de familie van Jan Pol
Jeppe van Stenstera
Jeppe van Stenstera [v-p], geboren in 1445, overleden na 1475.

Jeppe van Stenstera [v-p].
--» Zijn geboortedatum komt van Jan Jellema (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I17365.php).
--» Zijn zoon Sybren wordt geboren te 1475
.


2 kinderen:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Luts Jeppes*1468 Foudgum    
Sybren Jeppes*1475  †1524  49


Humme van Hummingha
Humme van Hummingha [e-kk], geboren in 1370, overleden op woensdag 13-07-1459 te Dronrijp.

Humme van Hummingha [e-kk].
--» Zijn geboortedatum en overlijdensdatum komen van Jan Jellema (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I15892.php).
--» Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1977-28:hij tekende als Schieringer in 1422 een zoenbrief tussen Vetkopers en Schieringers. (bron: http://www.simonwierstra.nl/Harinxma1.htm).
--» In 1424 maakte hij met zijn schoonzoon Foppe van Sjaerda een tocht naar het Heilige Land. (bron: http://www.simonwierstra.nl/Harinxma1.htm).
--» Hij was als Humme Hummingha grietman van Wymbritseradeel en woonde toen te Abbega, maar later te Dronrijp. (bron: http://www.simonwierstra.nl/Harinxma1.htm).
--» Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-99 d.d.28-10-1447: Genoemd met zijn zwagers Agge en Douwe bij een geschil met Lolle van OCKINGA c.s. (bron: http://www.simonwierstra.nl/Harinxma1.htm).
--» Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) I-157 d.d.22-7-1459: Hij heeft een geschil met Keimpe van Unia ; zijn schoonzoon Epe Tietes hoort bij de zoenlieden. (bron: http://www.simonwierstra.nl/Harinxma1.htm)
.

relatie
met

IJmcke Harings van Harinxma thoe Sloten [f-kk], dochter van Haringh Donia van Harinxma thoe Sloten [v-kk] en Jelck [v-kk], geboren in 1370 te Heeg.

IJmcke Harings van Harinxma thoe Sloten [f-kk].
--» Haar geboortedatum komt van Jan Jellema (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I13913.php).

Uit deze relatie:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Hylck Hommes*1390  †1435  45
Frederick Hommes*1415  †1455 Dronrijp 40


Trijn Ottes Sijds
Trijn Ottes Sijds [e-kk].

Trijn Ottes Sijds [e-kk].
--» Haar naam komt van Simon Wierstra (bron: http://www.simonwierstra.nl/Harinxma3.htm).
--» Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 157 ; http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&zveld=157)
.

relatie
met

Sierck Epes Harinxma thoe IJlst [f-kk], zoon van Epe Harings Harinxma thoe IJlst [v-kk] en Jitske van Heemstra [v-kk].

Sierck Epes Harinxma thoe IJlst [f-kk].
--» Zijn naam komt van Simon Wierstra (bron: http://www.simonwierstra.nl/Harinxma3.htm).
--» Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 157 ; http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&zveld=157)
.


Both Jarichs Hottinga
Both Jarichs Hottinga [e-kk], geboren circa 1471, overleden in 1541 --» Zijne weduwe, die met den Duitsclien veldoverste Frederick Bruckschleger hertrouwde, overleed in 1541.
(bron: Nalezing op de nieuwe naamlijst van Grietmannen, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia ; blz 58 ; http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/Andre_e_AJ_Nalezing_op_de_Nieuwe_Naamlijst_van_%20Grietmannen.pdf)
te Franeker.

Both Jarichs Hottinga [e-kk].
--» Haar huwelijksdatum en overlijdensdatum komen van Simon Wierstra (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 268, http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&zveld=268).
--» Zij werd met haar 4 kinderen in 1516 op de Zuiderzee gevangen genomen en pas weer vrijgelaten op 25-3-1517. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Zij hertrouwde met Frederick Bruckschlegel, hofmaarschalk in Leeuwarden. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» 1527: Botta, gehuwd met Fredrick Bruckschlegel.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 29, aktenummer 146; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/b4f56110-4006-4dd9-96b2-a6d474085c16?person=b672a4c9-d06d-408a-9a15-c323b0f5baa5).
--» Op 09-10-1528 wint Sybrant Herema namens zijn echtgenote een proces tegen Fredrick Bruckschlegel en diens vrouw, die veroordeeld worden om een “saete lants te restitueren myt alle de vruchten”. Fredrick Bruckschlegel, cum uxore.
(bron: Genealogie Ayttana, http://depot.knaw.nl/9928/1/Genealogia_Ayttana_Genealogysk_Jierboek_2011.pdf ; Archief Hof van Friesland, quaclappen, Toegang 14, inv. nr. 16687 (v/h deel YY1), http://asksam.tresoar.nl/scripts/as_web7.exe?Command=Doc&File=Quaklappen&DocID=237070).
--» 1532: Fredrick Bruckschlegel namens zijn echtgenote.
(bron: Archief Hof van Friesland, quaclappen, Toegang 14, inv. nr. 16687 (v/h deel YY1), http://asksam.tresoar.nl/scripts/as_web7.exe?Command=Doc&File=Quaklappen&DocID=670407)
.

trouwt (1) in 1489
met

Hessel Sijtzes van Martena [f-kk], zoon van Sijtse Doeckes Martena [v-kk;e-p] en Jel Epes Harinxma thoe IJlst [v-kk;g-p], geboren circa 1461 te Cornjum, overleden in 1517 te Rodos [Grc].

Hessel Sijtzes van Martena [f-kk].
--» Zijn geboortedatum, huwelijksdatum en overlijdensdatum komen van Simon Wierstra (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 268, http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&zveld=268).
--» 16-02-1482: Sithia Mertna als hoofdeling te Cornjum met zijn zonen Doeka en Hessel. Sytse Martena stelt een jonger-priesterschap in. Zijn beide zoons Doecke en Hessel spelen daar ook een rol in.
(bron: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-101, IV-60, Simon Wierstra, http://www.simonwierstra.nl/CAMSTRA.htm ; http://www.simonwierstra.nl/HARINXMA3.htm ; http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm ; http://www.stinseninfriesland.nl/MartenaState.htm).
--» 1482: Fundatieakte van het jongerpriesterleen in Cornjum, waaraan Sithia Mertna en zijn zoons Doeka en Hessel het goed waarop Peka Allerts woont afstaan.
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 1749 Martena, o.a. te Leeuwarden, 1482-1622, 2. Inventaris, 2.1. II-1 Sijtze ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=76&miaet=1&micode=1749&minr=774227&miview=inv2).
--» Raadsheer bij het Hof van Friesland 1499-1517 (De Heeren --» Van den Raede (Vries e.a.) onder nr.11) en in 1508 genoemd als grietman van Menaldumadeel. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Pax Groningana (Oosterhout e.a.)-68 d.d.10-10-1492:hij sluit zich met anderen aan bij het verdrag met Groningen. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-192 d.d.31-10-1495:hij moet de door hem in beslag genoen goederen van Binnert AEBINGA teruggeven. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Hij was Schieringer hoofdeling op Groot Terhorne bij Beetgum,wat in 1496 werd verwoest (zie Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1956-44). (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Pax Groningana (Oosterhout e.a.)-198 d.d.12-11-1496:hij sluit samen met anderen een verdrag met Groningen,Leeuwarden en Dokkum. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Hij maakte na 1496 de weg vrij voor de komst naar Friesland van Albrecht van Saksen in 1498 (GsvD-100/102). In 1498 laat hij het MARTENAhuis in Franeker bouwen ;daar een gebrandschilderd raam uit 1609 met daarop zijn naam als stichter van dat huis. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Op 5-1-1505 Op de lijst van Friese edelen (T342-05,62).(bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Bij Register van den Aanbreng 1511 heeft Hessel MARTENA van Beetgum/Franeker veel bezit. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» Hij had ook 2 buitenechtelijke kinderen, een zoon Mr.Sytze, pastoor te Franeker en een dochter in het Agnietenklooster. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
--» 1502, 12 Maart: *HESSEL VAN MARTNA , die in een brief van dien datum aan den stadhouder Von Leisnick diens voorspraak verzoekt bij den Saks. Hertog voor 't grietmansambt "int erst Mynal- "demadeel dar ie nu gretman ben ende Barderadeel deer mijn "broder gretman is ende Berredeel dar Deeka Hettes" (zie ald.) "gretman is , mit samt die koren van de presteren in de delen "vorser.", of zoo de Stadhouder dat niet raadzaam acht, dan verzoekt hij, om "de grietenijen ende rechten mit samt de koren van "de beneficien over de dorpen bij de Bijlt." In datzelfde jaar' wilde hij een bedevaart ondernemen naar Rome, maar Hertog George v. Saksen schreef hem bij brief van 5 Febr, dat het hem nu nog niet ingewilligd kon worden , maar wel in den aanstaanden zomer. Of hij die tocht volbracht, is ons onbekend. Martna schijnt aanvankelijk gewoond te hebben op de state Martna of Ter Horne te Beetgum. Toen in de krijgsbedrijven van 1496 dit huis werd verwoest, toen zal hij zeker in Franeker zich met der woon hebben nedergezet en omtrent dien tijd aldaar het Martnahuis hebben gesticht, waarvan hij dan ook "eerste fondateur" wordt genoemd. Naar men wil, bevond zich indertijd in dat huis een geschilderd portretje, hetwelk zijne beeltenis zou zijn. Zeker is het, dat hij in den westelijken muur van dat huis , uit eerbied voor den Hertogvan Saksen, een grooten steen liet aanbrengen met het wapen van Saksen en het jaartal 1498. In 1516 werden zijne vrouw Both Hottinga met drie dochters op de Zuiderzee door de Geldersche Friezen gevangen genomen. Hij zelf trok in datzelfde jaar naar Spanje, om Karel van Bourgondië met den toenmaligen deerniswaardigen toestand van dit gewest in kennis te stellen. Hij schijnt een zeer zelfzuchtig man geweest te zijn, die het meer te doen was om eigen voordeel, dan om het welzijn van zijn land. Zeer Saksischgezind, ontving hij van den Saksischen hertog o. a< "XXVI Morgen Landts" op 't Bildt en meer andere gunsten en voorrechten. Later ging hij over tot de Bourgondische partij. In 1517 ondernam hij met Juw en Tzaling van Botnia een bedevaart naar het H. Land en overleed in Augustus van dat jaar op het eiland Rhodus, toen hij op de terugreis was. Ter gedachtenis daarvan plaatste een latere eigenaar van het Martnahuis te Franeker in dit gebouw een glasvenster op een der bovenkamers, in den oostelijken zijdmuur, met dit opschrift: "Heer Hessel Martena, "Ridder, eerste fondateur van dit huys, is overleden in 't eylant Rhodus 1517." Zijne weduwe, die met den Duitsclien veldoverste Frederick Bruckschleger hertrouwde, overleed in 1541.
(bron:Nalezing op de nieuwe naamlijst van Grietmannen, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia ; blz 56-58 ; http://images.tresoar.nl/wumkes/pdf/Andre_e_AJ_Nalezing_op_de_Nieuwe_Naamlijst_van_%20Grietmannen.pdf).
--» Hij testeerde op 21-3-1517 (Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 92), vertrok in april met Tjalling en Juw Botnia naar het Heilige Land en overleed in 1517 op de terugreis van Jeruzalem. (bron: http://www.simonwierstra.nl/MARTENA.htm).
Tekst: Hessell Martena.
Inn die name Gods, amenn. In den jare van der zalige gebortenn Ons Lieffs Heernn Jesu Cristi dusennt vieffhundert seventhien, upten een ende twintichstenn dach des maents martii, omtrent vier urenn nae middach, ter fiefften indictienn, bynnen myn huiss inn die stoeff, der 30 pontificatienn ons heilichste vaders inn Christo ende hernn Leonis, vann die name nader godliker vorsienicheit die tiende paus, inn synn vieffte jaer, regnierenn die aldermogenste, victorioste, glorioste forst ende prince Maximiliano, keiser des Heiligenn Rycks etc. Ick, Hessell Martena, ritter, bedennckenn der menschenn gebrecklicheit einde der natuuren krannckheit, datmenn dickmaell, besonder inn verne lange pilgrimagien als tenn Heiligen Lande, mach fallenn inn manige periculenn des levents, heb ick, vors Hessel, uyt myn vrie eigenn wille, mit welverdachte sinnen, gudtsmoets, sond ende machtig God loeff van lichaem ennde verstandel van sinnen, Godt erst om gratie biddende, gemaect, ennde want ick nuu mit veel saekenn bekummert bin, van myn hemelike ende getroue vrint meister Henrick, onss vicarien, inn naegescreven manieren dit myn tegenwoerdich testament bescriven laten, updat tuschen myn kyndern, vrynden, lagatarienn off anderen diets angaen moecht, geen tuist, hath, nyt off pleyt alst dickmaell valt omt tytlick guet, verryse off geboere, daer myn arme ziele moechte last, hinder, verdriet off verlettinge om krigen. Ende tot volcommender effecten ende seckerheit off vasticheit vann desenn roep ich weder alle andere testamenten, codicillen, donatien off gifftinge, hoe ende inn wat manieren ick sulcks vorrtyts vor datum disses moecht oeck mit derogatoriall clausulen gemaect hebbenn, dat desse mynn laeste ende uyterste wille mocht contrary, schaedelick off hinderlick wesenn, will ick, Hessell vors, dat sulx alles al van geener waerdenn ende gans nieth, mer dit testament off myn laste wille alleenn sall vast ende volstandich wesenn ende bliven innt eynde mins levents. Off ick oeck all andere testament, codicill, ander gifftinge off laeste wille contrary maecte, will ick dat sulck geen macht off effecten boven dit off to hinder diss hebbenn sall, ten sy sake dat dit testament worde van wordt tot wort oeck die gebenedide naeme Jhesus ende synre alderheilichste moeder ende maeget Marienn, Sinte Gregorius, Ambrosius, Jeronimus, Augustinus, Cristofferus woerden naemlickenn daerinn gescrevenn. Inn den eersten tot wat tyde dat ick offlivich worde, Gods gebodt vervulle, will ende bespreeck ick dat men sall geven vor myn ziell tot alle kercken inn die Vyff deelenn ende Lewerderdeel, oeck binnen Franicker ende Lewarden, itlick kerck III st, itlick prister twe st. Item up myn begangeniss ende maenstond sal menn alle pristers die dan koemen ende misse doenn off doenn willenn vor myn ziell, geven dry stuvers. Item vortt bespreck ende will ick dat men die mynrebroers off observantenn to Lewardenn binnen dry jaernn nae myn doet geven sall driehundert enckellgolden guldens. Daervor sullenn sy int ewich durende daglixe memorie vor myn ziell, ende noch up myn jaerstond eenn singende zielmiss upt hoegaltaer, oeck ander vieff lesende missen inn die eere van die heilige vyff wonden Cristi jaerlix int ewich, vor myn ende alle ghelovige zielenn zalicheit, oeck dags toevornn vigilie doenn als vors. Ick bespreeck die observantenn toe Boelsuert voer memorie ende missen dat jaer doer dertich golden guldenn ens. Item ick will ende begere dat men die predicanten toe Lewarden sall laetenn volgenn die landen ende renthenn die ick kofft heb vann Hendrick Reme Hanseme noeff toe Belkum, nae luyt myn briven die my die predicanten vors dusslange hebben ontholdenn, will ick dat myn erven die vors broerenn die breven sollen overleverenn, ende bitten den prior ende conventualen dat zie myn arme ziell inn haer missen ende guede werckenn niet willen vorgeeten. Item Onss Lieve Vrouwebroeders inn der Ilst bespreeck ick vierdehalff ennckelguldenn, dat zie daervoer ann zielmissen ende ander guede werckenn mynn ziell voeldoenn. Item desgelyck bespreeck ick die broeders tot Woldesende anderhalff golde fl. Item inn vors maniere bespreeck ick die broernn tot Appengedam ein golden fl. Item ick bespreeck die kerck tot Franicka viertich goldenn fl. Item die crucibroeders tot Franicker bespreeck ick, alsie hoer kerck mackenn, tsestich golden florenen. Darvoer sollen sie int ewich up myn jaertyt des avents vigilie ende des andernn dags ein singen misse upt hoegolter ende dry lesenn missen holdenn off doenn. Item die kerck toe Betgum bespreeck ick ens dertich golden fl. Item die kerck toe Kornium, daer ick in die font weest off kerstindt bin, vyff ende twintich goldenn fl. Item dat cloester toe Aengum bespreeck ick vieff ende twintich golden fl. Item dat cloester toe Liedlum bespreeck ick tachtich golden fl. Item dat cloester tot Lunenkerck bispreeck ick vyff ende golden fl. Item dat cloester tot Klericamp bespreck ick vyff ende twintich golden fl. Item dat cloester tot Mariengaerdt viefftienn golden fl. Item dat closter tot Betlehem tien golden fl. Item dat closter tot Syonn sess golden fl. Item dat closter toe Gaernaerd sess golden fl, darvan sal myns broers tochter hebben die twe. Item dat cloester toe Gronedyck twe golden florenen. Item dat susterncloster toe Stavernn twe golden fl, ende Encke ende Ansch, Heere Hottinge ende Jelck myn susters dochter, elck twe goldenn fl. Item Oegecloster als die weer tymmerenn dry goldenn fl. Item foerd alle olde closternn vann mannen ende junckfrouenn die ick nieth besprockenn hebbe, bespreeck ick ein goldenn fl. over Oestergou ende Westergou. Item alle nye cloesternn van mannen off junckfrauenn, toevoernn niet genoemt, bespreeck ick itlick over Oestergou ende Westergou viertienn stuvers. Item noch maeck ick tot Franicker inn Sinte Mertens kercke twie ewige singende missen alle weeckenn, die eene des saterdaegs vroe tot sess urenn up Onsse Lieve Vrou altaer ter Noet affter staende, die ander up des mandachs, oeck tot sess uurenn, inn die capelle up die Hillige Dry Koningen oltaer. Sollenn beide missen vor myn, myn wyffs ende beyde myn olders, sampt alle geloevige zielen gedaenn wordenn. Hiermede sall belast syn alltyt diegeene to bestellen die myn huiss besittenn off toebehoernn sall. Daervoer belast ick mynn paert huyss mit die scure ende hoevenn, dat daervann innt ewich sollen dese vors twee missen onderholdenn wordenn. Item noch bespreeck ick tot ewigenn tydenn dat menn sal gevenn up myn jaertydt ann broet, butter, laeckenn ende ander noturfft den rechten armenn tot Franicker sess florenen, ende dat oeck diegeenn besorgenn sall die up myn huiss woent hir inn Franicker. Daermede belast ick myn part huisen, scuren ende hoeven, dat zie dat also sullenn onderholdenn. Item vort bespreeck ick tot ewige tydenn ende macke dat men altyt up myn jaertyd des avents toevornn sall laetenn vigilien doenn voer myn arme ziell. Van alle priesternn die comen ende vigilie mede lesen, sall elck tot presencie hebben eenn brasspennick, des morgens broeth, butter off fleisch, als dat gewonlick iss over ein ritter off edelmann, sal men des daegs singen een zielmis upt hoegaltaer. Die priester sall hebbenn vier st, alle ander priesteren die coemenn endemisse doenn, sullen hebbenn twe stuvers. Item den pastoer toe Franiker bespreeck ick vyff golden fl, oeck soeveell mester Henrick, her Wybe twe fl, mester Aessge een fl, elck ander priester inn Franicker tualeff stuvers ende her Jann to Dongum ein golden fl. Item als die legatenn voldaenn sindt, beger ick ende will dat myn lieve wyff noch sal geven twehundert golden fl. daer men binnen dry jaern nae myn doet renten mede koepen sall, tot nut ende profyt den rechtenn armen toe Franicker, Kornium ende Nilandt by Boelssuerdt, eenn yglick nae advenant jarlix om toe deelenn om Goeds willen. Hirvann sall diegeen overste weesen die up mynn huiss woent tot Franicker, is hie anders vann myn geschlacht. Itemso bespreck ickmyn lievewyffmyn paert vanmyn huisen, schuren ende hoevenn inn Franicker tot hoer liffstondt, ende dat toe bewoenenn ende toe gebruickenn tot hoer wille, daertoe alle koeplanden die wy gelyck hebben, oeck alle gelt, golt ende sulver, mitsampt alle insculden daer men ons mitten andern sculdich is, tuelck sie all beholdenn sall tot hoer lyffstondt. Ende als sie starfft, myn paert van huiss, scuiren ende hoeven, mitsampt die coeplandenn ann myn kindern die ick achterlaet glyck, doch myn part huisen, schuren ende hoevenn sullen fallenn als naegescreven staet. Wat ick oeck van die koeplanden ende gelt min kindern maeck, sall myn lieve wyff mede toevreden wesen, ende die erven nae myn begerte volgen latenn ende betalen up dagen als ick dat maeck. Item soe sall oeck myn lieve wyff alle uutsculden ende bespreckinge betaelen, alle lasten uutdragen daer ickmaech die luiden toekoert gedaen hebbenn, uuytgeschloten wat ick gedaen heb int Groniger orlech ende in m.g.h. van Saxen off des Konings Mats. van Spannien etc. orloch, dat will ick my nit annemen, want die van Groningenn mit die stedenn ende landen inn Oestergoe ende Westergoe hadden een verbondt gemaect, ons met die stat Franicker mit ytlick herscapenn die mit den ander hilden, to dringen onder hoer verbont off ons uuyt die landt toe jaegen, daerdoer dat zie my ende myn lieve wyff ende kyndern grote schaed gedaenn hebbenn mit hoer verbontssluidenn, over die sessdusent enckell golden guldenn, ende wolde well dat ziemy ende mynwyff woldenn voldoenn den groetenn trefflicken scaedt daer sie ons hebbenn gedaenn onverdient. Itemickmaeckemyn kindern die ick word achterlaetenn naemyn doet, erffgenaemen inn manierenn ende gudenn naegescreven. In den erstenn sal Sits, mynn olste dochter, voer hoer deell erffscaeps hebben Hoernster staeten mitten steenn. Daertoe viertich pondematen oldland, die nu toe huir geldenn twintich golden fl. Oeck noch twe en dertich morgenn upt Bildt, nae luidt m.g.h. hartoch Georgiens brive ende segell, die morgen gereckent up twe fl, maect inn summa LXIIII fl. Mackenn beide summa van oldland ende nyland off billand vier ende tachtich fl. Noch daertoe Dode Meues zoens guedt tot Dycksterhuysen, dat nu gelt toe huir twe ende twintich fl. Maekt in alles hondert ende sess fl. rentenn. Item ick geeff Jell, myn dochter, voer hoer part erffscaps Kenge gued toe Englum, ende lecht tot die Toerns, ende geldt nu toe huir acht ende twintich golden fl. Noch Jann Peter zoen guedt to Englum, daer Reninck Hattye zoen plach up toe woenenn, gelt toe huir vier ende twintich golde fl. Noch Scheltinge gued to Englum, gelt vyfftien fl. Noch Lywe Broerss zoen gued toe Beetgum by Melle werom, gelt nu achtien fl. acht stuvers toe huir. Noch Timen Zyurd zoen gued toe Wier, gelt toe huir tualeff golden fl. XIIII st. Noch uuyt Blesse Ryoerd zoen gued toe Dicksterhuysenn sevenn fl. elff st. Maect inn summa hondert vyff fl. rentenn vieff st. Item ick byspreeck Kuneerke, myn dochter, ende wyss hoer voer hoer erffscap uuyt Bawk gued in dae Hammern in Beetgum, gelt toe huir sestien fl. Noch Syurd snyders gued by die olde Bildyck in Beetgum, ende geld to huir vyff fl. Noch die landen die Thiaerd Sepke zoenn hefft to Dycksterhuysen vann my toe huir, gelden jarlix seven fl. XII stuvers. Noch anderhalff pondematen by die wech van die Bunn nae Melle weern, daer Bauke Epe zoen hefft, gifft daervoer toe huir ein fl. Noch Wibe Obbe zoenn steed toe Betgum in die buren, gelt toe huir XIIII st. Noch Thierck Jetie snyders zoen steed toet Beetgum inn die buren, gelt to huir XIIII st. Noch Jelle Eyse zoen gued toetMeynaldem, gelt to huir achtien fl. Noch Eygge Claes zoenn gued toe Lyttersum in Meynaldum, gelt toe huir vyfftien florenen. Noch kort Jans gued tot Bretzem, hietende Geringe gued, gelt to huir acht ende twintich fl. Noch over al Reesche Reescke zoen gued tot Jornssman int dorp Bretzum, ende bin mit myn brueders kynden heer vant guedt, ontfang daeruyt jarlix vyff fl. Summa inn als hondert vyff fl. XII st. rentenn. Item Foekell, myn jonxte dochter, sall hebbenn voer hoer deell erffschaps int erst Oltgers gued by die Scraegdyck toe Kornium, ende gelt toe huir tsextich fl. Noch Tootten Andries zoen gued toe Kornium, hietende Tyaersmae gued, gelt toe huir vier ende twintich fl. seven st. Noch Jelmers gued toe Kornium, gelt to huir vier fl. XXI st. Noch acht ende halff pondematen nylands maeden die Jann Peters zoenn hefft toe huir, gelden toe huir vier fl. XXIII st. Noch Syurds guedt toe Kornium, gelt toe huir vier fl. Noch Ducke steed toe Kornium, gelt toe huir ein philipsgulden. Noch eenn hiet Lolcke, daerHansMerten zoenwyff hefft tot Fynkum, vyff pondematen, hietende dat Olde graess, gefft daervoer toe huir twee floreen vier st. Noch uut Bonge gued toe Oestereind, daer Katryn Jans wedue up woent, gefft my jarlix toe huir vier fl. Noch tot Dongum uuyt Wybe Claes zoenn gued ein fl. Summa in als vyff fl. renten ende hondert XX st. Item Frids ende Sydts sullen koer hebbenn van dat persel daer sie up staen gescreven, off sie dit vors neemenn ende laten Foeckell hoer assignierde rentenn. Item ick bispreeck ende geeff Frids ende Sits die schulden, als driehondert enckelgulden valueert, daer her Wagende, voertyts muntemester in Lewerden van wegen m.g.h. van Saxen etc. gewest iss, my rechtlicken schuldick iss die vors som, daeraff ick Frids ende Sidts, myn dochter, die schuldbrieff heb overgeven. Item ick bispreeck myn ander drie dochternn, als Jell, Kuneerke ende Foekell, tegenn die vors dryehondert enckelgulden dat myn lieve wyff ytlick van die drye dochternn vors sal geven ende betalen twehondert enckellgulden als sie betalt word vann m.g.h. van Sassen. Item offtet Goedt soe gelieffde ende my enn soenn vann myn huissfrau vorliende, die sal die huisen, scuren ende hoeven voeruuyt hebben, ende daerthoe hondert enckel golden fl. jarlixe renten tot frie forndeell, ende dan noch voert mit syn sustern deelen, sal hy oeck tot fornndell ende voeruut hebbenn alle sulver gescher dat up die taffelenn hoert, het zy vann sulver kannen, bekerenn, koppen, scaelenn ende ander dier gelikenn sulverwerck. Item offt myn huisfrou befrucht waer ende en dochter ter werlt brochte, die sal men alsoe gueden als ick enn vann die ander toegedelt hebbe, uutwisen. Item offt my Goed geenn soenn vorliennde, ende Gerolt Herema mit synn soenn ann eenn vann myn jonxte dochternn hilckte, so sall die dochter myn paert van myn huisenn, schuren ende hoeven hebbenn toe birns, doch die vors lastenn sullense all vordoenn, sonder eenich affbreck daerin laetenn to geschienn. Item iss dat Gerolts zoenn niet hilckt ann eenn vann myn dochternn vors, so bispreeck ick myn part vann myn huisen, schuren ende hoeven Fridts vann Grumpach ende Sidts, myn dochter, doch so sollense alle lastenn altyt holden daer ick erup leit heb, ende daertoe bovenn myn dry ander dochternn ytlick geven ende betalenn voer myn paert twehondert enckell golden guldenn eens. Item so will ick oeck hebben ende maect also dat myn lieve wyff sall Jell, Kuneerke ende Foekell voeruuyt bereidenn mit golt, sulver ende klederen, gelick dat Sits vann my ende myn wyff bereit ende uuytgegevenn iss. Item ick bispreeck myn live wyff alle huissraet ende andere guedenn, hoe sie sind, dat sie sall holdenn. Ick bispreeck Agnieten, myn basterdochter, hondert enckell golden fl. ens, inndien dat zie hoer well regiert ende buitenn myn lieve wyffs wille niet doet. Ick bispreeck mester Syttie, pastoer inn Franicker, myn pastertzoenn, vierhondert enckell golden fl, die ick ann hem heb to kost lecht eer hy hiertoe gekomen iss. Voert will ick ende begeer dat men dysse myn laetste ende uuterste vrie wille als eenn guedt doechdelick testament inn vors maniern holdenn ende naevolgen sall, ende offtet doch immers als voelkommenn testament niet staen moechte, dattet doch nochtans als ein codicill off laetste wille off als gifftinge die uuyt oersaeck off memorie des doets gemaect worden, sall volstandich ende machtich blivenn, inn sulcke wesen alst alderbest staenn, cracht off effect holdenn mach, will ick vann myn kyndernn, vrienden, legatarien ende allenn andernn diet beroerenn off angaen moecht, volkommen ende unvorbreecklick geholdenn hebbenn, by voerboerniss des rechts, forndels off profitenn die denn tegensprecker ann myn guet uut dit testament, off sonder testament ab intestato, solde boernn off toekomenn mogenn inn enige maniernn. Nochtans dit testament off laetste wille even vast toe bliven, wil ende beger ick ann myn lieve wyff, kyndern ende executoern, off emant disse vors myn laetste wille vormaete toe breckenn off toe vorkrenckenn, dat zie sulx mit alle vlyt wederstaen ende rechtelick ten uutersten verweren willenn. Bid oeck mit alle vlyt ende gehorsamheitmyn g.h. stathalder ende regenten,mit sampt den raedt desKonicklicken Majestaten vann Spanien etc, myn lieven gunstigen hern ende vriendenn, dat zie ann disse myn laetste wille hant holden, myn live huissfrou mitmyn jonxte cleyne kynderen in beschermenis ende sonderlinge protectie nemen willen, dat zie vann gemant boven recht gemoit off overvallenn worden. Voerts maeck ick executoernn tot myn vors testament den gesthrengen hoechgeleerdenn doctor Kempo van Martena ende den erentvestenn meester Syds vann Tyaerde, myn lieve neven, oeck Ju Dekema ende Frids van Grumbach, myn lieve schwager, bit ick ende beger oetmodelick mit alle vlyt ende neersticheit dat dese vier vors den last der executienn willenn annemenn, ende myn vors laetste wille troulickenn, als ick dat ann hemluyden gansslick betrou,willen uutrichtenn, ennde alst hem vann noeden iss tot hoer hulp, raedt ende dienste nemenn meester Henrick, vicarium tot Franicker, ende meester Focko, prebendarium in Lewerden, die my oeck dinst ende trouheit gelofft ende toegesegt hebbenn. Ende updat myn tegenwordich testament immers geen vorhinderinge lyde off letsell, men alle saeken upt kortste vreedelick sonder rechtshandel mogen uutgericht worden, will ende beger ick dat die genoemde executoeren alle tuivelheit ende donckerheit des testaments vors, off die uuyt oersaeck van dien vallenn offt geboernn moechtenn, sullen verclaern ende interpretiernn moegenn, welcke vorclaringe ende interpretatie will ick glyck den principael vast ende onverbrecklick geholdenn ende daeromme geenn recht vorsoecht hebbenn, want myn wille ende begerte so is. Ick mack oeck dese upgemelte vier executoren, myn live vrienden vors, monden ende beschermers tot myn lieve wyff ende cleynn kyndernn, begeerende oetmoedelick dat zie die mondscap annemenn ende hoer lest daerinn doenn willenn, bevhell ick myn live wyff dat zie die monden ende executoernn vors in hore handeling overall sall schadloess ende koestloess holdenn. Tot einwarheit ende seckerheit dat ditmyn, genoemdeHessellMartena, testament ende myn uuterste wille als vors is, ende als vors vann mester Henrick heb latenn bescrivenn, heb ick myn sulffs handtschrifft hierbinnenn ondergescrevenn ende oeck geschlotenn, vann buyten myn signet daeran gehangenn ende myn hantschrift oeck buytennup gescreven. Ennde noch tot meerder seckerheit heb ick daerthoe geroepenn ende gebedenn die als tugen diejene wiens segelenn butenn angehangenn ende hantschrifftenn up gescrevenn staen. Hierann hat selige E. Hessell vonn Martena, ritter etc, sein eigenn hantgeschrifft gesaczt auff form wie nachvolget: Ick, Hessell van Martena, ritter, bekenne mit myn selvys hantschrifft dat ick dit vors testament inn allen manerenn ende vann wort tot wort alst vors is, vann mester Henderick heb scriven laetenn, dyt inn als nae myn wille ende begeerte ende beveel oeck ut mynmond sy vors maneren gescreven hefft, ende wilt alsoe geholden ennde nagefolget hebben, Hessell vann Martena. Hiernach volgenn diejenigenn die E. Hessell von Martena selige ritter etc, inn vors sinem testament als gezcugenn dasselbige zu unndezczeichennen und vorsigillirenn gebethenn und gefordert hat, auff solche monier geordent. E. Hessels hantschrifft: Tot eenn volkomen ennde warachtig getugniss dattet geenn dat hierbinnen vann mester Hendrick, vicario, ut myn bevel ende nae myn relatie, wille ende onnderrichtinge gescrevenn iss, heb ick dit tegenwordich breff vann my togeschlotenn in myn handt holdende, den gestrengenn hochgelaerden doctor Kempo van Martena, mester Sidts van Tziarda, den pater van de crucibroernn, mester Hendrick, her Wibba, Docke Hesseling, Eppe Alwe,Hessell Esge zoen, als die ick als getugen heb geropenn, getoent, vor hen allen bekant ende mit disse myn hantscrifft ende signet bekenne dattet bennenste scrifft myn testament ende uuyterste wille is, ende heb dat in de vors getugen tegenwordicheit vor hen allenn mit myn gewonlick signet besegelt ende geschlotenn, den vors tuigen semptlick oick en ytlick besunder gebeden dat zie toe vaster getuigniss dit tegenwordich myn testament offt laste wille mede mit hoer segelen offte signeten vorsegelen ende schluten ende oick ytlick mit syn selvis hant ondergescreven willenn als getugen. Geschiet innt jaer Ons Hern XV ende seventhien, opten XXIII van den maent marci. Hierunder disse sin hanscrifft hat E. Hessell selige syn signet gedruckt. MesterHendricks hantschrifft: Ego, Heinricus, vicarius inn Franicker, demandato Hesseli Martene scribere impeditus hoc presens testamentum, tam heredis institutionem quam cetera inn eo contenta, manu propria scripsi, ac postea quam dominus Hesselus paginam presentem clausam, clausam et ligatam testibus suprascriptis, ab eo vocatis et rogatis, simul omnibus presentibus offerentem et publice asserentem quod in ea continetur suum esse testamentum et a me scriptum, presentem subscriptionem meam, vice, nomine et de mandato domini domini Hesseli, manu propria imposui sigillumque proprium hoc ultimo loco appendi. Anno Domini M quadringentesimo decimo septimo, mense marcio die XXIII. Doctor Kempe hat syn signet angehenget mit solcher siner hantscrifft: Salvo jure meo in his contentis, K. Martena, doctor. Mester Sidts auff solch manier mit angehengetem sigill: Salvo jure meo sigillavi, ego, magister Syds Tziarda. Der crucenbruer pater: Salvo jure meo, prior in Fronicka, Petrus sigillavit. Her Biba Bibodus subscripsit. Eppe Alwa hantscriff laut: Epo Alewe heb dit sigilliert ende onderscr. Hessel Assgo zoenn.
Origineel (A) niet voorhanden.Afschrift: B (16de eeuw, naar A). RAF, Archief Familie Thoe Schwartzenberg en Hohenlansberg, inv. nr 868. Op voorzijde omslag (= f. 1r), m.a.h.: Ein copey des testa40 ments seligeErnnHessels vonnMartena, ritter, etc.Op achterzijde omslag (=f. 8v):Etliche brieffshafften, die von Martena betreffent.
(bron: (bron: G.Verhoeven, J.A.Mol, Friese testamenten tot 1550, blz 175-181 ; https://www.academia.edu/19550619/G._Verhoeven_en_J.A._Mol_ed._Friese_testamenten_tot_1550_Leeuwarden_1994)
.

trouwt (2) midden 06-1522 vermoedelijk te Leeuwarden, (ontbonden door overlijden in 1541 vermoedelijk te Leeuwarden)
met

Frederick Bruckschlegel [g-kk], geboren midden 01-1467 vermoedelijk te Franeker, overleden midden 01-1556 vermoedelijk te Leeuwarden.

Frederick Bruckschlegel [g-kk].
Naam.
--» Zijn naam komt van Jan Jellema.
(bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I05515.php).
Beroep.
--» Accijnsmeester (1504-1512), Hofmaarschalk in Leeuwarden (1512).
Geboorte.
--» In 1504 was hij accijnsmeester te Franeker en ik neem vooralsnog aan dat hij minstens zestien jaar oud is geweest, en in 1536 wordt hij genoemd in een proces, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is hij geboren tussen 1446 en 1488.
--» Jan Jellema en Joke Koster geven als geboortedatum 1460 en Nelly van der Hoeven geeft als geboortedatum rond 1480.
(bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I05515.php ; http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I6840.php ; http://www.ecostat.nl/Stoppendaal/pk2830.php).
Huwelijk.
--» Hij is geboren tussen1446 en 1488 en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest, dan is hij gehuwd tussen 1462 en 1528. De eerste man van zijn vrouw Both overlijdt in 1517.
--» Joke Koster geeft als huwelijksdatum na 1517 en Jan Jellema geeft als huwelijksdatum 1520 te Leeuwarden.
(bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-griffioen-koster/I6840.php ; http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I05515.php).
(bron: http://www2.tresoar.nl/nieuwland/genea/hz006165.htm).
Overlijden.
--» In 1536 wordt hij genoemd in sententies van het Hof van Friesland , en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is hij overleden vóór 1576.
Gebeurtenissen.
--» 1504-1512: Accijnsmeester te Franeker (waarschijnlijk 1504-1512) ; vanaf 1512 hofmaarschalk te Leeuwarden.
--» 1506: Brief aan hertog George van Saksen. De scribent is door Vijt von Drachsdorf herhaaldelijk om geld gevraagd vanwege oorlog. Onlangs is dit opnieuw gebeurd, zoals uit de ingesloten brief blijkt. Om Von Drachsdorf te helpen is Sigmund von Maltitz benaderd en heeft hij Seiferts [von Lüttichau] dienaar Henszel geschreven die op 21 januari was vertrokken, alsmede Bruckschleger. Men is de soldaten drie maand soldij schuldig. Indien zij niet spoedig worden betaald, zal hieruit voor de hertog "groszen schande und nachteyl entstehen". Met bijbehorend ceduul dat de soldaten te Bolsward vijf mensen hebben overvallen. Ongedateerd [1506]. Expeditie, opgedrukt zegel is verloren gegaan.
(bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 1 Bestuur van de saksische hertogen over Friesland, 3. Stukken uit het sächsisches hauptstaatsarchiv te dresden, 3.3. Geheimes Archiv, 3.3.2. Frieszländische Sachen (Friese zaken), 3.3.2.01. Generalia, 3.3.2.01.07. Frieszländische Sachen 1505-1509, 777 ; www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=36&miaet=1&micode=1&miahd=554022&miview=inv2).
--» 04-03-1506: Brief van Vijt von Drachsdorf, regent in Friesland, aan de heren [te Hattem] verzameld, naar aanleiding van hun schrijven over het verloop van de onderhandelingen. Uit "waarachtige kontscap uytter stat" weet hij dat de Groningers groot gebrek lijden. Indien zij van hulp uit het Sticht verstoken blijven, heeft hij goede hoop dat de hertog zijn zin zal krijgen. De troepen liggen in 10 kampementen rondom de stad. Hij heeft dringend geld nodig voor de betaling van de 300 soldaten die hij in dienst heeft. Nog steeds heeft hij niets vernomen van Bruxlener [Brucksleger] die hij 6 weken geleden naar de hertog heeft gestuurd. Gegeven op 4 maart 1506. Expeditie, met opgedrukt kleinzegel van Vijt von Drachsdorf.
(bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 1 Bestuur van de saksische hertogen over Friesland, 3. Stukken uit het sächsisches hauptstaatsarchiv te dresden, 3.3. Geheimes Archiv, 3.3.2. Frieszländische Sachen (Friese zaken), 3.3.2.01. Generalia, 3.3.2.01.07. Frieszländische Sachen 1505-1509, 805 ; www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=36&miaet=1&micode=1&miahd=554050&miview=inv2).
--» 1510: Fragment van een schattingsregister ("verschrivinge) van de jaarrenten in Westfriesland (Oostergo, Westergo en Zevenwouden) - waar graaf Everwijn von Bentheim stadhouder is - welke op Jacobi en Martini in twee helften moeten worden betaald en door de grietmannen in de "fforstelijke camer" worden overhandigd. Als grietmannen worden genoemd: (in Oostergo) Peter Kammingha (Leeuwarderadeel en Tietjerksteradeel), Dowe Jowszma (Idaarderadeel), Low Donye (Rauwerderhem, zie ook Wymbritseradeel in Westergo), Jemme heer Jowszma (Ferwerderadeel), Schelte Tiaerda up der Gest (Dantumadeel), Luwe Luwma (Achtkarspelen), Sippe Mockema (Kollumerland), Wylke Hollinga (Dongeradeel "oesterzyde der Paesens"), Gerlof to Harwey (Dongeradeel "westerzyde der Paesens") ; (in Westergo) Hessel Martena (Menaldumadeel, Franekeradeel), Hans von Grumbach (Barradeel), Jw Deckema (Baarderadeel), ridder Goetschalk Jungema (Juwema) (Wonseradeel), Epe Ayelwe (Hennaarderadeel), Low Donia (Wymbritseradeel), Yds Hansz (Doniawerstal), Peter Epes (Gaasterland). Als accijnsmeesters worden genoemd: (in Oostergo) Steffen van Wurtzo en Waldecker (Kollum), Anthonius von Ense en Leo probirer (Dokkum) ; (Westergo) Frederik Bruckslegel (Franeker), George Meier "unnd eynen knecht upt hues" (Harlingen), "eynen borger in der stadt" (Hindeloopen), Herman van Trutsch en Peter Metzeroden (Lemmer). Ongedateerd (ca. 1510).
(bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 1 Bestuur van de saksische hertogen over Friesland, 3. Stukken uit het sächsisches hauptstaatsarchiv te dresden, 3.3. Geheimes Archiv, 3.3.2. Frieszländische Sachen (Friese zaken), 3.3.2.01. Generalia, 3.3.2.01.07. Frieszländische Sachen 1505-1509, 1723 ; www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=36&miaet=1&micode=1&miahd=554980&miview=inv2).
--» 1527: Fredrick Bruckschlegel gehuwd met Botta).
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 29, aktenummer 145; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/d8d40d6b-40f1-4ccb-b6af-d58774e962cd?person=04830369-6901-49dd-abe1-4bd0c7fa5c44).
--» 1527: Fredrick Bruckschlegel.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 37, aktenummer 200; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/19912a41-5287-44aa-ad3b-d2f2b7a5fc84?person=10d9592c-ef5d-4da7-8fb9-da144a71bee1).
--» 03-09-1528: Fredrick Bruckschlegel, cum uxore inzake een zathe.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 142, aktenummer 692; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/1faf9d2c-17c6-4060-9f3e-05a24b929ab7?person=f6a6b34a-b9dc-4cab-aada-46997a6b486b).
--» Op 09-10-1528 wint Sybrant Herema namens zijn echtgenote een proces tegen Fredrick Bruckschlegel en diens vrouw, die veroordeeld worden om een “saete lants te restitueren myt alle de vruchten”. Fredrick Bruckschlegel, cum uxore.
(bron: Genealogie Ayttana, http://depot.knaw.nl/9928/1/Genealogia_Ayttana_Genealogysk_Jierboek_2011.pdf ; Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 161, aktenummer 781; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/9a59d916-cff5-43ee-a425-c8a8e08f9a40?person=04c7662b-d6de-4c62-a32f-d4f4e14a9eaf).
--» 02-12-1530: Fredrick Bruckschlegel inzake restitutie van zathen.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 364, aktenummer 1662; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/3eec7520-de15-4973-8ac5-1dc850752c39?person=9794d604-e487-429f-b126-f349c0989da8).
--» 1532: Fredrick Bruckschlegel namens zijn echtgenote.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 529, aktenummer 2328; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/9262c7a7-6ab0-405f-ae22-d960dadf59ba?person=15956321-8ecd-48e3-a53c-85c45dcc8cd7).
--» 26-09-1533: Fredrick Bruckschlegel.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16687, blad 624, aktenummer 2741; Periode: 1527-1533; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/e9420649-e243-432a-9a3b-c586f9f672da?person=0d7eb4c7-075d-466f-8ff8-c4d7b4c65198).
--» 1535: Fredrick Bruckschlegel.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16688, blad 102, aktenummer 386; Periode: 1534-1537; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/52deedf5-63fc-404b-815d-25ba975926cf?person=a3cfa3e3-f12b-4404-820f-9ab40702b1f5).
--» 1536: Fredrick Bruckschlegel.
(bron: Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16688, blad 260, aktenummer 1017; Periode: 1534-1537; https://www.allefriezen.nl/zoeken/deeds/b0da8064-4085-463b-8d7c-8933b9145d33?person=6947df6b-bf73-413f-b134-3e6c118d1baa)
.


Pieter Wiggers Zigterman
Pieter Wiggers Zigterman [f-r], geboren op maandag 26-02-1810 te Kantens, boerenknecht (1832), overleden op woensdag 18-02-1880 te Middelstum.

trouwt op vrijdag 23-11-1832 te Middelstum, (ontbonden door overlijden op woensdag 18-02-1880 te Middelstum)
met

Grietje Jans Wilbers [e-r], geboren op vrijdag 25-11-1808 te Ten Boer, dienstmeid (1832), overleden op maandag 16-08-1897 te Loppersum.