Sijts van Aylva [e-p]
Sijts van Aylva [e-p]
Sijts van Aylva [e-p], geboren midden 02-1540 vermoedelijk te Holwerd, Rooms Katholiek, overleden midden 1614 vermoedelijk te Holwerd.

Sijts van Aylva [e-p].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 8, 243).
Geboorte.
-->| In 1534 huwen haar ouders, en op 04-06-1545 sterft haar vader Rienck, zij is dan uiterlijk negen maanden later geboren, zij is dan geboren tussen 1534 en maart 1546.
(bron: Kerkkalender van overleden Friese edelen e.a. 1409-1634).
Huwelijk.
-->| Syts is geboren in de periode tussen 1534 en maart 1546, en op 06-03-1566 worden zij en Johan in een acte als echtpaar genoemd. Als ik vooralsnog aanneem dat zij minstens zestien jaar oud is geweest, dan is zij gehuwd met Johan in de periode tussen 1550 en 06-03-1566.
-->| Op 27-10-1580 overlijdt haar man Johan en op 14-03-1587 worden zij en Doecke in een acte als echtpaar genoemd.
Overlijden.
-->| Op 27-02-1591 wordt zij genoemd in een uitspraak van het Hof van Friesland, en als ik vooralsnog aanneem dat zij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is zij overleden vóór maart 1636.
Gebeurtenissen.
-->| 06-03-1566: Johan Bonga, grietman van Dongerdeel Westersijde der Paesens en Sijke van Aylwa EL binnen Holwert eener- en Sybrant Pieterz burger in Lieuerden, mede voor zijn vrouw Foeck Aebedochter anderzijds, verklaren het volgende te zijn overeengekomen: dat eerstgenoemde tegen betaling van 190 ggld. benevens 90 ggld. voor afstand eener vordering wegens graanleverantie zal overdragen een gars lands binnen Holwert op Mynnemawerf, van Ipsemawerf afgegraven, beklemd in 2 gras, tusschen Keympe Jellez. ten O. en de erfgenamen van Reyllyff Wybrenz. ten W, Mynnema huis stede, bij Gerloff Jacobz. en Claes Lollez. ingebruik en een kleine gars binnen Holwert, bij Bonga, in een stuk genaamd Het Fliet. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581 van het oorspr, dat in dorso bij acte i.d. 7 Sept. 1569 kwijting bevat door Johannes Oetssoen als gemachtigde der erfgenamen van Hessel Tyerckzoen voor 100 ggld. min 32 stv. (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 38).
-->| 27-03-1568: Johan Bonga verklaart, mede voor zijn vrouw Sytke van Aylwa, zijn goedkeuring te hebben gehecht aan de cessie, vermeld in regest nr. 39 en destijds mondeling met Hessel Tyarcxz. te zijn overeen gekomen, dat de betalingstermijn twee jaar zou worden verlengd tegen 20 ggld. rente 's jaars. Hij bevestigt deze afspraak op verzoek van de erfgenamen ten overstaan van notaris Nicolaes Cleuting. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581, geteekend door T. Heeres (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 46).
-->| 1580: Zij woonde ook na 1580 met haar tweede man Doecke op Bongastate te Holwerd.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1587: Sytke Aelua gehuwd met Doeco Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 204, aktenummer 2102; 1586-1588).
-->| 14-03-1587: Doecke van Aysma procedeert voor Syds van Aylva i.v.m. de erfenis van haar eerste man tegen de kinderen van Auck van Bonga n.l. Syds, Abbe, Fed en Doet van Aesgema ; Abbe Aesgema, te Dronrijp, Saepke Aesgema, Duetke Aesgema, Sydts Aesgema, te Dronrijp, Fed Aesgema, erfgenamen van Mr. Syurdt Aesgema en Auck Bonga, beiden overleden.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 220, aktenummer 2257; 1586-1588).
-->| 1588: Doecke Aysma, grietman van Ferwerderadeel; namens Sytke Aelue en Tyets; curator van de kinderen van Franske Groestera en Syuck Humalda; gehuwd met Sytke Aelue.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 40, aktenummer 421; 1588-1590).
-->| 1588: Sytske Aylva, vrouw van Doecke Aysma ; Epe Aylva voor de kinderen bij Agge Osinga ; Hessel Aysma, president, curator van Syuck Humalda ; enz. contra Wybren Aylva. Wybrens overleden zuster Frouck was getrouwd met Epe van Aylva en Wybrens overleden zuster Rints met Agge van Osinga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 40, aktenummer 422; 1588-1590).
-->| 1588: Sytske Aleua gehuwd met Doeke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 57, aktenummer 603; 1588-1590).
-->| 1589: Sytcke Aelue gehuwd met Doecke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 308, aktenummer 2921; 1588-1590).
-->| 1590: S. van Aelue gehuwd met Doecke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 90, aktenummer 940; 1590-1591).
-->| 1590: Sytcke Aelua gehuwd met Doco Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 151, aktenummer 1561; 1590-1591).
-->| 1590: S. van Aelue gehuwd met Doecke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 90, aktenummer 940; 1590-1591).
-->| 12-05-1602: Jfr Ints Scheltema wed van Epo v. Aylva als moeder en leg. adm. van haar kinderen geres. de proc. bij de vs. Epo. Reducenten CONTRA Doecke Aysma vanwege Sytske Aelve en Sibrand van Osinga de jonge voor hem en vanwege zijn zusters. .. Verklaart de reducenten bij de baer van 1591 niet bezwaard.
(bron: Archief Hof van Friesland, quaclappen. Toegang 14, inv. nr. 16703 (v/h deel YY17)).
-->| Doeke van Aysma, zoon van Schelte van Aysma en Tiets Esgema, was tweemaal getrouwd, eerst met Tiets Tiessema, en vervolgens met Sytske van Aylva, weduwe van Johan Bonga, Grietman van Westdongeradeel; bij welke twee vrouwen hij zes kinderen had.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 49).
-->| Johan van Bonga, de zoon van Sijds van Bonga en Rints van Roorda, huwde met Sijtske, dochter van Rienk van Aijlva en Hil Roorda van Genum. Zij woonden te Holwerd op Bonga-state. Zijne weduwe hertrouwde met Doeke van Aijsma, Grietman van Ferwerderadeel.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 61)
.

trouwt (1) midden 02-1558 te Holwerd, (ontbonden door overlijden op maandag 27-10-1580 te Leeuwarden)
met

Johan Sijdses van Bonga [h-p], zoon van Sijds Hessels Bonga van Buwinga [v-p] en Rinske Johans van Roorda [s-p], geboren midden 11-1517 vermoedelijk te Holwerd, Rooms Katholiek, overleden op maandag 27-10-1580 te Leeuwarden.

Johan Sijdses van Bonga [h-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 8, 243).
Beroep.
-->| Grietman van Westdongeradeel 1560-1567.
Geboorte.
-->| In 1560 is hij grietman van Westdongeradeel en ik neem vooralsnog aan dat hij minstens zestien jaar oud is geweest, en op 27-10-1580 overlijdt hij te Leeuwarden, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is hij geboren tussen 27-10-1490 en 1544.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Syts is geboren in de periode tussen 1534 en maart 1546, en op 06-03-1566 worden zij in een acte als echtpaar genoemd. Als ik vooralsnog aanneem dat zij minstens zestien jaar oud is geweest, dan is zij gehuwd in de periode tussen 1550 en 06-03-1566.
Overlijden.
-->| 27-10-1580: 27 Oct. Hopman Jan Bunga, ende leyt tot Oldehooff begraven.
(bron: Kerkkalender van overleden Friese edelen e.a. 1409-1634).
Gebeurtenissen.
-->| 1560: Grietman van Westdongeradeel 1560-1567 en dan afgezet. In 1567 in ballingschap en later watergeus (zie Encyclopedie van Friesland).
(bron: Simon Wierstra).
-->| 11-12-1563: Johan Bungha grietman van Westdongeradeel; broer van Sype Bonga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16692, blad 473, aktenummer 4160; 1559-1565).
-->| 06-03-1566: Johan Bonga, grietman van Dongerdeel Westersijde der Paesens en Sijke van Aylwa EL binnen Holwert eener- en Sybrant Pieterz burger in Lieuerden, mede voor zijn vrouw Foeck Aebedochter anderzijds, verklaren het volgende te zijn overeengekomen: dat eerstgenoemde tegen betaling van 190 ggld. benevens 90 ggld. voor afstand eener vordering wegens graanleverantie zal overdragen een gars lands binnen Holwert op Mynnemawerf, van Ipsemawerf afgegraven, beklemd in 2 gras, tusschen Keympe Jellez. ten O. en de erfgenamen van Reyllyff Wybrenz. ten W, Mynnema huis stede, bij Gerloff Jacobz. en Claes Lollez. ingebruik en een kleine gars binnen Holwert, bij Bonga, in een stuk genaamd Het Fliet. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581 van het oorspr, dat in dorso bij acte i.d. 7 Sept. 1569 kwijting bevat door Johannes Oetssoen als gemachtigde der erfgenamen van Hessel Tyerckzoen voor 100 ggld. min 32 stv. (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 38).
-->| 1567: Hij woonde vóór 1567 op Bongastate te Holwerd.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1567: Johan Bonga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16693, blad 265, aktenummer 1165; 1565-1568).
-->| 05-05-1567: Johan Bonga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16693, blad 291, aktenummer 1251; 1565-1568).
-->| 27-03-1568: Johan Bonga verklaart, mede voor zijn vrouw Sytke van Aylwa, zijn goedkeuring te hebben gehecht aan de cessie, vermeld in regest nr. 39 en destijds mondeling met Hessel Tyarcxz. te zijn overeen gekomen, dat de betalingstermijn twee jaar zou worden verlengd tegen 20 ggld. rente 's jaars. Hij bevestigt deze afspraak op verzoek van de erfgenamen ten overstaan van notaris Nicolaes Cleuting. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581, geteekend door T. Heeres (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 46).
-->| 1572: Hij was bij de verovering van Dokkum door de watergeuzen.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1577: Johan Bungha.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16697, blad 3, aktenummer 11; 1577-1578).
-->| 1580: Akte van de verklaring door de hopman Johan van Bonga afgelegd voor de magistraat van Harlingen ten overstaan van Frans van Eysinga over het branden en plunderen van Liauckama huis te Sexbierum, 1580 (afschrift).
(bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 311 Liauckemastate te Sexbierum, 2. Huisarchief liauckama, 2.6. Stukken betreffende het beheer van onroerende goederen, 2.6.2. Liauckamahuis onder Sexbierum, Stukken betreffende het in brand steken van het huis door hopman Johan van Bonga en de aktie tot schadevergoeding deswege, 1580 (afschrift 1612/14), 518).
-->| 08-1580: Johan raakte gewond bij Aduarderzijl en stierf twee maanden later zonder kinderen. Zie voor hem uitvoerig Friesche Volksalmanak 1888-30/44 en ook Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1975-9, Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1995-150 en N.L.1989-43.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1590: Johan Bonga, erflater, oom van Sydts, Fed en Duedt Aesgema.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 17, aktenummer 193; 1590-1591).
-->| BONGA (Johan van) of Jan Bonga, Bungha, Bonningha of Boenga ook Johannes Buma genoemd, zoon van Sijds van Bonga en Rints van Roorda, werd in 1560 Grietman van Wonseradeel. Hij was een sterk voorstander der Vrijheid en onderteekende het Verbond der Edelen, waardoor hij zich den haat van Alva op den hals haalde, die hem twee jaren later naar Antwerpen ontbood, om zich te verdedigen ; doch, daar Bonga niet verscheen, werd er in Friesland een vonnis van verbanning en verbeurdverklaring van goederen openlijk tegen hem afgekondigd. Zijn naam als balling komt voor in twee plakkaten van den 26sten Junij 1568 en van den 26sten Januarij 1569. In het eerste wordt den ingezetenen verboden goederen der gebannenen onder zich te houden, en in het tweede, de gebannen personen te herbergen. De vreedzame regering eener grietenij niet met zijnen krijgsmansgeest strookende, deed hij, naar een grooter tooneel voor zijnen roem hakende, daarvan reeds in 1567 vrijwillig afstand en trad in de krijgsdienst. Spoedig was hij bekend als een dapper en bekwaam voorvechter der Vrijheid, begaf zich bij Graaf Lodewijk van Nassau, toen deze in het volgende jaar met een leger in Groningerland kwam, en werd tot Hopman van een vaandel voetvolk benoemd. Meest alle Friezen, die de Nassausche zijde aanhingen, dienden op zijne kosten. Hij overwon mede bij Heiligerlee, doch daar het leger van Graaf Lodewijk te Jemmingen geslagen werd, ontging Bonga, door, met achterlating van wapenen en goederen, over de Eems te zwemmen, ter naauwernood het gevaar van gevangen genomen te worden. Daar de oorlog te land, naar zijn oordeel niet genoeg werd voortgezet, ging hij zijn geluk ter zee beproeven, en werd een der voornaamste hoofden der vrijbuiters, die de Spaanschgezinden aan de Friesche kusten van alle kanten beroofden en verontrustten. Evenwel baarden deze strooptogten meer schrik dan nadeel, en de Watergeuzen behaalden wel buit, doch zij begeerden meer, Vrijheid en Vaderland. Mogten ze evenwel soms voet aan wal zetten, de waakzaamheid van den Overste Robles was te groot, dan dat ze iets van gewigt konden ondernemen. Hoewel Bonga's naam niet voorkomt onder de innemers van Brielle, is het evenwel niet onwaarschijnlijk, dat hij daaraan deel genomen heeft, aangezien de overige Friezen, die zich met hem ter zee begeven hadden, daarbij tegenwoordig waren. Nadat Brielle en Enkhuizen zich voor den Prins van Oranje verklaard hadden en de Geuzen uit deze laatste stad Friesland konden bedreigen, was er geen vuriger wensch in Bonga's ziel, dan dit zijn Vaderland aan de magt van Spanje te ontrukken. Dan deze taak was niet gemakkelijk en kostte veel tijd en bloed. Van nu af werd zijn leven, tot aan zijn smartelijk uiteinde vol van moeite en gevaren, aan eenen rusteloozen krijg toegewijd. Robles, nu nog Kolonel, maar weldra bij voorraad en eindelijk geheel Stadhouder van Friesland, wist met weinige middelen veel te doen, en het gebrek aan beleid en de lafhartigheid van Graaf Joost van Schouwenburg, in 1572 Stadhouder van Friesland van Oranjes wege, deed het spoedig gewonnene weder in 's vijands handen vallen. Bonga had soldaten geworven, met het voornemen om daarmede te Emden scheep te gaan, in Friesland te landen en Dockum te bemagtigen. Deze aanslag mislukte ; hij zag zich gedrongen de schepen te verlaten, en nam met zijn volk over land de vlugt. Door de Spanjaarden vruchteloos nagejaagd, kwam hij behouden te Enkhuizen aan, denkelijk ergens schepen der Vrijbuiters ontmoet hebbende, die hem derwaarts overbragten. Hij bleef aldaar echter niet lang in rust, maar stak spoedig weder naar Friesland over. Door de inwoners van Sneek, die het volk van Robles niet hadden willen inlaten en zich dus als weêrspannig tegen den Koning beschouwen moesten, werd hij genoodigd om hunne stad te bezetten. Hij vereenigde zich met Tiete Hettinga en Aedo Gabbema, en, in spijt van den tegenstand der Spaanschgezinde Regering, werd hij, den 19den Augustus 1572, onder het gejuich der burgers, als een zegepralend Veldheer ingehaald. Den volgenden dag trok hij met drie honderd man voor Bolsward, en eischte de stad in naam des Konings en des Prinsen van Oranje, als Gouverneur der Nederlanden, op ; doch de Koningsgezinde Burgemeester, Hobbe Ottes, liet antwoorden, dat men het in bezitnemen van de stad aan den Stadhouder geweigerd had, en het hem ook zou weigeren ; waarop Bonga vroeg: 'wie is uw Stadhouder?' Het antwoord was: 'de Kolonel van Groningen.' Bonga, toornig geworden, riep uit: 'uw Kolonel is een schelm.' Ziende dat hij de stad met zijne weinige manschap niet winnen kon, terwijl de Burgemeester van de burgers eenen nieuwen eed aan Filips afëischte, trok hij af en legerde zich in het Oldeklooster, waar hij door de hem toegenegene Bolswarders van de noodige spijze voorzien werd. Na zijnen terugtogt dreef hij overal het vee weg, brandde het klooster der Joanniten en Groendijk af, keerde toen naar Sneek terug en zond Tiete Hettinga naar Oranje te Dillenburg om hulp. Inmiddels was Dirk van Bronkhorst, Heer van Nedermormter, bij voorraad tot Oranjes Stadhouder over Friesland aangesteld, van de Kuinder mede naar Bolsward gekomen, en eischte, niets wetende van het geen Bonga verrigt had, den 21sten Augustus de stad op. De Regering vroeg twee dagen beraad. Hiervan nu wist Bonga niets en 's anderendaags deed deze zijne tweede opeisching. Waarschijnlijk heeft hij toen kennis gekregen van de maatregelen van Bronkhorst, die te Balk was gelegerd en uit de ontvangst van een aam wijns uit de handen der burgeren, hunne goede gezindheid begreep. De Regering van Bolsward had een bode gezonden aan Robles om raad en hulp, doch hij kwam zonder een van beide terug. Bonga was echter zelf reeds binnen en weigerde te gehoorzamen aan het bevel der Regering om weg te trekken. De burgerij, voor Oranje zijnde, verbrandde openlijk het formulier van den eed, door den Burgemeester ontworpen, en gaf Oranjes Stadhouder de veste over, welke Bonga, den 24sten Augustus, met zijn volk, onder het bulderen van het geschut, als overwinnaar binnentrok. Nadat hij de kerk der Minoriten van de beelden had laten zuiveren, werd de Hervormde Godsdienst aldaar openlijk door hem ingevoerd, en deed de Predikant Johannes Jansonius er de eerste predikatie. Bonga begaf zich nu naar Sneek, waar hij zich tot nieuwe pogingen gereed maakte. De stad Dockum was door Sippe Scheltema, op aansporing van eenen stouten Hollandschen Zeekapitein, Gisbertus genaamd, en door de welgezinde burgerij en omwonende boeren, voor Oranje gewonnen. De vijand hield evenwel den toren in, verdedigde zich daar, en hielp het volk van Robles binnen, dat de stad met plundering en moord vervulde. Bronkhorst had hulp toegezonden onder bevel van Bonga en Sicke Tyessens, die met eene onverklaarbare traagheid (meenende misschien, dat ze nog vroeg genoeg komen zouden, en dat de stad niet op eens kon worden verrast) zich des nachts legerde in de nabijheid der stad. Aan hulp en ontzet voor de jammerlijk vernielde en in brand gestoken stad viel niet meer te denken. Bonga en Tyessens verfoeiden hunne dwaling en traagheid, en pogende te herstelleu wat zij konden, wachtten ze de aftrekkende Walen van Robles af, sloegen een deel dood, de overige op de vlugt en ontnamen hun den roof. Toen Friesland op het laatst van 1572 weder onder Spanje bukte, was Bonga met vele anderen het land ontweken, waarheen is onbekend. Misschien nam hij weder toevlugt op de zee, en vervoegde hij zich op de vloot, waarmede Martena de Zuiderzee bezet hield, of was hij naar Noord-Holland getrokken en had aldaar onder Sonoy een bevelhebberschap. Vóór 1578 vinden wij niets verder van Bonga gemeld. In dat jaar kwam hij met Johan van den Corput, aan het hoofd van eenige hulptroepen, de belegeraars van Deventer ter hulp, en trok, na het innemen dier stad door Rennenberg en Sonoy, weder naar Friesland, waar hij zich in het volgende jaar een groot voorstander der Unie van Utrecht toonde, en een van hen was, die het request aan Rennenberg, dien aangaande, onderteekenden. In 1579 begaf hij zich op bevel van Rennenberg naar Bolsward, om die stad met krijgsvolk te bezetten, doch werd gebeden buiten te blijven en deed het ; Rennenberg zou hem met een ander bevel voorzien. Hij gehoorzaamde, maar toen de verraderij van Rennenberg bekend werd, verliet Bonga dadelijk zijne zijde en bleef den Staten getrouw. Er werd besloten de zoogenaamde blokhuizen of kasteelen te vernielen. Eer was men niet vrij, vooral toen men zag, dat Rennenberg ze wilde bezetten, om de steden in zijnen afval mede te slepen. Oranje zelf was voor dit plan ; ofschoon hij den Graaf nog niet geheel durfde mistrouwen, het was in allen gevalle goed, aan den Graaf de stof tot verzoeking te ontnemen. Agge van Albada had uit Keulen mede tot die verwoesting der kasteelen aangeraden, en de tijrannennesten werden ter vernieling gedoemd. Rennenberg zond dan acht vendelen naar Friesland af, in schijn om het voornemen der Friezen te helpen, maar eigenlijk tot bezetting der blokhuizen. Dat begrepen de Leeuwarder burgers, en zij wonnen gemakkelijk de drie vendelen van Joan van Bonga, Oene Grovestins en Jan Vervou. Maar het krijgsvolk van het slot weigerde af te trekken, en door eene list werden Bonga en de zijnen meester van het kasteel. Zij zetteden namelijk de Monniken met de vrouwen en kinderen der bezettelingen vooraan, opdat deze niet op hen schieten zouden. Het gelukte, en in weinig tijds was het blokhuis door de verheugde inwoners ontmanteld. Harlingen voor den Prins van Oranje in bezit willende nemen, was hij met Vervou en twee leden van Gedeputeerde Staten, benevens hun krijgsvolk, door eenen misslag van den portier reeds binnen de stad gekomen en eischten zij het kasteel op ; doch dit werd hun geweigerd, onder voorgeven, dat men den eed aan Rennenberg gedaan had, en zich niet kon overgeven, vóór dat men van hem daartoe bevel had ontvangen. Daar het kasteel zeer sterk was, kon men het met geweld niet meester worden ; doch toevallig was juist de Secretaris van Rennenberg, dien hij gezonden had, om het gedrag der Staten te bespieden, in Leeuwarden gevangen genomen, en deze had bij zich papieren, door zijnen Heer in blanco geteekend. Dadelijk werd hij gedwongen, één daarvan in te vullen met het bevel van overgaaf, en dit naar Harlingen gezonden ; door welke list de Bevelhebber zich liet verschalken en het kasteel overgaf. Het blokhuis van Stavoren volgde weldra. Na Rennenbergs verraderlijken afval diende Bonga onder den Graaf van Hohenlo, en was misschien tegenwoordig bij de nederlaag, welke deze op de Hardenberghsche beide onderging, waar hij den 17den Junij 1580 door Schenck geslagen werd. Toen de schans van den Opslag bij Delfzijl, in 1580 door Rennenberg belegerd was, werd Bonga derwaarts gezonden met mondbehoefte voor de belegerden, doch kwam te laat, nadat het verdrag omtrent de overgaaf reeds getroffen was. Ook trok Bonga, met zijn vendel benevens eenige anderen, in voorhoede van Hohenlo op, tot het beleg van Groningen, en werd door dien Veldheer met Hopman Reyn Idtzen, in de Schans te Aduarderzijl, in de nabijheid van Groningen, in bezetting gelegd. Den 16den Augustus 1580 werd hij aldaar door het volk van Rennenberg aangevallen, doch sloeg het manmoedig af. Den volgenden dag werd de aanval met grooter geweld hernieuwd, en de onversaagde Bonga werd, wegens gebrek aan kruid en lood, door zijn volk verlaten. Hij zelf werd hevig in zijn been gekwetst, doch ontkwam des vijands handen en werd naar Leeuwarden vervoerd, waar hij na een lang en smartelijk ziekbed den geest gaf. Bonga was alzoo den dood der dapperen overleden, en tot op het laatste toe aan het Vaderland getrouw. Hij had het begonnen werk, waarvan hij een der eerste aanvangers was geweest zien optrekken en weder in puin vallen, maar op nieuw zich uit dien bouwval verheffen. Zag hij dan het einde niet van den strijd, hij zag Friesland vrij, en mogt ontslapen in hope, dat het werk zijner handen door Gods zegen zou worden bekroond. Hij is wel minder bekend dan anderen, die minder deden, maar hij verdient onder de voornaamste bevrijders des Vaderlands te worden genoemd. Hij was gehuwd met Sytske van Aylva, bij wie hij geene kinderen verwekt had en die later hertrouwde met Doeke van Aysma, Grietman van Ferwerderadeel. Zie Schotanus, Geschied. van Friesl, bl. 764 ; F. Sjoerds, Beschrijv. van Friesl, D. II. bl. 713 ; te Water, Hist. van het Verb. der Edelen, St. II. bl. 255-263, St. III. bl. 484 ; Kok, Vaderl. Woordenb. ; de Chalmot, Biogr. Woordenb. ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Arend, Algem. Gesch. des Vaderl, D. II, St. V, bl. 196, 228 ; en vooral H. Baerdt van Sminia, Nieuwe Naaml, van Grietmannen, bl. 61-64 ; en van Groningen, Geschied. der Waterg, bl. 168-175, welke beide laatste wij hier voornamelijk gevolgd zijn).
(bron: A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk. J.J. van Brederode, Haarlem 1854).
-->| BONGA (jonker Jan), datum van geboorte onbekend, overl. te Leeuwarden 27 Oct. 1580, begr. aldaar op het Oldehoofsterkerkhof, zoon van jonker Syds Bonga en Rints van Roorda, gehuwd met Sytske van Aylva, dochter van Rienck van Aylva en Hil Sydsdr. van Roorda. Hij woonde op Bonga-State te Holwert, was sedert 1560 grietman van West-Dongeradeel en een groot voorstander der hervorming. 1 Juni 1560 gaat hij met Eltzie Jaersma en Suyrd Aesgama een accoord aan over zijn benoeming tot grietman ; 16 Nov. 1565 komt hij voor in een oorkonde betreffende Henricus Kessel, abt van Dokkum. Hij teekent het verbond van 25 Aug. 1566. In 1567 moest hij afstand doen van zijn ambt, en in April 1567 ontmoeten wij hem reeds met andere vluchtelingen in Emden. Op Goeden Vrijdag 1568 zendt hij een verzoekschrift aan den Raad van Beroerten, maar mocht niet in het land terugkomen. 23 Mei 1568 vocht Bonga bij Heiligerlee, als hopman van een vendel, dat hij vrijwel op eigen kosten had ingericht ; 26 Juni 1568 wordt zijn naam te Leeuwarden afgelezen ; 21 Juli 1568 ontkomt hij aan de nederlaag bij Jemmingen en gaat naar Oostfriesland terug. 10 Sept. 1568 wordt hij verbannen en zijn goederen verbeurd verklaard. Begin 1569 maakt hij zich van een schip meester en voegt zich bij de Watergeuzen ; 26 Jan. 1569 wordt zijn naam in Leeuwarden aangeslagen. 13 Juni 1569 was hij aan de friesche kust werkzaam en zeilde met den buit naar Emden, waar hij 20 Juli 1569 aankwam. In Maart 1570 wilde graaf Edzard hem gevangen nemen, maar Bonga ontkwam. In Mei 1570 plundert hij Hindeloopen en woont gedurende den winter 1571-1572 stil in Emden, waar ook zijn vrouw en kinderen waren. 27 Febr. 1572 vroeg de Raad van Emden of men hem zou dulden. Zijn naam komt niet voor bij de veroveraars van den Briel. In zomer 1572 wilde Bonga Friesland bevrijden, maar werd door de Spanjaarden bij Dokkum teruggeslagen en vluchtte binnen Enkhuizen. Weldra keert hij terug en 19 Aug. 1572 bezet hij Sneek, wordt 20 Aug. 1572 te Bolsward buiten de poort gelaten, maar 24 Aug. 1572 bezet hij toch de stad. 28 Aug. 1572 verslaat hij de Spanjaarden bij Dokkum, maar moet toch weldra Friesland opnieuw verlaten. Eenige jaren lang verdwijnt Bonga. 3 Aug. 1578 zien wij hem voor Deventer terug. Toen de stad 19 Nov. 1578 door de Staatschen genomen was, trok Bonga naar Friesland en ijverde daar voor de Unie. In 1579 gaf Rennenberg hem het bevel over Bolsward ; bij diens verraad in 1580 bleef hij den Prins trouw. Vergeefs trachtte hij 20 Juli 1580 de schans bij Delfzijl te nemen. Bij een aanslag der Staatschen op Groningen werd Bonga 17 Aug. 1580 bij Aduarderzijl zwaar gewond, en overleed daarna te Leeuwarden. Zie over hem: Andreae, Friesche Waterg. in Vrije Fries, 3e Reeks, IV. 454, 462, 497, V, 26 ; te Water, Verbond der Edelen II, 257 ; Kok, Vaderl. Woordenboek VII, 717 ; Marcus, Sententiën, 127 ; de Haan Hettema, Stamboek Friesche Adel, I, 17 ; Andreae, Nalezing lijst van Grietmannen, 26 ; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 77, 144, 147 ; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 92 tot 95, 137, 138, 208, 228, 244 ; Schwartzenberg, Charterboek, III, 738, 762 ; Hohlbaum in Mitteillungen aus dem Stadtarchiv zu Köln XVII, 83, 84, 100 ; Altmeyer, Gueux de Mer, 42, 104 ; Navorscher (1854) LI ; Vrije Fries IX, 439.
(bron: P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6. A.W. Sijthoff, Leiden 1924).
-->| Johan van Bonga, de zoon van Sijds van Bonga en Rints van Roorda, huwde met Sijtske, dochter van Rienk van Aijlva en Hil Roorda van Genum. Zij woonden te Holwerd op Bonga-state. Hij was een sterk voorstander der vrijheid en onderteekende het verbond der Edelen, waardoor hij zich den haat van Alva op den hals haalde, die hem twee jaren later naar Antwerpen ontbood, om zich te verdedigen; doch Bonga niet verschijnende, werd er in Friesland een vonnis van bannissement en verbeurdverklaring van goederen openlijk tegen hem afgekondigd. Zijn naam als balling komt voor in twee plakaten van den 26 Junij 1568 en van den 26 Januarij 1569, in het eerste van welke den ingezetenen wordt verboden goederen der gebannenen onder zich te houden, en in het tweede, de gebannen personen te herbergen. De vreedzame regering eener Grietenij niet met zijnen krijgsmansgeest strookende, deed hij, naar een grooter toneel voor zijnen roem hakende, van dezelve reeds in 1567 vrijwillig afstand en begaf zich in den krijgsdienst. Spoedig was hij bekend als een dapper en bekwaam voorvechter der vrijheid, begaf zich, toen Graaf Lodewijk van Nassau in het volgende jaar met een leger in Groningerland kwam, bij hem, en werd tot Hopman van een vaandel voetvolk benoemd. Meest alle Friesen, die de Nassausische zijde aanhingen, dienden op zijne kosten. Het leger van Graaf Lodewijk te Jemmingen verslagen zijnde, onvlugtte Bonga ter naauwernood het gevaar van gevangen genomen te worden, met achterlating van wapenen en goederen. De oorlog te land hem niet voorspoedig genoeg gaande, ging hij zijn geluk ter zee beproeven, en werd een der voornaamste hoofden der vrijbuiters, die de Spaansch-gezinden aan de Friesche kusten van alle kanten beroofden en verontrustten. Evenwel baarden deze strooptogten meer schrik dan wel nadeel ; maar nadat de Briel en Enkhuizen zich voor den Prins van Oranje verklaard hadden, werfde hij dadelijk volk aan, met voornemen, om, met hetzelve te Embden scheep gaande, Dokkum te bemagtigen. Deze aanslag mislukte, en hij werd gedrongen zijne schepen te verlaten, en met zijn volk over land de vlugt te nemen. Door de Spanjaarden vruchteloos vervolgd, kwam hij behouden te Enkhuizen aan, doch rustte aldaar niet land, maar stak spoedig weder naar Friesland over. Eerst te IJlst en vervolgens (de 19 Augustus 1572) te Sneek gekomen, haalde men hem in laatstgemelde stad met vreugdeschoten binnen. Den volgenden dag trok hij met driehonderd man voor Bolsward, en eischte de stad in naam des Konings en des Prinsen van Oranje, als Gouverneur der Nederland, op ; doch te Burgemeester liet antwoorden, dat men het in bezit nemen van de stad aan den Stadhouder geweigerd had, en het hem ook zoude weigeren ; waarop Bonga vroeg: wie is uw Stadhouder? Het antwoord was: de Kolonel van Groningen. Bonga toornig geworden, riep uit: uw Kolonel is een schelm. Dus aan het twisten met de Regering rakende, moest hij onverrigterzake weder aftrekken, doch had het genoegen te zien, dat evenwel de stad eenige dagen daarna (den 26 derzelfde maand), tegen den wil des Burgemeester, zich aan den Prins overgaf, en hem (Bonga) met driehonderd man in bezetting nam. Hij was sterk voor het sluiten der Unie van Utrecht, en een van hen, die het rekwest hiervoor gemeld aan Rennenberg onderteekenden. In 1579 begaf hij zich op bevel van Rennenberg naar Bolsward en Sneek, om die steden met krijgsvolk te bezetten. Toen de verraderij van dezen Stadhouder bekend werd, verliet Bonga dadelijke zijne zijde en bleef den Staten getrouw, die, hiervan ten vollen overtuigd, hem bevel gaven, Leeuwarden tegen den aanslag der Spanjaarden te verdedigen. Harlingen voor den Prins van Oranje in bezit willende nemen, was hij met Fervou en twee Leden van Gedeputeerde Staten , benevens hun krijgsvolk, door eenen misslag van den portier reeds binnen de stad gekomen en eischten zij het kasteel op ; doch dit werd hun geweigerd, onder voorgeven, dat men den eed aan Rennenberg gedaan had, en zich niet kon overgeven, voor dat men van hem daartoe bevel had ontvangen. Het kasteel zeer sterk zijnde, konde men met geweld geen meester worden; doch toevallig was juist de secretaris van Rennenberg, dien hij gezonden had om het gedrag der Staten te bespieden, in Leeuwarden gevangen genomen, en had deze bij zich papieren, door zijnen Heer in blanco geteekend. Dadelijk werd hij gedwongen een derzelve in te vullen met het bevel tot overgaaf, en dit naar Harlingen gezonden ; door welke list de bevelhebber zich liet bedotten en het kasteel overgaf. De schans Opslag, bij Delfzijl, in 1580 door Rennenberg belegerd zijnde, werd Bonga derwaarts gezonden met mondbehoeften voor de belegerden, doch kwam te laat, nadat het verdrag omtrent de overgaaf reeds getroffen was. Denkelijk is hij omtrent dezen tijd overleden, daar men na 1580 geene melding meer van hem gemaakt vindt. Zijne weduwe hertrouwde met Doeke van Aijsma, Grietman van Ferwerderadeel. Johannes Carolus is zeer op hem gebeten, en maakt hem uit voor al wat leelijk is.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 61)
.

trouwt (2) midden 01-1584 te Holwerd, (ontbonden door overlijden midden 1602 te Holwerd)
met

Doecke Scheltes van Aysma [g-p], geboren midden 10-1536 vermoedelijk te Marrum, Rooms Katholiek, overleden op zaterdag 29-09-1612 vermoedelijk te Holwerd, trouwt (1) midden 09-1559 te Marrum, (ontbonden door overlijden midden 01-1584 vermoedelijk te Holwerd) met Tjets Auckes van Tjessema [g-p] -->| Haar naam komt van Jan Jellema (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I39509.php), geboren -->| Jan Jellema geeft als geboortedatum 1543 (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I39509.php), overleden -->| Op 27-10-1580 overlijdt de eerste man van zijn tweede vrouw Syts en op 14-03-1587 worden hij en Syts in een acte als echtpaar genoemd. Tjets is dan al gestorven.
-->| Jan Jellema en Simon Wierstra geven als overlijdensdatum 1587 (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I39509.php ; http://www.simonwierstra.nl/AYSMA)
.

Doecke Scheltes van Aysma [g-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 8, 243).
Beroep.
-->| Grietman van Ferwerderadeel (1567-1592).
Geboorte.
-->| In 1567 wordt hij genoemd in de quacklappen, en ik neem vooralsnog aan dat hij minstens zestien jaar is geweest, en op 29-09-1612 overlijdt hij vermoedelijk te Holwerd, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is hij geboren tussen 29-09-1522 en 1551. Op 30-04-1510 is zijn vader volgens het Stamboek van den Frieschen Adel echter al overleden.
Huwelijk.
-->| Hij is geboren tussen 29-09-1522 en 1551, en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud en niet ouder dan veertig jaar oud is geweest dan is hij gehuwd met Tjets tussen 29-09-1538 en 27-10-1580.
-->| Op 27-10-1580 overlijdt de eerste man van zijn vrouw Syts en op 14-03-1587 worden hij en Syts in een acte als echtpaar genoemd. Maar in 1567 wordt hij genoemd in een acte en is dan al gehuwd met Syts!.
Overlijden.
-->| 29-09-1612: 29 Sept. Doco Aysma, de secretaris Auck Aysma vaeder.
(bron: Kerkkalender van overleden Friese edelen e.a. 1409-1634).
Gebeurtenissen.
-->| 1567: Doecke Aysma, Marrum.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16693, blad 367, aktenummer 1573; 1565-1568).
-->| 1580: Hij woonde na 1580 met zijn tweede vrouw Syts op Bongastate te Holwerd.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1581: Doecke Aysma, volmacht van Huizum, Hempens en Teerns.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16699, blad 31, aktenummer 313; 1581-1582).
-->| 1586: Doeco Aysma, voogd van de minderjarige kinderen van Syuck van Humalda.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 147, aktenummer 1477; 1586-1588).
-->| 1587: Doecke Aysma gehuwd met Sytcke Aelue.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 204, aktenummer 2104; 1586-1588).
-->| 14-03-1587: Doecke van Aysma procedeert voor Syds van Aylva i.v.m. de erfenis van haar eerste man tegen de kinderen van Auck van Bonga n.l. Syds, Abbe, Fed en Doet van Aesgema ; Abbe Aesgema, te Dronrijp, Saepke Aesgema, Duetke Aesgema, Sydts Aesgema, te Dronrijp, Fed Aesgema, erfgenamen van Mr. Syurdt Aesgema en Auck Bonga, beiden overleden.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 220, aktenummer 2257; 1586-1588).
-->| 17-05-1587: Doecke Aysma, voogd van de weeskinderen van Syuck van Humalda bij wijlen Franske Groestra ; grietman.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 239, aktenummer 2437; 1586-1588).
-->| 1588: Doecke Aysma, grietman van Ferwerderadeel; namens Sytke Aelue en Tyets; curator van de kinderen van Franske Groestera en Syuck Humalda; gehuwd met Sytke Aelue.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 40, aktenummer 421; 1588-1590).
-->| 1588: Doecke Aysma grietman van Ferwerderadeel; curator over de weeskinderen van Syuck van Humalda en wijlen Franscke Groestera.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 78, aktenummer 864; 1588-1590).
-->| 1588: Doecke Aysma, grondheer van Baucke Doytties.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 160, aktenummer 1711; 1588-1590).
-->| 1588: Doucke Aysma gehuwd met Sytske Aleua.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 57, aktenummer 610; 1588-1590).
-->| 1589: Doecke Aysma gehuwd met Sytcke Aelue.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 308, aktenummer 2917; 1588-1590).
-->| 1589: Doucke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 194, aktenummer 2035; 1588-1590).
-->| 23-10-1589: Doecke Aysma grondheer van Baucke Doyties te Wirdum.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 382, aktenummer 3489; 1588-1590).
-->| 1590: Doco Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 17, aktenummer 196; 1590-1591).
-->| 1590: Doecke Aysma, Leeuwarden curator over de jongste weeskinderen van wijlen Syuck van Humalda.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 44, aktenummer 486; 1590-1591).
-->| 1590: Doecke Aysma gehuwd met S. van Aelue.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 90, aktenummer 939; 1590-1591).
-->| 1590: Doco Aysma gehuwd met Sytcke Aelua.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 151, aktenummer 1557; 1590-1591).
-->| 1599: Hommo van Haringsma ende Duco van Aisma volmachten van Holwerdersex ordonnantie verleent van 267 £ ter saecke van de vaerte Ee.
(bron: Register betalingsordonnanties ontvanger generaal kloostergoederen, archiefnummer 5, Gewestelijke bestuursinstellingen van Friesland 1580-1795 - Tresoar, inventarisnummer 2656, blad 12v, aktenummer 54; 1599).
-->| 07-05-1602: Bauke Feyes te Dokkum als landheer en Sijtse Jans zijn landsate, Kempe Tonijs voor hem en Hendrik Jans als gebruiker van Jensma zate geassisteerd met dr. Jacob Bouritius en Sixtus Peima als cur. van Beydske Peima haar nicht eigenaresse van Jensma zate en tesamen eigenaars en bruikers voor hun aandelen en Quota van zeker buitendijks stuk lands, Galema Worp genaamd, gelegen onder de klokslag van Holwerd. CONTRA Doecke Aijsma, Julius Mockema ; Worp Tijessens en Sibrich ( vlak) ende Trijn Sijgers en Jorrijt Cuijper en Wopke Pibes. Ged. Het HOFF verklaart de impt tot hun genomen eis en conclusie niet ontvangbaar ; onverkort de worpgenoten van Galema Worp, hun recht bij nieuwe instantie onder en tegen elkander.
(bron: Archief Hof van Friesland, quaclappen. Toegang 14, inv. nr. 16703 (v/h deel YY17).
-->| 12-05-1602: Jfr Ints Scheltema wed van Epo v. Aylva als moeder en leg. adm. van haar kinderen geres. de proc. bij de vs. Epo. Reducenten CONTRA Doecke Aysma vanwege Sytske Aelve en Sibrand van Osinga de jonge voor hem en vanwege zijn zusters. ... Verklaart de reducenten bij de baer van 1591 niet bezwaard.
(bron: Archief Hof van Friesland, quaclappen. Toegang 14, inv. nr. 16703 (v/h deel YY17),.
-->| AYSMA (Doeke van)(2), zoon van Schelte van Aysma en Tiets Aesgema, werd in 1582 Grietman van Ferwerderadeel, en was een dergenen, die, na vruchteloos aan den Stadhouder, Graaf van Rennenberg, een request te hebben ingeleverd om tot de Unie van Utrecht toe te treden, eindelijk besloten, zonder zijne toestemming, daartoe over te gaan. Op den landsdag van 1581 werd hij als Gedeputeerde uit Oostergoo gekozen en ontving met zijne ambtgenooten zijne instructie. In het jaar 1598 was hij met Wopke Scheltema en Hommerus van Harinxma gecommitteerd, om de rekening van den Ontvanger-Generaal Taco Dijkstra, die van kwade administratie beschuldigd werd, op te nemen. Later vindt men hem niet meer vermeld, vermoedelijk is hij kort daarna overleden.
(bron: A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 1. J.J. van Brederode, Haarlem 1852, blz 459).
-->| Doeke van Aysma, zoon van Schelte van Aysma en Tiets Esgema, was tweemaal getrouwd, eerst met Tiets Tiessema, en vervolgens met Sytske van Aylva, weduwe van Johan Bonga, Grietman van Westdongeradeel; bij welke twee vrouwen hij zes kinderen had. Hij woonde te Marrum, en was een dergenen, die, na vruchteloos aan den Stadhouder, Graaf van Rennenberg, rekwest ingeleverd te hebben tot toetreding tot de Unie van Utrecht, eindelijk besloten, zonder zijne toestemming daartoe over te gaan. Op den landsdag van 1581 werd hij als Gedeputeerde uit Oostergoo verkozen, en ontving met zijne zeven ambtgenoten zijne instructie. In hetzelfde jaar namen de Gedeputeerden eene resolutie, bij welke bepaald werd, dat de inkomsten der geestelijke goederen besteed zou worden tot het oprigten van een Seminarium en het opbouwen en vermeerderen van armen- en weeshuizen, alsmede dat het tractement van den Stadhouder Willem Lodewijk, Graaf van Nassau, van ƒ 1600 tot ƒ 4000 verhoogd en aan Z.G. vrije inwoning van het huis van Tiete van Cammingha te Leeuwarden verleend zoude worden. In het jaar 1598 was hij met Wopke Scheltema en Hommerus van Harinxma gecommitteerd, om de rekening van den Ontvanger Generaal, Taco Dijkstra, die van kwade administratie beschuldigd werd, op te nemen. Later vind ik geen gewag van hem gemaakt en denk dat hij kort daarna overleden is. Ferwerda zegt alleen, dat hij in Oldehoof begraven is, zonder het jaar zijns overlijdens te melden.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 49).
-->| Johan van Bonga, de zoon van Sijds van Bonga en Rints van Roorda, huwde met Sijtske, dochter van Rienk van Aijlva en Hil Roorda van Genum. Zij woonden te Holwerd op Bonga-state.. Zijne weduwe hertrouwde met Doeke van Aijsma, Grietman van Ferwerderadeel.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 61)
.


Johan Sijdses van Bonga [h-p]
Johan Sijdses van Bonga [h-p], geboren midden 11-1517 vermoedelijk te Holwerd, Rooms Katholiek, overleden op maandag 27-10-1580 te Leeuwarden.

Johan Sijdses van Bonga [h-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 8, 243).
Beroep.
-->| Grietman van Westdongeradeel 1560-1567.
Geboorte.
-->| In 1560 is hij grietman van Westdongeradeel en ik neem vooralsnog aan dat hij minstens zestien jaar oud is geweest, en op 27-10-1580 overlijdt hij te Leeuwarden, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is hij geboren tussen 27-10-1490 en 1544.
Huwelijk.
-->| Zijn vrouw Syts is geboren in de periode tussen 1534 en maart 1546, en op 06-03-1566 worden zij in een acte als echtpaar genoemd. Als ik vooralsnog aanneem dat zij minstens zestien jaar oud is geweest, dan is zij gehuwd in de periode tussen 1550 en 06-03-1566.
Overlijden.
-->| 27-10-1580: 27 Oct. Hopman Jan Bunga, ende leyt tot Oldehooff begraven.
(bron: Kerkkalender van overleden Friese edelen e.a. 1409-1634).
Gebeurtenissen.
-->| 1560: Grietman van Westdongeradeel 1560-1567 en dan afgezet. In 1567 in ballingschap en later watergeus (zie Encyclopedie van Friesland).
(bron: Simon Wierstra).
-->| 11-12-1563: Johan Bungha grietman van Westdongeradeel; broer van Sype Bonga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16692, blad 473, aktenummer 4160; 1559-1565).
-->| 06-03-1566: Johan Bonga, grietman van Dongerdeel Westersijde der Paesens en Sijke van Aylwa EL binnen Holwert eener- en Sybrant Pieterz burger in Lieuerden, mede voor zijn vrouw Foeck Aebedochter anderzijds, verklaren het volgende te zijn overeengekomen: dat eerstgenoemde tegen betaling van 190 ggld. benevens 90 ggld. voor afstand eener vordering wegens graanleverantie zal overdragen een gars lands binnen Holwert op Mynnemawerf, van Ipsemawerf afgegraven, beklemd in 2 gras, tusschen Keympe Jellez. ten O. en de erfgenamen van Reyllyff Wybrenz. ten W, Mynnema huis stede, bij Gerloff Jacobz. en Claes Lollez. ingebruik en een kleine gars binnen Holwert, bij Bonga, in een stuk genaamd Het Fliet. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581 van het oorspr, dat in dorso bij acte i.d. 7 Sept. 1569 kwijting bevat door Johannes Oetssoen als gemachtigde der erfgenamen van Hessel Tyerckzoen voor 100 ggld. min 32 stv. (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 38).
-->| 1567: Hij woonde vóór 1567 op Bongastate te Holwerd.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1567: Johan Bonga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16693, blad 265, aktenummer 1165; 1565-1568).
-->| 05-05-1567: Johan Bonga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16693, blad 291, aktenummer 1251; 1565-1568).
-->| 27-03-1568: Johan Bonga verklaart, mede voor zijn vrouw Sytke van Aylwa, zijn goedkeuring te hebben gehecht aan de cessie, vermeld in regest nr. 39 en destijds mondeling met Hessel Tyarcxz. te zijn overeen gekomen, dat de betalingstermijn twee jaar zou worden verlengd tegen 20 ggld. rente 's jaars. Hij bevestigt deze afspraak op verzoek van de erfgenamen ten overstaan van notaris Nicolaes Cleuting. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581, geteekend door T. Heeres (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 46).
-->| 1572: Hij was bij de verovering van Dokkum door de watergeuzen.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1577: Johan Bungha.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16697, blad 3, aktenummer 11; 1577-1578).
-->| 1580: Akte van de verklaring door de hopman Johan van Bonga afgelegd voor de magistraat van Harlingen ten overstaan van Frans van Eysinga over het branden en plunderen van Liauckama huis te Sexbierum, 1580 (afschrift).
(bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 311 Liauckemastate te Sexbierum, 2. Huisarchief liauckama, 2.6. Stukken betreffende het beheer van onroerende goederen, 2.6.2. Liauckamahuis onder Sexbierum, Stukken betreffende het in brand steken van het huis door hopman Johan van Bonga en de aktie tot schadevergoeding deswege, 1580 (afschrift 1612/14), 518).
-->| 08-1580: Johan raakte gewond bij Aduarderzijl en stierf twee maanden later zonder kinderen. Zie voor hem uitvoerig Friesche Volksalmanak 1888-30/44 en ook Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1975-9, Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1995-150 en N.L.1989-43.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1590: Johan Bonga, erflater, oom van Sydts, Fed en Duedt Aesgema.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 17, aktenummer 193; 1590-1591).
-->| BONGA (Johan van) of Jan Bonga, Bungha, Bonningha of Boenga ook Johannes Buma genoemd, zoon van Sijds van Bonga en Rints van Roorda, werd in 1560 Grietman van Wonseradeel. Hij was een sterk voorstander der Vrijheid en onderteekende het Verbond der Edelen, waardoor hij zich den haat van Alva op den hals haalde, die hem twee jaren later naar Antwerpen ontbood, om zich te verdedigen ; doch, daar Bonga niet verscheen, werd er in Friesland een vonnis van verbanning en verbeurdverklaring van goederen openlijk tegen hem afgekondigd. Zijn naam als balling komt voor in twee plakkaten van den 26sten Junij 1568 en van den 26sten Januarij 1569. In het eerste wordt den ingezetenen verboden goederen der gebannenen onder zich te houden, en in het tweede, de gebannen personen te herbergen. De vreedzame regering eener grietenij niet met zijnen krijgsmansgeest strookende, deed hij, naar een grooter tooneel voor zijnen roem hakende, daarvan reeds in 1567 vrijwillig afstand en trad in de krijgsdienst. Spoedig was hij bekend als een dapper en bekwaam voorvechter der Vrijheid, begaf zich bij Graaf Lodewijk van Nassau, toen deze in het volgende jaar met een leger in Groningerland kwam, en werd tot Hopman van een vaandel voetvolk benoemd. Meest alle Friezen, die de Nassausche zijde aanhingen, dienden op zijne kosten. Hij overwon mede bij Heiligerlee, doch daar het leger van Graaf Lodewijk te Jemmingen geslagen werd, ontging Bonga, door, met achterlating van wapenen en goederen, over de Eems te zwemmen, ter naauwernood het gevaar van gevangen genomen te worden. Daar de oorlog te land, naar zijn oordeel niet genoeg werd voortgezet, ging hij zijn geluk ter zee beproeven, en werd een der voornaamste hoofden der vrijbuiters, die de Spaanschgezinden aan de Friesche kusten van alle kanten beroofden en verontrustten. Evenwel baarden deze strooptogten meer schrik dan nadeel, en de Watergeuzen behaalden wel buit, doch zij begeerden meer, Vrijheid en Vaderland. Mogten ze evenwel soms voet aan wal zetten, de waakzaamheid van den Overste Robles was te groot, dan dat ze iets van gewigt konden ondernemen. Hoewel Bonga's naam niet voorkomt onder de innemers van Brielle, is het evenwel niet onwaarschijnlijk, dat hij daaraan deel genomen heeft, aangezien de overige Friezen, die zich met hem ter zee begeven hadden, daarbij tegenwoordig waren. Nadat Brielle en Enkhuizen zich voor den Prins van Oranje verklaard hadden en de Geuzen uit deze laatste stad Friesland konden bedreigen, was er geen vuriger wensch in Bonga's ziel, dan dit zijn Vaderland aan de magt van Spanje te ontrukken. Dan deze taak was niet gemakkelijk en kostte veel tijd en bloed. Van nu af werd zijn leven, tot aan zijn smartelijk uiteinde vol van moeite en gevaren, aan eenen rusteloozen krijg toegewijd. Robles, nu nog Kolonel, maar weldra bij voorraad en eindelijk geheel Stadhouder van Friesland, wist met weinige middelen veel te doen, en het gebrek aan beleid en de lafhartigheid van Graaf Joost van Schouwenburg, in 1572 Stadhouder van Friesland van Oranjes wege, deed het spoedig gewonnene weder in 's vijands handen vallen. Bonga had soldaten geworven, met het voornemen om daarmede te Emden scheep te gaan, in Friesland te landen en Dockum te bemagtigen. Deze aanslag mislukte ; hij zag zich gedrongen de schepen te verlaten, en nam met zijn volk over land de vlugt. Door de Spanjaarden vruchteloos nagejaagd, kwam hij behouden te Enkhuizen aan, denkelijk ergens schepen der Vrijbuiters ontmoet hebbende, die hem derwaarts overbragten. Hij bleef aldaar echter niet lang in rust, maar stak spoedig weder naar Friesland over. Door de inwoners van Sneek, die het volk van Robles niet hadden willen inlaten en zich dus als weêrspannig tegen den Koning beschouwen moesten, werd hij genoodigd om hunne stad te bezetten. Hij vereenigde zich met Tiete Hettinga en Aedo Gabbema, en, in spijt van den tegenstand der Spaanschgezinde Regering, werd hij, den 19den Augustus 1572, onder het gejuich der burgers, als een zegepralend Veldheer ingehaald. Den volgenden dag trok hij met drie honderd man voor Bolsward, en eischte de stad in naam des Konings en des Prinsen van Oranje, als Gouverneur der Nederlanden, op ; doch de Koningsgezinde Burgemeester, Hobbe Ottes, liet antwoorden, dat men het in bezitnemen van de stad aan den Stadhouder geweigerd had, en het hem ook zou weigeren ; waarop Bonga vroeg: 'wie is uw Stadhouder?' Het antwoord was: 'de Kolonel van Groningen.' Bonga, toornig geworden, riep uit: 'uw Kolonel is een schelm.' Ziende dat hij de stad met zijne weinige manschap niet winnen kon, terwijl de Burgemeester van de burgers eenen nieuwen eed aan Filips afëischte, trok hij af en legerde zich in het Oldeklooster, waar hij door de hem toegenegene Bolswarders van de noodige spijze voorzien werd. Na zijnen terugtogt dreef hij overal het vee weg, brandde het klooster der Joanniten en Groendijk af, keerde toen naar Sneek terug en zond Tiete Hettinga naar Oranje te Dillenburg om hulp. Inmiddels was Dirk van Bronkhorst, Heer van Nedermormter, bij voorraad tot Oranjes Stadhouder over Friesland aangesteld, van de Kuinder mede naar Bolsward gekomen, en eischte, niets wetende van het geen Bonga verrigt had, den 21sten Augustus de stad op. De Regering vroeg twee dagen beraad. Hiervan nu wist Bonga niets en 's anderendaags deed deze zijne tweede opeisching. Waarschijnlijk heeft hij toen kennis gekregen van de maatregelen van Bronkhorst, die te Balk was gelegerd en uit de ontvangst van een aam wijns uit de handen der burgeren, hunne goede gezindheid begreep. De Regering van Bolsward had een bode gezonden aan Robles om raad en hulp, doch hij kwam zonder een van beide terug. Bonga was echter zelf reeds binnen en weigerde te gehoorzamen aan het bevel der Regering om weg te trekken. De burgerij, voor Oranje zijnde, verbrandde openlijk het formulier van den eed, door den Burgemeester ontworpen, en gaf Oranjes Stadhouder de veste over, welke Bonga, den 24sten Augustus, met zijn volk, onder het bulderen van het geschut, als overwinnaar binnentrok. Nadat hij de kerk der Minoriten van de beelden had laten zuiveren, werd de Hervormde Godsdienst aldaar openlijk door hem ingevoerd, en deed de Predikant Johannes Jansonius er de eerste predikatie. Bonga begaf zich nu naar Sneek, waar hij zich tot nieuwe pogingen gereed maakte. De stad Dockum was door Sippe Scheltema, op aansporing van eenen stouten Hollandschen Zeekapitein, Gisbertus genaamd, en door de welgezinde burgerij en omwonende boeren, voor Oranje gewonnen. De vijand hield evenwel den toren in, verdedigde zich daar, en hielp het volk van Robles binnen, dat de stad met plundering en moord vervulde. Bronkhorst had hulp toegezonden onder bevel van Bonga en Sicke Tyessens, die met eene onverklaarbare traagheid (meenende misschien, dat ze nog vroeg genoeg komen zouden, en dat de stad niet op eens kon worden verrast) zich des nachts legerde in de nabijheid der stad. Aan hulp en ontzet voor de jammerlijk vernielde en in brand gestoken stad viel niet meer te denken. Bonga en Tyessens verfoeiden hunne dwaling en traagheid, en pogende te herstelleu wat zij konden, wachtten ze de aftrekkende Walen van Robles af, sloegen een deel dood, de overige op de vlugt en ontnamen hun den roof. Toen Friesland op het laatst van 1572 weder onder Spanje bukte, was Bonga met vele anderen het land ontweken, waarheen is onbekend. Misschien nam hij weder toevlugt op de zee, en vervoegde hij zich op de vloot, waarmede Martena de Zuiderzee bezet hield, of was hij naar Noord-Holland getrokken en had aldaar onder Sonoy een bevelhebberschap. Vóór 1578 vinden wij niets verder van Bonga gemeld. In dat jaar kwam hij met Johan van den Corput, aan het hoofd van eenige hulptroepen, de belegeraars van Deventer ter hulp, en trok, na het innemen dier stad door Rennenberg en Sonoy, weder naar Friesland, waar hij zich in het volgende jaar een groot voorstander der Unie van Utrecht toonde, en een van hen was, die het request aan Rennenberg, dien aangaande, onderteekenden. In 1579 begaf hij zich op bevel van Rennenberg naar Bolsward, om die stad met krijgsvolk te bezetten, doch werd gebeden buiten te blijven en deed het ; Rennenberg zou hem met een ander bevel voorzien. Hij gehoorzaamde, maar toen de verraderij van Rennenberg bekend werd, verliet Bonga dadelijk zijne zijde en bleef den Staten getrouw. Er werd besloten de zoogenaamde blokhuizen of kasteelen te vernielen. Eer was men niet vrij, vooral toen men zag, dat Rennenberg ze wilde bezetten, om de steden in zijnen afval mede te slepen. Oranje zelf was voor dit plan ; ofschoon hij den Graaf nog niet geheel durfde mistrouwen, het was in allen gevalle goed, aan den Graaf de stof tot verzoeking te ontnemen. Agge van Albada had uit Keulen mede tot die verwoesting der kasteelen aangeraden, en de tijrannennesten werden ter vernieling gedoemd. Rennenberg zond dan acht vendelen naar Friesland af, in schijn om het voornemen der Friezen te helpen, maar eigenlijk tot bezetting der blokhuizen. Dat begrepen de Leeuwarder burgers, en zij wonnen gemakkelijk de drie vendelen van Joan van Bonga, Oene Grovestins en Jan Vervou. Maar het krijgsvolk van het slot weigerde af te trekken, en door eene list werden Bonga en de zijnen meester van het kasteel. Zij zetteden namelijk de Monniken met de vrouwen en kinderen der bezettelingen vooraan, opdat deze niet op hen schieten zouden. Het gelukte, en in weinig tijds was het blokhuis door de verheugde inwoners ontmanteld. Harlingen voor den Prins van Oranje in bezit willende nemen, was hij met Vervou en twee leden van Gedeputeerde Staten, benevens hun krijgsvolk, door eenen misslag van den portier reeds binnen de stad gekomen en eischten zij het kasteel op ; doch dit werd hun geweigerd, onder voorgeven, dat men den eed aan Rennenberg gedaan had, en zich niet kon overgeven, vóór dat men van hem daartoe bevel had ontvangen. Daar het kasteel zeer sterk was, kon men het met geweld niet meester worden ; doch toevallig was juist de Secretaris van Rennenberg, dien hij gezonden had, om het gedrag der Staten te bespieden, in Leeuwarden gevangen genomen, en deze had bij zich papieren, door zijnen Heer in blanco geteekend. Dadelijk werd hij gedwongen, één daarvan in te vullen met het bevel van overgaaf, en dit naar Harlingen gezonden ; door welke list de Bevelhebber zich liet verschalken en het kasteel overgaf. Het blokhuis van Stavoren volgde weldra. Na Rennenbergs verraderlijken afval diende Bonga onder den Graaf van Hohenlo, en was misschien tegenwoordig bij de nederlaag, welke deze op de Hardenberghsche beide onderging, waar hij den 17den Junij 1580 door Schenck geslagen werd. Toen de schans van den Opslag bij Delfzijl, in 1580 door Rennenberg belegerd was, werd Bonga derwaarts gezonden met mondbehoefte voor de belegerden, doch kwam te laat, nadat het verdrag omtrent de overgaaf reeds getroffen was. Ook trok Bonga, met zijn vendel benevens eenige anderen, in voorhoede van Hohenlo op, tot het beleg van Groningen, en werd door dien Veldheer met Hopman Reyn Idtzen, in de Schans te Aduarderzijl, in de nabijheid van Groningen, in bezetting gelegd. Den 16den Augustus 1580 werd hij aldaar door het volk van Rennenberg aangevallen, doch sloeg het manmoedig af. Den volgenden dag werd de aanval met grooter geweld hernieuwd, en de onversaagde Bonga werd, wegens gebrek aan kruid en lood, door zijn volk verlaten. Hij zelf werd hevig in zijn been gekwetst, doch ontkwam des vijands handen en werd naar Leeuwarden vervoerd, waar hij na een lang en smartelijk ziekbed den geest gaf. Bonga was alzoo den dood der dapperen overleden, en tot op het laatste toe aan het Vaderland getrouw. Hij had het begonnen werk, waarvan hij een der eerste aanvangers was geweest zien optrekken en weder in puin vallen, maar op nieuw zich uit dien bouwval verheffen. Zag hij dan het einde niet van den strijd, hij zag Friesland vrij, en mogt ontslapen in hope, dat het werk zijner handen door Gods zegen zou worden bekroond. Hij is wel minder bekend dan anderen, die minder deden, maar hij verdient onder de voornaamste bevrijders des Vaderlands te worden genoemd. Hij was gehuwd met Sytske van Aylva, bij wie hij geene kinderen verwekt had en die later hertrouwde met Doeke van Aysma, Grietman van Ferwerderadeel. Zie Schotanus, Geschied. van Friesl, bl. 764 ; F. Sjoerds, Beschrijv. van Friesl, D. II. bl. 713 ; te Water, Hist. van het Verb. der Edelen, St. II. bl. 255-263, St. III. bl. 484 ; Kok, Vaderl. Woordenb. ; de Chalmot, Biogr. Woordenb. ; Scheltema, Staatk. Nederl. ; Arend, Algem. Gesch. des Vaderl, D. II, St. V, bl. 196, 228 ; en vooral H. Baerdt van Sminia, Nieuwe Naaml, van Grietmannen, bl. 61-64 ; en van Groningen, Geschied. der Waterg, bl. 168-175, welke beide laatste wij hier voornamelijk gevolgd zijn).
(bron: A.J. van der Aa, Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 2. Eerste en tweede stuk. J.J. van Brederode, Haarlem 1854).
-->| BONGA (jonker Jan), datum van geboorte onbekend, overl. te Leeuwarden 27 Oct. 1580, begr. aldaar op het Oldehoofsterkerkhof, zoon van jonker Syds Bonga en Rints van Roorda, gehuwd met Sytske van Aylva, dochter van Rienck van Aylva en Hil Sydsdr. van Roorda. Hij woonde op Bonga-State te Holwert, was sedert 1560 grietman van West-Dongeradeel en een groot voorstander der hervorming. 1 Juni 1560 gaat hij met Eltzie Jaersma en Suyrd Aesgama een accoord aan over zijn benoeming tot grietman ; 16 Nov. 1565 komt hij voor in een oorkonde betreffende Henricus Kessel, abt van Dokkum. Hij teekent het verbond van 25 Aug. 1566. In 1567 moest hij afstand doen van zijn ambt, en in April 1567 ontmoeten wij hem reeds met andere vluchtelingen in Emden. Op Goeden Vrijdag 1568 zendt hij een verzoekschrift aan den Raad van Beroerten, maar mocht niet in het land terugkomen. 23 Mei 1568 vocht Bonga bij Heiligerlee, als hopman van een vendel, dat hij vrijwel op eigen kosten had ingericht ; 26 Juni 1568 wordt zijn naam te Leeuwarden afgelezen ; 21 Juli 1568 ontkomt hij aan de nederlaag bij Jemmingen en gaat naar Oostfriesland terug. 10 Sept. 1568 wordt hij verbannen en zijn goederen verbeurd verklaard. Begin 1569 maakt hij zich van een schip meester en voegt zich bij de Watergeuzen ; 26 Jan. 1569 wordt zijn naam in Leeuwarden aangeslagen. 13 Juni 1569 was hij aan de friesche kust werkzaam en zeilde met den buit naar Emden, waar hij 20 Juli 1569 aankwam. In Maart 1570 wilde graaf Edzard hem gevangen nemen, maar Bonga ontkwam. In Mei 1570 plundert hij Hindeloopen en woont gedurende den winter 1571-1572 stil in Emden, waar ook zijn vrouw en kinderen waren. 27 Febr. 1572 vroeg de Raad van Emden of men hem zou dulden. Zijn naam komt niet voor bij de veroveraars van den Briel. In zomer 1572 wilde Bonga Friesland bevrijden, maar werd door de Spanjaarden bij Dokkum teruggeslagen en vluchtte binnen Enkhuizen. Weldra keert hij terug en 19 Aug. 1572 bezet hij Sneek, wordt 20 Aug. 1572 te Bolsward buiten de poort gelaten, maar 24 Aug. 1572 bezet hij toch de stad. 28 Aug. 1572 verslaat hij de Spanjaarden bij Dokkum, maar moet toch weldra Friesland opnieuw verlaten. Eenige jaren lang verdwijnt Bonga. 3 Aug. 1578 zien wij hem voor Deventer terug. Toen de stad 19 Nov. 1578 door de Staatschen genomen was, trok Bonga naar Friesland en ijverde daar voor de Unie. In 1579 gaf Rennenberg hem het bevel over Bolsward ; bij diens verraad in 1580 bleef hij den Prins trouw. Vergeefs trachtte hij 20 Juli 1580 de schans bij Delfzijl te nemen. Bij een aanslag der Staatschen op Groningen werd Bonga 17 Aug. 1580 bij Aduarderzijl zwaar gewond, en overleed daarna te Leeuwarden. Zie over hem: Andreae, Friesche Waterg. in Vrije Fries, 3e Reeks, IV. 454, 462, 497, V, 26 ; te Water, Verbond der Edelen II, 257 ; Kok, Vaderl. Woordenboek VII, 717 ; Marcus, Sententiën, 127 ; de Haan Hettema, Stamboek Friesche Adel, I, 17 ; Andreae, Nalezing lijst van Grietmannen, 26 ; van Vloten, Nederl. Volksopst. (1858) I, 77, 144, 147 ; Franz, Ostfriesland und die Niederl. 92 tot 95, 137, 138, 208, 228, 244 ; Schwartzenberg, Charterboek, III, 738, 762 ; Hohlbaum in Mitteillungen aus dem Stadtarchiv zu Köln XVII, 83, 84, 100 ; Altmeyer, Gueux de Mer, 42, 104 ; Navorscher (1854) LI ; Vrije Fries IX, 439.
(bron: P.C. Molhuysen en P.J. Blok (red.), Nieuw Nederlandsch biografisch woordenboek. Deel 6. A.W. Sijthoff, Leiden 1924).
-->| Johan van Bonga, de zoon van Sijds van Bonga en Rints van Roorda, huwde met Sijtske, dochter van Rienk van Aijlva en Hil Roorda van Genum. Zij woonden te Holwerd op Bonga-state. Hij was een sterk voorstander der vrijheid en onderteekende het verbond der Edelen, waardoor hij zich den haat van Alva op den hals haalde, die hem twee jaren later naar Antwerpen ontbood, om zich te verdedigen; doch Bonga niet verschijnende, werd er in Friesland een vonnis van bannissement en verbeurdverklaring van goederen openlijk tegen hem afgekondigd. Zijn naam als balling komt voor in twee plakaten van den 26 Junij 1568 en van den 26 Januarij 1569, in het eerste van welke den ingezetenen wordt verboden goederen der gebannenen onder zich te houden, en in het tweede, de gebannen personen te herbergen. De vreedzame regering eener Grietenij niet met zijnen krijgsmansgeest strookende, deed hij, naar een grooter toneel voor zijnen roem hakende, van dezelve reeds in 1567 vrijwillig afstand en begaf zich in den krijgsdienst. Spoedig was hij bekend als een dapper en bekwaam voorvechter der vrijheid, begaf zich, toen Graaf Lodewijk van Nassau in het volgende jaar met een leger in Groningerland kwam, bij hem, en werd tot Hopman van een vaandel voetvolk benoemd. Meest alle Friesen, die de Nassausische zijde aanhingen, dienden op zijne kosten. Het leger van Graaf Lodewijk te Jemmingen verslagen zijnde, onvlugtte Bonga ter naauwernood het gevaar van gevangen genomen te worden, met achterlating van wapenen en goederen. De oorlog te land hem niet voorspoedig genoeg gaande, ging hij zijn geluk ter zee beproeven, en werd een der voornaamste hoofden der vrijbuiters, die de Spaansch-gezinden aan de Friesche kusten van alle kanten beroofden en verontrustten. Evenwel baarden deze strooptogten meer schrik dan wel nadeel ; maar nadat de Briel en Enkhuizen zich voor den Prins van Oranje verklaard hadden, werfde hij dadelijk volk aan, met voornemen, om, met hetzelve te Embden scheep gaande, Dokkum te bemagtigen. Deze aanslag mislukte, en hij werd gedrongen zijne schepen te verlaten, en met zijn volk over land de vlugt te nemen. Door de Spanjaarden vruchteloos vervolgd, kwam hij behouden te Enkhuizen aan, doch rustte aldaar niet land, maar stak spoedig weder naar Friesland over. Eerst te IJlst en vervolgens (de 19 Augustus 1572) te Sneek gekomen, haalde men hem in laatstgemelde stad met vreugdeschoten binnen. Den volgenden dag trok hij met driehonderd man voor Bolsward, en eischte de stad in naam des Konings en des Prinsen van Oranje, als Gouverneur der Nederland, op ; doch te Burgemeester liet antwoorden, dat men het in bezit nemen van de stad aan den Stadhouder geweigerd had, en het hem ook zoude weigeren ; waarop Bonga vroeg: wie is uw Stadhouder? Het antwoord was: de Kolonel van Groningen. Bonga toornig geworden, riep uit: uw Kolonel is een schelm. Dus aan het twisten met de Regering rakende, moest hij onverrigterzake weder aftrekken, doch had het genoegen te zien, dat evenwel de stad eenige dagen daarna (den 26 derzelfde maand), tegen den wil des Burgemeester, zich aan den Prins overgaf, en hem (Bonga) met driehonderd man in bezetting nam. Hij was sterk voor het sluiten der Unie van Utrecht, en een van hen, die het rekwest hiervoor gemeld aan Rennenberg onderteekenden. In 1579 begaf hij zich op bevel van Rennenberg naar Bolsward en Sneek, om die steden met krijgsvolk te bezetten. Toen de verraderij van dezen Stadhouder bekend werd, verliet Bonga dadelijke zijne zijde en bleef den Staten getrouw, die, hiervan ten vollen overtuigd, hem bevel gaven, Leeuwarden tegen den aanslag der Spanjaarden te verdedigen. Harlingen voor den Prins van Oranje in bezit willende nemen, was hij met Fervou en twee Leden van Gedeputeerde Staten , benevens hun krijgsvolk, door eenen misslag van den portier reeds binnen de stad gekomen en eischten zij het kasteel op ; doch dit werd hun geweigerd, onder voorgeven, dat men den eed aan Rennenberg gedaan had, en zich niet kon overgeven, voor dat men van hem daartoe bevel had ontvangen. Het kasteel zeer sterk zijnde, konde men met geweld geen meester worden; doch toevallig was juist de secretaris van Rennenberg, dien hij gezonden had om het gedrag der Staten te bespieden, in Leeuwarden gevangen genomen, en had deze bij zich papieren, door zijnen Heer in blanco geteekend. Dadelijk werd hij gedwongen een derzelve in te vullen met het bevel tot overgaaf, en dit naar Harlingen gezonden ; door welke list de bevelhebber zich liet bedotten en het kasteel overgaf. De schans Opslag, bij Delfzijl, in 1580 door Rennenberg belegerd zijnde, werd Bonga derwaarts gezonden met mondbehoeften voor de belegerden, doch kwam te laat, nadat het verdrag omtrent de overgaaf reeds getroffen was. Denkelijk is hij omtrent dezen tijd overleden, daar men na 1580 geene melding meer van hem gemaakt vindt. Zijne weduwe hertrouwde met Doeke van Aijsma, Grietman van Ferwerderadeel. Johannes Carolus is zeer op hem gebeten, en maakt hem uit voor al wat leelijk is.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 61)
.

trouwt midden 02-1558 te Holwerd, (ontbonden door overlijden op maandag 27-10-1580 te Leeuwarden)
met

Sijts van Aylva [e-p], geboren midden 02-1540 vermoedelijk te Holwerd, Rooms Katholiek, overleden midden 1614 vermoedelijk te Holwerd, trouwt (2) midden 01-1584 te Holwerd, (ontbonden door overlijden midden 1602 te Holwerd) met Doecke Scheltes van Aysma [g-p], geboren midden 10-1536 vermoedelijk te Marrum, Rooms Katholiek, overleden op zaterdag 29-09-1612 vermoedelijk te Holwerd.

Sijts van Aylva [e-p].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 8, 243).
Geboorte.
-->| In 1534 huwen haar ouders, en op 04-06-1545 sterft haar vader Rienck, zij is dan uiterlijk negen maanden later geboren, zij is dan geboren tussen 1534 en maart 1546.
(bron: Kerkkalender van overleden Friese edelen e.a. 1409-1634).
Huwelijk.
-->| Syts is geboren in de periode tussen 1534 en maart 1546, en op 06-03-1566 worden zij en Johan in een acte als echtpaar genoemd. Als ik vooralsnog aanneem dat zij minstens zestien jaar oud is geweest, dan is zij gehuwd met Johan in de periode tussen 1550 en 06-03-1566.
-->| Op 27-10-1580 overlijdt haar man Johan en op 14-03-1587 worden zij en Doecke in een acte als echtpaar genoemd.
Overlijden.
-->| Op 27-02-1591 wordt zij genoemd in een uitspraak van het Hof van Friesland, en als ik vooralsnog aanneem dat zij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, dan is zij overleden vóór maart 1636.
Gebeurtenissen.
-->| 06-03-1566: Johan Bonga, grietman van Dongerdeel Westersijde der Paesens en Sijke van Aylwa EL binnen Holwert eener- en Sybrant Pieterz burger in Lieuerden, mede voor zijn vrouw Foeck Aebedochter anderzijds, verklaren het volgende te zijn overeengekomen: dat eerstgenoemde tegen betaling van 190 ggld. benevens 90 ggld. voor afstand eener vordering wegens graanleverantie zal overdragen een gars lands binnen Holwert op Mynnemawerf, van Ipsemawerf afgegraven, beklemd in 2 gras, tusschen Keympe Jellez. ten O. en de erfgenamen van Reyllyff Wybrenz. ten W, Mynnema huis stede, bij Gerloff Jacobz. en Claes Lollez. ingebruik en een kleine gars binnen Holwert, bij Bonga, in een stuk genaamd Het Fliet. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581 van het oorspr, dat in dorso bij acte i.d. 7 Sept. 1569 kwijting bevat door Johannes Oetssoen als gemachtigde der erfgenamen van Hessel Tyerckzoen voor 100 ggld. min 32 stv. (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 38).
-->| 27-03-1568: Johan Bonga verklaart, mede voor zijn vrouw Sytke van Aylwa, zijn goedkeuring te hebben gehecht aan de cessie, vermeld in regest nr. 39 en destijds mondeling met Hessel Tyarcxz. te zijn overeen gekomen, dat de betalingstermijn twee jaar zou worden verlengd tegen 20 ggld. rente 's jaars. Hij bevestigt deze afspraak op verzoek van de erfgenamen ten overstaan van notaris Nicolaes Cleuting. Geauthoriseerd afschrift i.d. 1581, geteekend door T. Heeres (Inv.nr. 656).
(bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 228 Old Burger Weeshuis (O.B.W.) en Gabbema Gasthuis I te Leeuwarden, 3. Regestenlijst van oorkonden 46).
-->| 1580: Zij woonde ook na 1580 met haar tweede man Doecke op Bongastate te Holwerd.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 1587: Sytke Aelua gehuwd met Doeco Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 204, aktenummer 2102; 1586-1588).
-->| 14-03-1587: Doecke van Aysma procedeert voor Syds van Aylva i.v.m. de erfenis van haar eerste man tegen de kinderen van Auck van Bonga n.l. Syds, Abbe, Fed en Doet van Aesgema ; Abbe Aesgema, te Dronrijp, Saepke Aesgema, Duetke Aesgema, Sydts Aesgema, te Dronrijp, Fed Aesgema, erfgenamen van Mr. Syurdt Aesgema en Auck Bonga, beiden overleden.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16702, blad 220, aktenummer 2257; 1586-1588).
-->| 1588: Doecke Aysma, grietman van Ferwerderadeel; namens Sytke Aelue en Tyets; curator van de kinderen van Franske Groestera en Syuck Humalda; gehuwd met Sytke Aelue.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 40, aktenummer 421; 1588-1590).
-->| 1588: Sytske Aylva, vrouw van Doecke Aysma ; Epe Aylva voor de kinderen bij Agge Osinga ; Hessel Aysma, president, curator van Syuck Humalda ; enz. contra Wybren Aylva. Wybrens overleden zuster Frouck was getrouwd met Epe van Aylva en Wybrens overleden zuster Rints met Agge van Osinga.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 40, aktenummer 422; 1588-1590).
-->| 1588: Sytske Aleua gehuwd met Doeke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 57, aktenummer 603; 1588-1590).
-->| 1589: Sytcke Aelue gehuwd met Doecke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16703, blad 308, aktenummer 2921; 1588-1590).
-->| 1590: S. van Aelue gehuwd met Doecke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 90, aktenummer 940; 1590-1591).
-->| 1590: Sytcke Aelua gehuwd met Doco Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 151, aktenummer 1561; 1590-1591).
-->| 1590: S. van Aelue gehuwd met Doecke Aysma.
(bron: Alle Friezen, Quaclappen, archiefnummer 14, Hof van Friesland - Tresoar, inventarisnummer 16704, blad 90, aktenummer 940; 1590-1591).
-->| 12-05-1602: Jfr Ints Scheltema wed van Epo v. Aylva als moeder en leg. adm. van haar kinderen geres. de proc. bij de vs. Epo. Reducenten CONTRA Doecke Aysma vanwege Sytske Aelve en Sibrand van Osinga de jonge voor hem en vanwege zijn zusters. ... Verklaart de reducenten bij de baer van 1591 niet bezwaard.
(bron: Archief Hof van Friesland, quaclappen. Toegang 14, inv. nr. 16703 (v/h deel YY17)).
-->| Doeke van Aysma, zoon van Schelte van Aysma en Tiets Esgema, was tweemaal getrouwd, eerst met Tiets Tiessema, en vervolgens met Sytske van Aylva, weduwe van Johan Bonga, Grietman van Westdongeradeel; bij welke twee vrouwen hij zes kinderen had.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 49).
-->| Johan van Bonga, de zoon van Sijds van Bonga en Rints van Roorda, huwde met Sijtske, dochter van Rienk van Aijlva en Hil Roorda van Genum. Zij woonden te Holwerd op Bonga-state.. Zijne weduwe hertrouwde met Doeke van Aijsma, Grietman van Ferwerderadeel.
(bron: Nieuwe naamlijst van Grietmannen van de vroegste tijden af tot het jaar 1795, Jhr. Mr. H. Baerdt van Sminia, blz 61)
.


Sascker Jelmera [e-p]
Sascker Jelmera [e-p], geboren midden 06-1415 vermoedelijk te Ballum, overleden in 1448 vermoedelijk te Rauwerd.

Sascker Jelmera [e-p].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Jan Jellema.
- Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 74).
Geboorte.
-->| In 1383 wordt zijn vader geboren te Ternaard, en ik neem vooralsnog aan dat hij minstens zestien jaar oud is geweest als zijn zoon wordt geboren, en in 1448 overlijdt hij, en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud is geweest, dan is hij geboren tussen 1399 en 1432.
Huwelijk.
-->| Hij is geboren tussen 1399 en 1432 en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud is geweest, dan is hij gehuwd vanaf 1415, en hij overlijdt in 1448.
-->| In 1430 overlijdt de eerste man van zijn tweede vrouw Ydt. Hij is dan tussen 1430 en 1448 gehuwd met Ydt.
Overlijden.
-->| Zijn overlijdensdatum komt uit Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 74).
Gebeurtenissen.
-->| 24-06-1450: Yde Heringhe en Haye Saskerzoon verklaren dat Rumka Saskerzoon voor zichzelf en voor Keympa zijn broer afstand heeft gedaan van het derde gedeelte van de erfenis die hun vader Saesker Doeijnga en hun grootouders Ritska op Aemland, en Ael hebben nagelaten behalve van het "foerndeel" waarvan bij arbitrage de omvang zal worden bepaald, terwijl deze beslissing ("kamminga") zal worden uitgevoerd "als ic Haya forscr. to bwekwesta kom". Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-216.
(bron: Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum, 327 Familie Van Sminia, 2.6.6).
-->| 14-06-1458: Zijn zoons Romke, Keimpe en Haye maken een overeenkomst met Doedt Cammingha (Dokema). Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-219.
(bron: Simon Wierstra).
-->| 09-08-1466: Haye en Eelck worden halfbroer en halfzuster genoemd van Keimpe ; Haye en Eelck worden alleen genoemd in het testament van moeder Ydt ; de andere kinderen zullen dus uit een eerste huwelijk stammen. Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) III-6, zie ook Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1963-35 en Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1972-94.
(bron: Simon Wierstra).
-->| Volgens het Burmaniaboek gaf Ritscke Jelmera (1385-1451) de agrum Donianum aan zijn zoon Sasker bij diens huwelijk. Sasker ging zich sindsdien Donia noemen. Op het vasteland werd de familie Jelmera vaak Donia genoemd.
(bron: Stinsen in Friesland)
.

trouwt (1) midden 06-1431 vermoedelijk te Ballum, (ontbonden door overlijden midden 01-1439 vermoedelijk te Ballum)
met

Jeltoca [g-p] -->| Haar naam komt van Jan Jellema (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I29464.php), geboren -->| Jan Jellema geeft als geboortedatum 1405 (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I29464.php), overleden -->| Jan Jellema geeft als overlijdensdatum 1435 (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I29464.php).

Jeltoca [g-p].
-->| Haar man Sascker is geboren tussen 1399 en 1432 en als ik vooralsnog aanneem dat hij minstens zestien jaar oud is geweest, dan is zij gehuwd vanaf 1415, en haar man Sascker overlijdt in 1448.
-->| Jan Jellema geeft als huwelijksdatum 1427. (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I29464.php).
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 74 ; http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&zveld=74)
.

trouwt (2) midden 01-1439 te Ballum, (ontbonden door overlijden in 1448 vermoedelijk te Rauwerd)
met

Ydt Tjaerdts van Aylva [e-p], geboren in 1404 te Witmarsum, overleden op zondag 23-03-1473 te Rauwerd, trouwt (1) in 1423 te Rauwerd, (ontbonden door overlijden in 1430 te Rauwerd) met Eelcke Aesghes van Heringa [f-p], zoon van Aesghe Hettes Heringa van Hoxwier [v-p] en Sicca Beslinga [v-p], geboren in 1400 te Rauwerd, overleden in 1430 te Rauwerd.

Ydt Tjaerdts van Aylva [e-p].
-->| Haar geboortedatum, huwelijksdatum en overlijdensdatum komen van Jan Jellema (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I12243.php).
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 74 ; http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&zveld=74).
-->| Zij woonde tijdens haar eerste huwelijk op Heringastate onder Rauwerd en tijdens haar tweede huwelijk op Jelmerastate in Ballum Zie Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1995-144. (bron: http://www.simonwierstra.nl/Aylva).
-->| 24-06-1450: Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-216: haar zoons Haye en Romke maken een overeenkomst inzake de erfenis door Saeck Donia aan hun grootvader Ritske op Ameland nagelaten. Moeder Ydts en Haye verklaren dat zijn broers Romke en Keimpe afstand hebben gedaan van het derde deel van de erfenis, die vader Sascker en de grootouders Ritske en Ael op Ameland hebben nagelaten, behalve het foerndeel.(bron: http://www.simonwierstra.nl/AYLVA.htm ; http://www.simonwierstra.nl/CAMMINGHA).
-->| Zij testeerde als Yde Heringhe op 23-4-1473 (zie Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) nr.30 en Oudfriesche oorkonden ( 4 delen,Sipma e.a.) I-236). Zij woonde toen weer in Rauwerd. In haar testament worden van de kinderen alleen Haye en een dochter(=Eelck) met zoon Sascker genoemd. Zie ook Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1963-35. (bron: http://www.simonwierstra.nl/Aylva)
.

Uit dit huwelijk:

 naamgeborenplaatsoverledenplaatsoudrelatiekinderen
Haije Sasckers*1438 Leeuwarden †1486 Leeuwarden 48


Gijsbertus (Bert) Hoogendoorn [s-br;g-sd]
Gijsbertus (Bert) Hoogendoorn [s-br;g-sd], geboren op donderdag 28-02-1935 te Amsterdam, overleden op dinsdag 12-05-2009 te Delfzijl.

Gijsbertus (Bert) Hoogendoorn [s-br;g-sd].
Naam.
-->| Zijn naam komt van Douwe Pol.
Geboorte.
-->| Zijn geboortedatum komt van Douwe Pol.
Huwelijk.
-->| Zijn huwelijksdatum komt van Douwe Pol.
Overlijden.
-->| Zijn overlijdensdatum komt van Douwe Pol
.

trouwt op maandag 31-08-1987 te Delfzijl, (ontbonden door overlijden op dinsdag 12-05-2009 te Delfzijl)
met

afgeschermd , kind van Freerk Bulthuis [v-b] en Elisabeth Ritzema [v-r], relatie met afgeschermd , kind van Hendrik Spoelma [v-s] en Pieterke Diepstra [v-d].


Catharina van Gratinga [g-p;g-p;g-p]
Catharina van Gratinga [g-p;g-p;g-p], geboren midden 01-1489 vermoedelijk te Hitzum, overleden midden 06-1504 vermoedelijk te Stiens.

Catharina van Gratinga [g-p;g-p;g-p].
Naam.
-->| Haar naam komt van Jan Jellema.
-->| Zij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 4).
Geboorte.
-->| Op 23-03-1511 overlijdt haar man vermoedelijk te Stiens, en ik neem vooralsnog aan dat zij minstens zestien jaar oudis geweest, en haar vader overlijdt op 04-07-1556 te Hichtum, en als ik vooralsnog aanneem dat hij niet ouder dan negentig jaar oud is geworden, en hij bij de geboorte van Catharina tenminste zestien jaar oud is geweest, dan is zij geboren tussen 04-07-1482 en 23-03-1495.
Huwelijk.
-->| Tussen 04-07-1498 en 23-03-1511 is zij zestien jaar oud.
Overlijden.
-->| Na 04-07-1498 huwt zij vermoedelijk te Stiens en op 23-03-1511 testeert haar man Goffe te Stiens en zij wordt daarin niet genoemd. Zij is dan al overleden.
Gebeurtenissen.
-->| 1511: Goffe Douweskinderen hebben goederen onder Hijum (in 1540 in handen van Douwe Aebinga), Stiens (in 1540 van Douwe en Taecke Goffaz, gebroeders, Syrtgen Donia, Douwe Aebinga en Rieme Goffadr) en Hallum (in 1540 van Douwe Aebingha). Burmania las Goffe 's testament niet helemaal nauwkeurig. Daaruit blijkt namelijk dat Gaffe eerst trouwde met Doed, bij wie Gosse en Remeed ; en later met Kathrine (overleden voor 1511), bij wie Douwe en Teth. Voor de laatsten treedt bij de boedelscheiding Sicke Gratingha,.
(bron: Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147).
-->| 23-03-1511: Goffe testeerde te Stiens (Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 82 en Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-248), waarbij 6 kinderen worden genoemd. Ook de kwartierwapens op de zerk van kleinzoon Gaffe Aebinga (Vb) bevestigen de alliantie Aebinga-Gratinga trouwens. Verder noemt Goffe zijn buitenechtelijke kinderen Dowe en Take, bij Rynthien (Hansdr), die in 1511 nog leeft. Als "syn salige moeder" noemt Goffe tenslotte Remed, hetgeen afwijkt van Burmania's opgave. Testament d.d. 1511 van Goffe Douwes van Aebinga. Met akkoord over de uitvoering.
(bron: Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 327 Familie Van Sminia, 2. Inventaris, 2.1. Archieven geordend per familie, 2.1.14. Dummyrubriek 2.1.14, 2.1.14.4. Familie Van Aebinga (II, zie tabel O d), 2.1.14.4.01. Goffe van Aebinga, 1748).
-->| 1513: Verklaring van afstand door de prior van de Predikherenorde te Leeuwarden voor zijn klooster van het recht dit klooster toekomende uit het testament van Katherijn, de vrouw van Goffe Douwezn.
(bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 327 Familie Van Sminia, 2. Inventaris, 2.1. Archieven geordend per familie, 2.1.14. Dummyrubriek 2.1.14, 2.1.14.4. Familie Van Aebinga (II, zie tabel O d), 2.1.14.4.01. Goffe van Aebinga, 1749).
-->| Zij was vermoedelijk een zuster van Sicke Bockes van Gratinga (zie Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1994-147) en in dat geval een dochter van Bocke van Gratinga en Hilck van Eelsma. In het Stamboek van den Frieschen Adel wordt zij daar niet genoemd.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 66)
.

trouwt midden 06-1504 vermoedelijk te Stiens, (ontbonden door overlijden midden 06-1504 vermoedelijk te Stiens)
met

Goffe Douwes van Aebinga [e-p;g-p;g-p], zoon van Douwe Goffes van Aebinge [e-p;g-p] en Rieme [g-p;g-p], geboren in 1434 te Stiens, overleden op donderdag 23-03-1511 te Stiens, trouwt (1) in 1475 te Stiens, (ontbonden door overlijden in 1492) met Doedt Laes van Oedtsma [f-p;g-p;g-p], dochter van Laes Hommes van Oedtsma [v-p] en Doedt [v-p], geboren in 1455 te Boksum, overleden in 1492 -->| Volgens Stamboek van den Frieschen Adel en Simon Wierstra overlijdt zij in 1492.
bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 4, http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&menu=1&zveld=Stamboek%20Adelen&volg=3 ; http://www.simonwierstra.nl/AEBINGA2.htm ; http://www.simonwierstra.nl/Oedtsma)
, samenwonend (3) in 08-1501, (ontbonden door overlijden in 03-1511) met Rints Hanses [e-p;g-p;g-p], geboren in 1480, overleden na 1518.

Goffe Douwes van Aebinga [e-p;g-p;g-p].
-->| Zijn geboortedatum, huwelijksdatum en overlijdensdatum komen van Jan Jellema (bron: http://www.genealogieonline.nl/stamboom-jellema/I11633.php).
-->| Hij wordt genoemd in Stamboek van den Frieschen Adel.
(bron: Montanus de Haan Hettema en Arent Van Halmael jr, Stamboek van den Frieschen, vroegeren en lateren, adel, uit oude en echte bescheiden en aantekeningen en met bijvoeging van de wapens der onderscheiden geslachten opgemaakt, blz 4, http://digicollectie.tresoar.nl/object.php?object=198&menu=1&zveld=Stamboek%20Adelen&volg=3).
-->| 1488: Akte van koop van 9½ pondematen land onderscheidenlijk "op de Blockum" en bij Oenkerk door Taka Hummazn. verkocht door Goffe Douwezn. Met kwitantie (bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 327 Familie Van Sminia, 2. Inventaris, 2.1. Archieven geordend per familie, 2.1.14. Dummyrubriek 2.1.14, 2.1.14.4. Familie Van Aebinga (II, zie tabel O d), 2.1.14.4.01. Goffe van Aebinga, 1746 ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?miview=inv2&mivast=0&mizig=210&miadt=36&micode=327).
-->| 25-08-1495: Pax Groningana (Oosterhout e.a.)-127: Goffe sluit als hoofdeling te Stiens met zijn broer Taecke een verdrag met Groningen. Ghoffo Douwenz ende Tako Douwenz gebroders, hoefftlingen to Steens" sluiten in 1495 een verdrag met de stad Groningen. (bron: Simon Wierstra, http://www.simonwierstra.nl/AEBINGA2.htm ; http://www.simonwierstra.nl/Oedtsma.htm ; Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; http://depot.knaw.nl/5181/1/aebinga.pdf).
-->| In 1498 koopt hij land bij "Wllaerderamaer" en in "Oexnadeel". (bron: Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; http://depot.knaw.nl/5181/1/aebinga.pdf).
-->| Hij staat op 5-1-1505 Op de lijst van Friese edelen in het register van edelen van Leeuwarderadeel en Tytsjerksteradiel (T342-05,62).(bron: Simon Wierstra, http://www.simonwierstra.nl/AEBINGA2.htm ; http://www.simonwierstra.nl/Oedtsma.htm ; Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; http://depot.knaw.nl/5181/1/aebinga.pdf).
-->| 1508: In 1508 wisselt hij landerijen onder Stiens: Akte van ruil van landen te Stiens waarbij Goffe Douwezn. van Aebinga 3 pondematen zaailand in Wydrumma hemrik afstaat aan Abbe Douwezn. tegen een even groot stuk in dezelfde hemrik (bron: Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; http://depot.knaw.nl/5181/1/aebinga.pdf ; Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 327 Familie Van Sminia, 2. Inventaris, 2.1. Archieven geordend per familie, 2.1.14. Dummyrubriek 2.1.14, 2.1.14.4. Familie Van Aebinga (II, zie tabel O d), 2.1.14.4.01. Goffe van Aebinga, 1747 ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?miview=inv2&mivast=0&mizig=210&miadt=36&micode=327).
-->| Register van den Aanbreng 1511: bezit te Stiens en Hijum voor Goffa Dowa zoen maar ook voor Goffa erwen en kinderen. Zie voor hem ook Genealogysk jierboek (Fryske Akademy) 1994-147.(bron: Simon Wierstra, http://www.simonwierstra.nl/AEBINGA2.htm ; http://www.simonwierstra.nl/Oedtsma).
-->| 1511: Goffe Douwes kinderen hebben goederen onder Hijum (in 1540 in handen van Douwe Aebinga), Stiens (in 1540 van Douwe en Taecke Goffaz, gebroeders, Syrtgen Donia, Douwe Aebinga en Rieme Goffadr) en Hallum (in 1540 van Douwe Aebingha). Burmania las Goffe 's testament niet helemaal nauwkeurig. Daaruit blijkt namelijk dat Gaffe eerst trouwde met Doed, bij wie Gosse en Remeed ; en later met Kathrine (overleden voor 1511), bij wie Douwe en Teth. Voor de laatsten treedt bij de boedelscheiding Sicke Gratingha, (bron: Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; http://depot.knaw.nl/5181/1/aebinga.pdf).
-->| 23-03-1511: Goffe testeerde te Stiens (Friese testamenten tot 1550 (Verhoeven e.a.) 82 en Oudfriesche oorkonden (4 delen, Sipma e.a.) II-248), waarbij 6 kinderen worden genoemd. Ook de kwartierwapens op de zerk van kleinzoon Gaffe Aebinga (Vb) bevestigen de alliantie Aebinga-Gratinga trouwens. Verder noemt Goffe zijn buitenechtelijke kinderen Dowe en Take, bij Rynthien (Hansdr), die in 1511 nog leeft. Als "syn salige moeder" noemt Goffe tenslotte Remed, hetgeen afwijkt van Burmania's opgave. Testament d.d. 1511 van Goffe Douwes van Aebinga. Met akkoord over de uitvoering (bron: Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; http://depot.knaw.nl/5181/1/aebinga.pdf). (bron: Simon Wierstra, http://www.simonwierstra.nl/AEBINGA2.htm ; http://www.simonwierstra.nl/Oedtsma.htm ; Genealogie van de Friese Adel volgens Upcke van Burmania, blz 147 ; http://depot.knaw.nl/5181/1/aebinga.pdf ; Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 327 Familie Van Sminia, 2. Inventaris, 2.1. Archieven geordend per familie, 2.1.14. Dummyrubriek 2.1.14, 2.1.14.4. Familie Van Aebinga (II, zie tabel O d), 2.1.14.4.01. Goffe van Aebinga, 1748 ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?miview=inv2&mivast=0&mizig=210&miadt=36&micode=327).
-->| 1513: Verklaring van afstand door de prior van de Predikherenorde te Leeuwarden voor zijn klooster van het recht dit klooster toekomende uit het testament van Katherijn, de vrouw van Goffe Douwezn (bron: Tresoar Frysk Histoarysk Sintrum, 327 Familie Van Sminia, 2. Inventaris, 2.1. Archieven geordend per familie, 2.1.14. Dummyrubriek 2.1.14, 2.1.14.4. Familie Van Aebinga (II, zie tabel O d), 2.1.14.4.01. Goffe van Aebinga, 1749 ; http://www.archieven.nl/nl/zoeken?miview=inv2&mivast=0&mizig=210&miadt=36&micode=327).
-->| 22-06-1565: Ten overstaan van de Raadsheer-Commissaris Pieter van Dekema ridder, leggen ten verzoeke van Doecke van Martena en Asmus Melchiorsz. Wijnheer als oldermans van 't Suete Name Jesus Gilde te Leeuwerden imp. contra Doecke Douwez. als curator litis over Pieter Lamberts wezen ged. getuigenis af: 22 juni: 1. Pier Feddricxz. op Boelemagoed te Stiens, ongeveer 80 jr.: Zijn wijlen landheer Ritske Boelema was gehuwd met Tiets Abingha die 0,5 van Mutswerdesate te Peyns ten huwelijk bracht, Ritske ontving dus van zijn meier Lambert aldaar huur en geen rente en waarschuwde die eens te zijnen huize aan de Eewal te Leeuwerden de kerkvoogden van Peyns niet meer dan 1,5 g. g. 's jaars te geven. Ritske had bij Tiets 2 kinderen, Joannes (+ Loeven als student) en Wyts (+ Groeninghen) en is zonder echte kinderen na te laten overleden. 2. Pybe Decker alias Tyarckz. te Steens, ongeveer 70 jr.: Hij diende jaren Ritske Boelema als knecht: deze kreeg van Tiets Feckedr. Aebingha de landen van Mutswerdera-sate in questie ten huwelijk ; de zoon Joannes werd in zijn diensttijd geboren en tijdens dezelfde viel ook het overlijden van Tiets ongeveer Odulphi (15)13 ; de meiers: Pier en later zijn zoon Lambert brachten 6 a 7 g. g. huur bij Ritske en evenveel bij olde Goffe Douwez. Aebinga, een broeders zoon van Tiets ; toen Ritske hertrouwd met Geel te Groeningen woonde heeft hij (die toen ook hun meier was) die huur wel hun gebracht ; R. 's kinderen Joannes en Anna zijn jong resp. Loeven en op Amlandt overleden. 10. Mr. Doecke Eningha, advocaat, +/- 44 jr.: Hij heeft de wed. Ritske Boelema, Sierdt Hendricxdr. als raadsman ter zijde gestaan voor den Hove en voor scheidslieden contra de administrateurs van het Soete Name Jesus Gilde te Leeuwerden en weet uit dien hoofde, dat zij Ritskes brieven in bewaring had tot haar scheiding met het Gilde. 16 febr. "65" 76.4 4. Thys Symonsz, oom van de ged. ; uit zijn getuigenis blijkt, dat Ritske eerst (+/- 1511) slechts 3 g. gld. huur ontving, na aftrek van de renten uit 0,5 Mutsuerdera, wat later is verhoogd tot 6-6 g. g. welk bedrag hij volgens getuige zeker twee jaar inde, waarna de zoon van Lambert huurder werd ; een en ander gunstig voor imp. 's standpunt. vonnis 20 dec. 1571. Gelijktijdig afschrift. Inv. no. 198. (bron: Historisch Centrum Leeuwarden, 119-B Ritske Boelema Gasthuis (R.B.G, 2.6.74. regesten) te Leeuwarden, http://www.archieven.nl/nl/zoeken?mivast=0&mizig=210&miadt=76&micode=119-B&miview=inv2#inv3t1)
.