenen, ende him self nogelik kindighet was, um des willa so hab ik Peter vorsz, by rede mira Syana, Cleercampera Kelneren ferdban deen up dit vorsz land, mit fulla riucht, by fulla degim, en habt bysellen alla handem by achtegha pundem, det nema dese vorsz Kelneren ende Conuent, wald net unriucht dwe in dese vorsz land, ende det by dat da hagesta felingghem, der wy leda moghen, al argelist wtseyfd. In een weerheit desis breuis so habben wy Peter, Fedeko, Alteko ende Popko vorsz, use segelen on dit bref hwinsen: ende ik Henko Thaddingga hab myn segel mede on dyt bref hwinsen, um bede Dekcens vorsz. Int ieer uses Herens dusent, fyorhundert ende faentritich, des Dundersdeis efter Sunte Mychaelis dey.
(bron: Groot Placcaat en Charterboek van Vriesland).
-->| 1437: Pieter van Cammingha was zeer waarschijnlijk een zoon van Gerraut van Cammingha van het Slot Cammingha te Ferwerd, en Hac van Cammingha, dochter van Sidse van Cammingha van Camminghaburg, en gehuwd met Syts of Sitte Lansma, weduwe van den Olderman Petrus van Camstra. Cammingha wordt beschuldigd zijne zuster Wick, erfgename geworden van zijnen ouderen broeder en zuster, die kinderloos overleden, van de erfenis, waartoe Camminghaburg behoorde, met geweld te hebben ontzet. Hij behoorde tot de partij der Vetkoopers, en teekende in 1422, toen de overheersching van Hertog Jan van Beijeren overal misnoegen verwekte, met eene menigte Oostfriesche en Groningsche Edelen en Friesche Schieringers en Vetkoopers te Groningen een zoenverdrag, ten einde zich gezamenlijk tegen de dwingelandij te kunnen verzetten; welk verdrag, gevolgd door eenige gelukkig uitgevallen krijgsverrigtingen, oorzaak was, dat de Hertog genoodzaakt werd de vrijheden der Friezen op nieuw te bevestigen en zelfs te vermeerderen. Op den 29 September 1437 gaf hij met zijne mederegtsres een consentbrief wegens den koop van een stuk lands, gekocht door het Klaarkamper klooster. Onder de Mederegters, die met Cammingha dit stuk onderteekenden, vindt men Alteko Jeligha, waarvan de overeenkomst van naam met dien van den laatst voorgaanden Grietman, mij doet denken, dat hij dezelfde persoon is, en dus hier bevestigd wordt, hetgeen in de inleiding van dit werk omtrent de toerbeurtenis gezegd.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz xxx).
-->| 1439: Als voogd betrokken bij boedelscheiding.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-214).
-->| 08-05-1440: Peter Kammengha van Ameland testeerde ziek van lichaam op te Leeuwarden. In dit testament wordt zijn vrouw driemaal vermeld als Zyce of Zyca en ook zijn 4 kinderen worden met namen genoemd. Zijn stiefzoon Rienck Camstra zegelt ook. Camminghaburg liet hij na aan zijn zoon Sicke.
(bron: Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 11).
-->| 08-05-1440: Nr 11, Naam Peter Kammengha, Partner(s) Sicke, Kinderen zoons: Sicko, Zywych (lees: Syuck); dochters: Thiamke, Zacke, Woonplaats Leeuwarden, Commentaar 1. Zoon van Gerrard Camminga en Tiemck N.; trouwde Sicke (nr 14), weduwe van Peter Camstra (UvB, f. 36r). 2. Andere genoemde Camminga’s: Gerrard (vader van Peter, of zoon van Peters zuster Wick) en Ubele. Int jeerUsisHerens thusend fiowerhundert ende fiowertich, up SenteWironis dey, zo had Peter Kammengha, froed ende wys van zenne, al was hy krank van lichama, maecked zyn leste testament ende lesta willa, ende welde dattet fest ende machtich scille blywa, in aldusdena manere als hirney scriowen steth. Int arste zo maecket hy to eerwa al zynes guedes, tilber ende ontylber, uuthzeid jeffta ende bokengha, zyne fiower kyndan, in aldusdena manere dat Sicko ende Zywych scillet habbe da twene delan, ende Thiamke ende Zacke den threndel zynes guedis. Ende da stattha to Kammenghabuer scillet Sicko ende Sywich to forendele habba. Ende Thiamke ende Sacke scillet by frionda rede ende by da maerra dele der mondena bostegia, zo scillet hia den thremdel habba. Ende Sicke, zyn lya, scil habba da bihielde der statthena to Kammenghabuer, ende scil bruka ende regeria alla da guede ond tha kynden to bueckwesta kommeth, by rede der mondena der hy da kynden ende da guede byfellen had, alsMenno Jayama,GerrardKammengha,Renyck Kampstera ende Syko Mirtena. Item zo habbet Peter ende Zyce onder hemman maecked ende bygrypen dat thet ene kynd scil up dat ore lawghia, hudanne da friondan Zyca naeth moye ende myth frede up da huze ende in da guede lete zitta. Zo hat hio ther nyes consent to racht dat thet ene kynd up dat ore scil lawghia. Item zo had Peter Zyca to hir lyffstonde toleid al da stethan uppa dyke, uuth on dath dyap, uuthzeid Ubele steede Kammengha, den scil Ubelo byhalda zonder here to zyner lyffstonde, ende Garrerd scil aldeerfore weer upbaerra uppa Hoecke alzo fule als hem blyka mey. Item zo had hy zyne legherstoe byjared to da jacopinen by User Frowa tot oed. Item zo had hy boecket hundert klencarda, da scilma dela by her Hoytis ende her Reynerdis ende der mondena rede. Item da spreke der hy had up Edo kyndan Kampes, da byfeld hy da monden. Dit testament is maecked in fule gudera lioda andword, als her Hynricks, zyn persona to Kammeghabuer, broder Thomas Kraen, her Hoytis, her Renerdis, to Liowerd presteran, ende Syko Mertena, Renich Campstera, Garrerdis Kammengha ende Ubeles Kammengha, der aldeerto ropen ende beden weren. Jowen ende scriowen des jeris ende dis deis als vorsc. is, etc. etc. etc. In ene kenneze disser wirde zo habbet wy,Hynrich, Hoyt ende Reynerd, presteran, ende Menno Jayama, Gerrard Kammengha, Syko Mertena ende Renyck, use zygele on dyt breeff hanghet. Datum als vorsc. is, etc. Origineel: A. ARA, Archief Nassause Domeinraad, Hoofdarchief, inv. nr 10313.7 Perkament. Van de zeven uithangende zegels nog aanwezig: 3 (106), 5 (42). In dorso: Peter Kammyngha testament.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 15).
-->| 18-04-1451: Nr 14, Naam Site Kammingha, Moeder Frouke, Partner Peter (+), Kinderen zoons: Sicke, Rienick; dochters: Thiemck, Sacke. Woonplaats Leeuwarden. Commentaar 1. Site Lausma; trouwde eerst Peter Camstra, bij wie Rienick, later Peter Camminga, bij wie de overige kinderen (UvB, f. 36r en 37r). 2. Zie ook het testament van haar tweede man Peter (nr 11). Bij het testeren leven nog 3 van de 4 kinderen uit haar tweede huwelijk ; zoon Sjuck wordt niet meer genoemd. In den name Ons Heeren, amen. Int jeer Ons Heeren 1451, op Palma dey, toe fyouwer wren toe middey, soe hath dio erbare frouwe Site Kammingha, wy[s] ende froet van sinne, al was hioe sieck ende kranck van lichame, ma[cket] her testament ende willa, ende wolde dat dit testament fest ende machtic[h] ende onwandelber blyuwe scholde, ende dat in forma hirney sc. Int aerst so had hy her legerstee byerret to dae jacopinen by Peter, her mans, ende hadde hemmen boecket een fatte ku off een oxa, buta dat land der [Peter], dem God nedich sye, jouwen had dan jacopinen foer syn zeel, ende dae sio j[out] om een euige memorie, ney inhalt Peters testament. Item om den pron[da] der Sythe aldmoeder macket toe Leckum, dat schillet her kinden ordine[rie] ende schicke ney uutwysinge Sythi oldmueders testament, in den d[***] dattet byhalden is. Ende is dat neet, soe wil hioet habbe dat den ha[eldeel] schil habbe Sinte Cecilie, den odera haeldeel schillit dele da tweer p[resteren] toe Leckum. Ende hwer dat ment foer aeskia mey dat land deer to da p[ronda] heerd had, dat schillit da kinden toe da pronda weer jaen als vors. is. Ite[m] had hio jouwen der tzerke to Wirdum in dat joewich dae thrie pondameten dee[r] Epe pelser nu had toe heer, ende is een schyeld renthe. Ende weert seck [dat] Leckema of Wirdama, om needsecke off ongefalle deer hemmen mochte onfalla, dat vors. land schulde selle, Sythe nest erffgenamen dat land weer [in] te leghien, off dat nyar deerfan toe habben. Item des hadt hyo macket he[r] boekinghe in een somma soe greet als dyo Peters was, ende dat to jaen helg[um], heren ende in loghen, ney inhalt Peters testament, oers dat men jaen schi[l] sulke somma off buckinge in logen der Sythe land hath lidzen, als Peter [***] deer hy land lidsen heed. Item hath part dar Peter compt deer hio op in [***]mynghe gued hadt toe Rauwert ende mit goed ende mit riucht habbe [***], deer schil dyo tzerke toe Rauwert habbe den haeldeel, ende dae sistere toeNy[e]cloester den haeldeel. Itemdes heed hio leend Eemken toe Wirdom een paer schotte, des schil dio tzerke toe Wirdum habbe da ena oft de bytael, da oera schil habbe Walla, Emke dochter. Item hio had jouwen dae twa presteren te Leck[um] toe hiare leen in dat ewich elck een schild renthe, ende als her kinden dee[let], soe schillet hia elck een pronda also fulle lands uutwyse als een schild renth[e]. Item dae fyouwer pondameten op dae Nyland der Peter ende Sythie toegerre capet [habbet], dir schil de een fan habbe dyo kerke toe Nyenhove, dio oere int gasthuys, die tred Oldenhoeff, die virde toe jacopinen. Ende des had jo joun, ende dit was by consent her kindene, een ku toe Oldehove toe dat Sacrementshuys, o[ff] dio werdye derfan. Item soe hat jo mecket thien jeradeel, toe Oudehouwe [toe] ferweryen. Item uutledinge, trytigha dey ende jeerwondt schillit dae erwen toelicke steen ut dae mene. Item des deys als men her uuttet, soe schill men jaen elck een ald schamel mensche een butken, dae ore elck een hael flaems[c]he. Item soe hat hyo Sicken, her zoon, her ziel befellen toe ferweryen, ende had mecket fyouwer adeel foer haer ende here mueder, dae twae toe jacopine[n] voer her ende Frouke, her moeder, dat thred toe Leckum foer Frouke, ende dat fyerd toe Kambuer foer herselffs. Om dit tho ferweryen soe had joe Sicken weer toeleyd, euelick ende erfflick, thien postulaetg. renthe. Foer dae sex postulaetg. rennthe van disse thien vors. soe schil Sicke habbe dat terp, lidsende op Blitzardera terp, ende da ore fyouwer schilden, hem uutwyse in land dir aldernest. Item dae susteren der sint tho Galilea, ist dat jae dir bliuwet, schillet habbe een kue ende da maeste pot, twa syde speck ende twae heep. Ende wert seck dattet van herre wrste fonden werde dat hya toe Wiswer[t] soude blyuwe, soe schille hyat alder habbe. Item jo hat macket toe erven al her gueden, replick, onreplick, byhala bockinge ende lieffgifte, Rienick, Sicken, Tiemck ende Sacken, ende hattet macket om een scheidenge herrer kinderen als ney folget. Int eerst had jochthondert pondameten, dat laugit hyo ende deelt aldus dat her zynnen, als Rienck ende Sicke, schillit ieder habbe treddeheelhondert pondameten, ende Tiemck ende Sacke schille yder habbe oerheelhondert. Ende in disse 300 pondameten der da dochteren schillit habbe, soe schillit hya habbe dat land to Teghum ende to Meedum, ende het dat land minder is dan da thryahondert pondameten, dat schil men hemmen foert uutwyse to Leckum. Ende dat selwerwerck als Tiemck had ende Sacke habbe schil, deer uut dae reet gaen schil, dat schilet da famna aldeer abuta habbe. Ende wert seck dat disse achthondert pondameten naet ful were, den schade schillit hya toegerra habbe, aeck inschilden ende uutschilden toegarre op to berren, ende van dae renthen uut da mene tghaen to betelien. Endeweer dio sommameer dan 800 pondameten, dae bata schillit da knapen habbe. Item dat land der van Jouke Eekengha comen mocht, ney uutwysenge syn selffs brieff ende segel, dat schillit da knapen te foerdel habbe da schatta deer hya lidzet, oers dat tho Medum ende toe Leckum. Item dat s[tens] Kammengabuer, der fan Sithe renthen mey thimmere is, dat schil Sicke frye ende quit habbe, ende derfoer schil Reenck weer habbe dat hael stens to Camstera ende den steen als dy to Kamstera opt heem is. Item Rienck schil habbe dat litick spaen, ende aldeermey dat graet bitellet. Item Rienc[k] schilma bitallia uut da mena da litike scotta ende den selvere rema en da litike schotte schil Thiemck byhalda. Item die wirdinga fan da rema is toliff schilden, als her Hoite wel weet. Item dae sex pondameten der da susteren toe Galeyen toehereth ende in hyarra land leyd op Kammenghabuerstera hemrick, dae schilme dae susteren weerjaen, ende afterstallige renthen deer hya by wera wirden sidze willeth, schil men hemmen bytelye. Item Sinte Vyt toe Oudeho[ve] silme bitelye uut da mena sex clinckerdan fan een hael pondamete landis der Peter capet fan dae foegeden, lidzen by syn land in dae Keegh. Item weert seck dattet Rienck naet halda wold fan dat spoen als vors. is, soe schillet da famna habba dat litti[ck] spaen, ende dat graet schil men hem bitellia derfoer dattet werdich is uuth da mena, up dat deer hi opberd hath. Ende Renic schil habba den grate bisleyne hoorn, ende dae oer trye kynden schillet dela dae oraschensvet. Item Saeck schil Site huuth toe forndeel habbe, ende dat glas off da schalia, hocra dat hyo lyarra wil, ende fiouwer selvere leppelen, als tweer van da beste ende tweer van da menste. Item Rienck moeder Froucke suarte hoern. Item ist dat Saeck tzeest van dat gles ende schalye, soe schil Thyemck dat oer habbe. Item broer Syuwert ende her Henrick elck een alden schild. Item fyouwer stuk goldis schilme jaen om Godis wille by broeder Syuwerts reed ende heer Henrick. Item dae tzerke toe Roerdahuysum schilme jaen fyff schilden. Item Rienck schil wederkeere vyff rynsckg. toe Dockum. Item Rienck schil weder jaen een paer oxen. Item, deer Sicke by was seyd Sitze dat hyo eta conscientie heed fan Personie gued, ende wold dat ment Nyecloester alheel leet folgie. Dit testament is macket in gueder liodene antwort, der aldeertoe ropen ende baden sint, als her Henrick, personna tho da Aldehove, der Syte bichtfaer ende testamentarius was, her Intha, aec personna tho da Aldahove, broder Gysbert, prior tho Liouwert, broer Tho[mas] Kraen, broer Syurdt, her Symen, decken alhier tho Liuwert tho da Aldehove, Syke Martena, ende oers guede lioede deer aldeermey by ende to baeden waeren, in der tyt ende des deys als vors. is. In een weerheyt dissis brieffs soe habbet wy,Henricus, Intetus, vors. personna, uus sigelen hier op spacium dis brewis tracht. Ende wy, broer Gisbert, habbet voer uus ende voer broer Syurdt, usen lesmaester, dit brieff mit uus ambtissighil bisigelt. Ende wy, broer Thomas vors, Simon, decken ende prester, Sike Martena vors, habbet dit brieff mit use segelen aeck meybesegelt, deer bror Ghysbert, uus prior, my, broer Thomas, orloff tho joun hadt. Int jeer Ons Heren 1451, des wernsdey ney Bartholomeii apostoli. De copie waernae deese ges. is, berust te Kambuer.
Origineel (A) niet voorhanden. Afschrift: B (15de of 16de eeuw, naar A). Niet voorhanden. - C (16de eeuw, naar B). RAF, Archief Familie Van Burmania-Van Eysinga, inv. nr 16. Zwaar beschadigd; aan het eind van enkele regels vallen woorden of delen van woorden weg door afbrokkeling.Opschrift: Copie. In dorso (= f. 2v): Copie copie van Syt Kammingha testament, in date 1451. Testament van Sytia Kamminga, 1451, op Palmdag. Druk: a. OFO IV, nr 12.
(bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 23)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Sicke Pieters*1428 Leeuwarden †1457 Leeuwarden 28
Tjemck Pieters*1428 Leeuwarden †1479 Goutum 51
Graets Pieters*1428     
Saecke Pieters*1428 Wirdum (Fr) †1472  43
Sjuck Pieters*1428  †1451  22


Jel Epes Harinxma thoe IJlst [v-kk;g-p]
Jel Epes Harinxma thoe IJlst [v-kk;g-p], geboren midden 03-1435 te IJlst, overleden op maandag 16-09-1467 te Cornjum.

Jel Epes Harinxma thoe IJlst [v-kk;g-p].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 157, 233, 268).
Geboorte.
-->| Op 16-09-1467 overlijdt zij te Cornjum en zij krijgt vijf kinderen, ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar overlijden tenminste éénentwintig jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt haar eerste man te Sondel, zij krijgt daarna nog vier kinderen met haar tweede man, en als ik voorlasnog aanneem dat zij bij de geboorte van haar laatste kind niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, dan is zij geboren tussen 29-08-1423 en 16-09-1446. Het Stamboek van de Friesche adel geeft als huwelijksdatum voor haar ouders rond 1457. Dat is niet mogelijk omdat zij in 1467 sterft als moeder van vijf kinderen. Zij is dan tien jaar oud geweest.
Huwelijk.
-->| Zij is geboren na 29-08-1423, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt haar eerste man, zij is dan gehuwd tussen 29-08-1439 en 29-08-1459.
-->| Op 29-08-1459 overlijdt haar eerste man te Sondel, en op 16-09-1467 overlijdt zij te Cornjum. Zij heeft vier kinderen gekregen en zal dus gehuwd zijn vóór 16-09-1463.
Overlijden.
-->| Haar overlijdensdatum komt uit het Stamboek van den Frieschen Adel, dat ook 1463 noemt.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 157, 233, 268)
.

trouwt (1) midden 08-1449 te Bozum, (ontbonden door overlijden op maandag 29-08-1459 te Bozum)
met

Hessel Aedes Jongema [s-kk;e-p], geboren midden 10-1402 te Bozum, overleden op maandag 29-08-1459 te Sondel.

Hessel Aedes Jongema [s-kk;e-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 157, 233).
Geboorte.
-->| Op 29-08-1459 overlijdt hij te Sondel, en ik neem vooralsnog aan dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, en in 1468 huwt zijn zoon Aede, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud geweest, en Hessel bij zijn geboorte minstens zestien jaar oud is geweest, dan is hij geboren vóór 1436.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Jel is geboren na 29-08-1423, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt Hessel, hij is dan gehuwd tussen 29-08-1439 en 29-08-1459.
Overlijden.
-->| 29-08-1459: Op S. Joh. decollationisdach [= 29 augustus] worde Hessel Eedis Jongama van Boesum tot Rauwirt in die buyren van Lyuwe Doeyties overfallen ende dootgheslaegen.
(bron: Kerkkalender van overleden Friese edelen).
Gebeurtenissen.
-->| 1459: De Albada's ontpoppen zich als ware vechtersbazen, wanneer zij in 1458 betrokken raken bij de zogenaamde Donia-oorlog. Daarnaast vechten ze een persoonlijke vete uit met de Jongema's, die in 1459 ontstaat wanneer Renicks broer Lyuue Doytiez "toe Rauwert op die buren" Hessel Edez [Jongema] van Bozum doodslaat. Daardoor raakt ook Rienick Doytiez in conflict met Hessels broer Kempo Edez van Rauwerd. De vete met de Jongema's duurt in ieder geval voort tot in 1473, wanneer de dood van Hessel Jongema wordt gewroken door zijn neef Ade [Kempes] Jongema van Rauwerd, die aldaar dan Lyuue Doytsez doodslaat. Daarna zal het tot een zoen zijn gekomen, getuige het navolgende huwelijk van Ades broer Hessel Kempes Jongema met Renicks dochter Jel. Als erfgenaam van zijn doodgeslagen broer zal Renick zich te Flansum hebben gevestigd.
(bron: Genealogie Ayttana).
-->| 06-07-1473: De moord van HESSEL JONGEMA van Bozum , in 1459 door LIEUWE ABBEMA van Ackrum gepleegd, was onvervolgd gebleven. AEDE JONGEMA, oomzegger van HESSEL evengemeld, ontmoette dezen ABBEMA op den 6 Julij 1473, en weldra ontstond tusschen hen een hevig geschil, hetwelk met het ombrengen van AEDEMA door AEDE eindigde. AEDE JONGEMA, de zoon van den vermoorden HESSEL, een vreedzaam man, wonende te Rinzumageest, een der 12 Regters in Oostergoo, werd bij zijne aankomst te Dockum, om de teregtzitting bijtewonen, door zamengezworen Vetkoopers op den 22 September 1474 vermoord, en SIPPE HEEMSTRA en WOBBE GERLOFS werden gevangen genomen, de eerstgemelde naar de stins van JANCKE DOUMA en de andere naar GROVESTINS te Engelum vervoerd; ook werd op denzelfden dag HANS JOUWSMA daar doodgeslagen, alles door denzelfden aanhang. Dewijl onder de zamengezworenen zich bevonden zoodanigen, die in Collumerland en Achtkarspelen woonden, beriepen deze zich op de regterlijke magt van Groningen, waarom het geslacht van JONGEMA de aanklagte inzond naar de regering van Groningen met kennisgeving, dat, indien daaraan geen gevolg werd gegeven, zij genoodzaakt zouden zijn zich zelven regt te verschaffen. Dewijl de zaak niet vervolgd werd, raadpleegde de driftige AEDE JONGEMA met EPE des verslagenen broeder en anderen, en begaf zich in den nacht van den 18 October van Rinsumageest met 20 gewapenden te scheep naar Dockum, met last, dat een ander schip met manschappen hem zoude volgen. Hij had zich met zijn volk ten huize van WOBBE GERLOFS onopgemerkt verborgen, doch toen bij bij de aankomst van het tweede schip bespeurde, dat de partij het dreigend kwaad begon te vermoeden, snelde hij met zijne manschappen naar het schip, riep de zich daarin bevindende gewapenden op, rukte met zijne bende tegen de vijanden aan, welke zochten in de Kerk te vlugten. JONGEMA had gelast de wapenen niet te gebruiken, en zich van de personen te verzekeren : maar toen een der knechten van de partij gewapenden tegenstand bood, en alzoo de andere partij dit navolgde, en eenen der bedienden verwondde, gaven de Heeren zich over, en werden zonder verwijl in de schepen naar Tjaarda-huis te Rinsumageest vervoerd. Er werd een zoen getroffen, SIPPE HEEMSTRA en WOBBE GERLOFS werden tegen de anderen in vrijheid gesteld, en Offehuis te Dockum, hetgeen weder hersteld en met gewapenden bezet was, werd in Januarij 1475 ingenomen; van de bezetting werden twee, schuldig aan misdaden, ter dood veroordeeld.
(bron: Brouwer, J.W, Schetsen van de Friesche geschiedenis in het algemeen en wegens het strafrecht in het bijzonder, Volume 3)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Aede Hessels*1445 Bozum †1474 Dokkum 29
Doecke Hessels*1428 Bozum †1518 Bozum 90
Foockel Hessels Bozum    
Epe Bozum †1489 Bozum  

trouwt (2) midden 02-1460 te Cornjum, (ontbonden door overlijden op maandag 16-09-1467 te Cornjum)
met

Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p], zoon van Doecke Sijtses Martena [v-kk] (hoofdeling) en Auck Sippes Heemstra [v-kk], geboren midden 04-1417 te Cornjum, overleden in 1489 te Cornjum, trouwt (1) midden 01-1447 te Leeuwarden, (ontbonden door overlijden midden 04-1457 te Leeuwarden) met Hijlck Pieters Camstra [f-p;s-kk], dochter van Pieter Wiggles Camstra [v-p] en Sijte Lousma [v-pp], geboren midden 01-1428 te Wirdum (Fr), overleden midden 04-1457 te Cornjum.

Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 157, 268).
Beroep.
-->| Hoofdeling (1482).
Geboorte.
-->| In 1489 overlijdt hij, en ik neem vooralsnog aan dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, en op 11-08-1451 wordt hij genoemd in een oorkonde, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 1399 en 11-08-1435.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Hylck is geboren na 1419 en ik neem vooralsnog aanneem dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt de eerste man van zijn vrouw Jel te Sondel, zij is dan gehuwd tussen 1435 en 29-08-1459.
-->| Op 29-08-1459 overlijdt de eerste man van zijn vrouw Jel te Sondel, en op 16-09-1467 overlijdt Jel te Cornjum. Hij heeft vier kinderen gekregen met Jel en zal dus gehuwd zijn vóór 16-09-1463.
Overlijden.
-->| Zijn overlijdensdatum komt uit Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 268).
Gebeurtenissen.
-->| 11-08-1451: Genoemd bij de zoenlieden.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-126).
-->| 22-01-1452: Zegelde mee een overeenkomst.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-129).
-->| 13-09-1477: Betrokken bij de overeenkomst over de Ee.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-84).
-->| 16-02-1482: Sithia Mertna als hoofdeling te Cornjum met zijn zonen Doeka en Hessel. Sytse Martena stelt een jonger-priesterschap in. Zijn beide zoons Doecke en Hessel spelen daar ook een rol in.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-101).
-->| 1482: Fundatieakte van het jongerpriesterleen in Cornjum, waaraan Sithia Mertna en zijn zoons Doeka en Hessel het goed waarop Peka Allerts woont afstaan.
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 1749 Martena, o.a. te Leeuwarden, 1482-1622, 2. Inventaris, 2.1. II-1 Sijtze).
-->| Volgens een inscriptie in de kerk van Cornjum was Sytze ook getrouwd met Jitske van Heemstra, overleden 16-9-1467 (blz.196), maar dit was zijn schoonmoeder. De inscriptie berust dus op een misverstand. Sytze was voor de tweede keer getrouwd met Jel, dochter van Jitske van Heemstra. Misschien was Jitske een zuster van zijn moeder, in dat geval was zijn tweede vrouw dus zijn nicht.
(bron: Simon Wierstra)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Hessel Sijtzes*1461 Cornjum †1517 Rodos [Grc] 56
Doecke Sijtzes*1463 Cornjum †1510 Cornjum 47
Kinsck     
Foockel     


Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p]
Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p], geboren midden 04-1417 te Cornjum, overleden in 1489 te Cornjum.

Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 157, 268).
Beroep.
-->| Hoofdeling (1482).
Geboorte.
-->| In 1489 overlijdt hij, en ik neem vooralsnog aan dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, en op 11-08-1451 wordt hij genoemd in een oorkonde, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 1399 en 11-08-1435.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Hylck is geboren na 1419 en ik neem vooralsnog aanneem dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt de eerste man van zijn vrouw Jel te Sondel, zij is dan gehuwd tussen 1435 en 29-08-1459.
-->| Op 29-08-1459 overlijdt de eerste man van zijn vrouw Jel te Sondel, en op 16-09-1467 overlijdt Jel te Cornjum. Hij heeft vier kinderen gekregen met Jel en zal dus gehuwd zijn vóór 16-09-1463.
Overlijden.
-->| Zijn overlijdensdatum komt uit Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 268).
Gebeurtenissen.
-->| 11-08-1451: Genoemd bij de zoenlieden.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-126).
-->| 22-01-1452: Zegelde mee een overeenkomst.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-129).
-->| 13-09-1477: Betrokken bij de overeenkomst over de Ee.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-84).
-->| 16-02-1482: Sithia Mertna als hoofdeling te Cornjum met zijn zonen Doeka en Hessel. Sytse Martena stelt een jonger-priesterschap in. Zijn beide zoons Doecke en Hessel spelen daar ook een rol in.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-101).
-->| 1482: Fundatieakte van het jongerpriesterleen in Cornjum, waaraan Sithia Mertna en zijn zoons Doeka en Hessel het goed waarop Peka Allerts woont afstaan.
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 1749 Martena, o.a. te Leeuwarden, 1482-1622, 2. Inventaris, 2.1. II-1 Sijtze).
-->| Volgens een inscriptie in de kerk van Cornjum was Sytze ook getrouwd met Jitske van Heemstra, overleden 16-9-1467 (blz.196), maar dit was zijn schoonmoeder. De inscriptie berust dus op een misverstand. Sytze was voor de tweede keer getrouwd met Jel, dochter van Jitske van Heemstra. Misschien was Jitske een zuster van zijn moeder, in dat geval was zijn tweede vrouw dus zijn nicht.
(bron: Simon Wierstra)
.

trouwt (1) midden 01-1447 te Leeuwarden, (ontbonden door overlijden midden 04-1457 te Leeuwarden)
met

Hijlck Pieters Camstra [f-p;s-kk], dochter van Pieter Wiggles Camstra [v-p] en Sijte Lousma [v-pp], geboren midden 01-1428 te Wirdum (Fr), overleden midden 04-1457 te Cornjum.

Hijlck Pieters Camstra [f-p;s-kk].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 157).
Geboorte.
-->| De eerste man van de tweede vrouw van haar man Sytse overlijdt op 29-08-1459 te Sondel, en zij krijgt bij haar man nog een kind, en ik neem vooralsnog aan dat zij niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, zij is dan geboren na 29-08-1419 en haar moeder hertrouwt vóór 08-05-1436.
Huwelijk.
-->| Zij is geboren na 29-08-1419 en als ik vooralsnog aanneem dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest dan is zij gehuwd tussen 29-08-1435 en 29-08-1459.
-->| Op 16-09-1467 overlijdt de tweede vrouw van haar man Sytse te Cornjum. Zij heeft vier kinderen gekregen met Sytse en zal dus gehuwd zijn vóór 16-09-1463.
Overlijden.
-->| Zij huwt gemiddeld in 1447, en haar man Sytse hertrouwt met Jel die op 10-09-1467 overlijdt te Cornjum. Zij krijgt met hem nog vier kinderen. Hylck is dus waarschijnlijk overleden tussen 1451 en 10-09-1463
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Jouck Sijtzes*1454 Cornjum †1488 Wetzens 34

trouwt (2) midden 02-1460 te Cornjum, (ontbonden door overlijden op maandag 16-09-1467 te Cornjum)
met

Jel Epes Harinxma thoe IJlst [v-kk;g-p], dochter van Epe Harings Harinxma thoe IJlst [v-kk] en Jitske van Heemstra [v-kk], geboren midden 03-1435 te IJlst, overleden op maandag 16-09-1467 te Cornjum, trouwt (1) midden 08-1449 te Bozum, (ontbonden door overlijden op maandag 29-08-1459 te Bozum) met Hessel Aedes Jongema [s-kk;e-p], geboren midden 10-1402 te Bozum, overleden op maandag 29-08-1459 te Sondel.

Jel Epes Harinxma thoe IJlst [v-kk;g-p].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 157, 233, 268).
Geboorte.
-->| Op 16-09-1467 overlijdt zij te Cornjum en zij krijgt vijf kinderen, ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar overlijden tenminste éénentwintig jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt haar eerste man te Sondel, zij krijgt daarna nog vier kinderen met haar tweede man, en als ik voorlasnog aanneem dat zij bij de geboorte van haar laatste kind niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, dan is zij geboren tussen 29-08-1423 en 16-09-1446. Het Stamboek van de Friesche adel geeft als huwelijksdatum voor haar ouders rond 1457. Dat is niet mogelijk omdat zij in 1467 sterft als moeder van vijf kinderen. Zij is dan tien jaar oud geweest.
Huwelijk.
-->| Zij is geboren na 29-08-1423, en ik neem vooralsnog aan dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt haar eerste man, zij is dan gehuwd tussen 29-08-1439 en 29-08-1459.
-->| Op 29-08-1459 overlijdt haar eerste man te Sondel, en op 16-09-1467 overlijdt zij te Cornjum. Zij heeft vier kinderen gekregen en zal dus gehuwd zijn vóór 16-09-1463.
Overlijden.
-->| Haar overlijdensdatum komt uit het Stamboek van den Frieschen Adel, dat ook 1463 noemt.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 157, 233, 268)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Hessel Sijtzes*1461 Cornjum †1517 Rodos [Grc] 56
Doecke Sijtzes*1463 Cornjum †1510 Cornjum 47
Kinsck     
Foockel     


Hijlck Pieters Camstra [f-p;s-kk]
Hijlck Pieters Camstra [f-p;s-kk], geboren midden 01-1428 te Wirdum (Fr), overleden midden 04-1457 te Cornjum.

Hijlck Pieters Camstra [f-p;s-kk].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 157).
Geboorte.
-->| De eerste man van de tweede vrouw van haar man Sytse overlijdt op 29-08-1459 te Sondel, en zij krijgt bij haar man nog een kind, en ik neem vooralsnog aan dat zij niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, zij is dan geboren na 29-08-1419 en haar moeder hertrouwt vóór 08-05-1436.
Huwelijk.
-->| Zij is geboren na 29-08-1419 en als ik vooralsnog aanneem dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest dan is zij gehuwd tussen 29-08-1435 en 29-08-1459.
-->| Op 16-09-1467 overlijdt de tweede vrouw van haar man Sytse te Cornjum. Zij heeft vier kinderen gekregen met Sytse en zal dus gehuwd zijn vóór 16-09-1463.
Overlijden.
-->| Zij huwt gemiddeld in 1447, en haar man Sytse hertrouwt met Jel die op 10-09-1467 overlijdt te Cornjum. Zij krijgt met hem nog vier kinderen. Hylck is dus waarschijnlijk overleden tussen 1451 en 10-09-1463
.

trouwt midden 01-1447 te Leeuwarden, (ontbonden door overlijden midden 04-1457 te Leeuwarden)
met

Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p], zoon van Doecke Sijtses Martena [v-kk] (hoofdeling) en Auck Sippes Heemstra [v-kk], geboren midden 04-1417 te Cornjum, overleden in 1489 te Cornjum, trouwt (2) midden 02-1460 te Cornjum, (ontbonden door overlijden op maandag 16-09-1467 te Cornjum) met Jel Epes Harinxma thoe IJlst [v-kk;g-p], dochter van Epe Harings Harinxma thoe IJlst [v-kk] en Jitske van Heemstra [v-kk], geboren midden 03-1435 te IJlst, overleden op maandag 16-09-1467 te Cornjum.

Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 79, 157, 268).
Beroep.
-->| Hoofdeling (1482).
Geboorte.
-->| In 1489 overlijdt hij, en ik neem vooralsnog aan dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, en op 11-08-1451 wordt hij genoemd in een oorkonde, en als ik vooralsnog aanneem dat hij tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 1399 en 11-08-1435.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Hylck is geboren na 1419 en ik neem vooralsnog aanneem dat zij bij haar huwelijk tenminste zestien jaar oud is geweest, en op 29-08-1459 overlijdt de eerste man van zijn vrouw Jel te Sondel, zij is dan gehuwd tussen 1435 en 29-08-1459.
-->| Op 29-08-1459 overlijdt de eerste man van zijn vrouw Jel te Sondel, en op 16-09-1467 overlijdt Jel te Cornjum. Hij heeft vier kinderen gekregen met Jel en zal dus gehuwd zijn vóór 16-09-1463.
Overlijden.
-->| Zijn overlijdensdatum komt uit Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 268).
Gebeurtenissen.
-->| 11-08-1451: Genoemd bij de zoenlieden.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-126).
-->| 22-01-1452: Zegelde mee een overeenkomst.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-129).
-->| 13-09-1477: Betrokken bij de overeenkomst over de Ee.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-84).
-->| 16-02-1482: Sithia Mertna als hoofdeling te Cornjum met zijn zonen Doeka en Hessel. Sytse Martena stelt een jonger-priesterschap in. Zijn beide zoons Doecke en Hessel spelen daar ook een rol in.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-101).
-->| 1482: Fundatieakte van het jongerpriesterleen in Cornjum, waaraan Sithia Mertna en zijn zoons Doeka en Hessel het goed waarop Peka Allerts woont afstaan.
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 1749 Martena, o.a. te Leeuwarden, 1482-1622, 2. Inventaris, 2.1. II-1 Sijtze).
-->| Volgens een inscriptie in de kerk van Cornjum was Sytze ook getrouwd met Jitske van Heemstra, overleden 16-9-1467 (blz.196), maar dit was zijn schoonmoeder. De inscriptie berust dus op een misverstand. Sytze was voor de tweede keer getrouwd met Jel, dochter van Jitske van Heemstra. Misschien was Jitske een zuster van zijn moeder, in dat geval was zijn tweede vrouw dus zijn nicht.
(bron: Simon Wierstra)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Jouck Sijtzes*1454 Cornjum †1488 Wetzens 34